Ynhâld fan ’e fietsen 2017-side

  1. Voornemens  Te fietsen | week 0101/2017
  2. Oud staal 5  Te fietsen | week 0101/2017
  3. Statussymbool  Te fietsen | week 0201/2017
  4. Doel  Te fietsen | week 0201/2017
  5. De kunst van het winnen  Herman Chevrolet01/2017
  6. Vaste voet  Te fietsen | week 0301/2017
  7. Gewenning  Te fietsen | week 0402/2017
  8. De filosofie van de heuvel  Pfeijffer & Bogatishcheva02/2017
  9. Snotraket  Te fietsen | week 0502/2017
  10. Februari  Te fietsen | week 0602/2017
  11. Stootlek  Te fietsen | week 0703/2017
  12. Maart  Te fietsen | week 0803/2017
  13. Samen  Te fietsen | week 0903/2017
  14. IPWR  Te fietsen | week 1003/2017
  15. Zomertijd  Te fietsen | week 1103/2017
  16. Clicken, of niet?  Te fietsen | week 1203/2017
  17. IPWR 2  Te fietsen | week 1303/2017
  18. Records  Te fietsen | week 1404/2017
  19. April  Te fietsen | week 1504/2017
  20. Routine  Te fietsen | week 1604/2017
  21. Sleutellust  Te fietsen | week 1704/2017
  22. Mei  Te fietsen | week 1805/2017
  23. Sleutellust ii  Te fietsen | week 1905/2017
  24. Wielergeluk  Peter Winnen05/2017
  25. Abracadabra  Te fietsen | week 2005/2017
  26. Blote benen  Te fietsen | week 2105/2017
  27. God of Duivel  Peter Winnen05/2017
  28. Avondrood  Te fietsen | week 2205/2017
  29. Bandenknecht  Te fietsen | week 2306/2017
  30. Juni  Te fietsen | week 2406/2017
  31. Mijn rondje  Cramer & Hodselmans06/2017
  32. Amerikanen fietsen niet…  Gijs van Middelkoop06/2017
  33. Mijn rondje ii  Te fietsen | week 2506/2017
  34. Een lange weg naar Tipperary  Ben Borgart06/2017
  35. Mijn rondje iii  Te fietsen | week 2606/2017
  36. Juli  Te fietsen | week 2707/2017
  37. Mogelijkheden  Te fietsen | week 2807/2017
  38. Onmogelijkheden  Te fietsen | week 2907/2017
  39. Tour de wrangs xvi  Te fietsen | week 3007/2017
  40. Lichtlopend  Te fietsen | week 3108/2017
  41. #TCRNo5  Te fietsen | week 3208/2017
  42. Augustus  Te fietsen | week 3308/2017
  43. Pedaal  Te fietsen | week 3408/2017
  44. Roads less travelled  Te fietsen | week 3508/2017
  45. September  Te fietsen | week 3609/2017
  46. Patina  Te fietsen | week 3709/2017
  47. Citaat van de dag | 091409/2017
  48. In the Dutch Mountains  Te fietsen | week 3809/2017
  49. Spanninga  Te fietsen | week 3909/2017
  50. Oktober  Te fietsen | week 4010/2017
  51. Nazomer  Te fietsen | week 4110/2017
  52. Beren op de weg  Gijs van Middelkoop10/2017
  53. Ketelbrug, windkracht 6  Te fietsen | week 4210/2017
  54. Ketelbrug, windkracht 7  Te fietsen | week 4311/2017
  55. November  Te fietsen | week 4411/2017
  56. Spanninga | 2  Te fietsen | week 4511/2017
  57. Law of the Day | 111711/2017
  58. Stadse fratsen  Te fietsen | week 4611/2017
  59. Tussenbalans  Te fietsen | week 4711/2017
  60. Nachtrijder  Te fietsen | week 4812/2017
  61. Jaar zonder zomer i  Te fietsen | week 4912/2017
  62. December  Te fietsen | week 5012/2017
  63. Zand  Te fietsen | week 5112/2017
  64. Ein kleines Kompliment  Te fietsen | week 5212/2017

© eamelje.net 2001-2019. Alle rechten voorbehouden. All rights reserved

 

Voornemens
Te fietsen | week 01

Vorig jaar nog fietste ik een heel eind op 1 januari, om het jaar eens goed te beginnen. Alleen betrok de lucht daarop, het KNMI kondigde een Code Rood af, en prompt was er vijf dagen lang op geen enkele weg meer te rijden door een hardnekkige laag ijzel.

Van goede wil zijn, is kortom éen ding. Voornemens zijn leuk en aardig, moesten de omstandigheden vervolgens wel een beetje meewerken ook.

Terugkijkend op het fietsjaar 2016 is er slechts éen ding dat ik liever anders zou doen. Al mijn lange dagen weg op de fiets waren nu in augustus en september. En vooral in die laatste maand valt de duisternis op een gegeven moment aardig vroeg in. Dat dwong me dus altijd om dan op een fiets met verlichting te rijden.

Is fietsen bij daglicht leuker bovendien.

Tegelijk geldt ook dat er amper zon was, en behoorlijk wat wind en regen, in de maanden mei, juni, en juli, waardoor er redenen genoeg waren om er in die periode geen hele dagen op uit te gaan.

Ofwel, ik kan vooraf van alles bedenken; aan fantasie mankeert het me niet. Alleen moest het weer vervolgens meewerken ook. Want bij het fietsen gaat het mij erom buiten te spelen; niet om dat buiten zijn te moeten doorstaan om éen of ander hoger doel. Want dat hogere doel is er niet.

Gelegenheid genoeg om wat te fietsen bijvoorbeeld, tussen Kerst en Nieuwjaar. Alleen werden al die vrije dagen verpest door de weersomstandigheden. Want door de klamvochtige mist rijden, zal mijn hobby nooit worden. Vroor het soms ook nog daarbij. En beroerder weer bestaat er haast niet, voor mij als fietser. Dus gebeurde er weinig.


Oud staal 5
Te fietsen | week 01

Oude fietsjes doen het met oude technologie. Wat doorgaans niet uitmaakt. Behalve als er iets vervangen moet worden door slijtage, en zo’n onderdeel al dertig jaar niet meer gemaakt wordt.

Kan het ook zijn dat de techniek van het moment aanzienlijk beter is als wat er vroeger leverbaar was. Zoals geldt voor fietsverlichting.

Ook is de kwaliteit van velgen nogal vooruit gegaan, door betere productiemethoden. Zelfs een beetje aluminium velg heeft tegenwoordig een extra kamer boven het gedeelte waar de band in rust. Daarmee wordt het geheel stijver, wat onder meer het vlechten van een wiel minder tijdrovend maakt. Bovendien treedt er door die stijfheid minder makkelijk vermoeidheid op in de spaken, waardoor die niet zo gauw meer knappen.

Doet het er daardoor al niet eens toe dat ook de kwaliteit van de spaken hoger is geworden.

Alleen brengt niet alle vooruitgang ook een verbetering.

Vroeger hadden snelle fietsjes vijf versnellingen achter, of zes, en vanaf het eind van de jaren tachtig zelfs zeven. Maar waar een achterwiel met een vijf- of zesversnellingscassete doorgaans nog met 32 of 36 spaken van dezelfde lengte gevlochten kon worden, veranderde dit toen er meer tandwieltjes werden ingezet achter.

Elf tandwieltjes achter is ondertussen het nieuwe normaal. En om daartoe de ruimte te krijgen zijn drie oplossingen ingezet. Zo zijn de nieuwerwetse tandwielen smaller gemaakt, net als de ruimte tussen de tandwielen in. Dat kon alleen omdat daarbij ook de fietsketting dunner werd gemaakt — en dus naar mijn idee veel sneller slijt.

Verder zijn hedendaagse wielen ‘paraplu’ gespaakt — aan de kant van de tandwielencassette zijn de spaken een stuk korter dan aan de andere kant — en bovendien werd de hele naaf iets wijder gemaakt. De wielen van racefietsen hebben tegenwoordig een naafbreedte van 130 mm; bij stadsfietsen en mountainbikes is dat doorgaans135 mm.

Voorheen was die breedte 126 mm, en nog vroeger 120.

Bij oude stalen fietsjes kan zich daarom het dilemma voordoen of je op den duur voor nieuwe wielen kiest, en hoe die er dan uit moeten zien. Cassettes voor vijf of zes versnellingen zijn niet zo maar te koop. Vlecht je dus nog een nieuwe velg aan een oude naaf vast? Of kies je ook een nieuwe naaf, met als gevolg dat je achtervork daar eigenlijk te smal voor is?

Ik heb er nu een aantal malen voor gekozen om naven te monteren die wijder zijn dan de opening van de achtervork breed was. Staal is veerkrachtig. Dus zo’n wiel dan tussen de achterpatten drukken, lukt wel. Maar ik koos er toch voor om de achtervork permanent naar de nieuwe breedte te spreiden. Koud vervormen heet de methode waarmee staal zo te buigen is.

Online staan er tal van methoden uitgelegd hoe dat spreiden van zo’n stalen achtervork het beste kan. Fietsgoeroe Sheldon Brown doet bijvoorbeeld iets ingewikkelds met een houten balk, die dan als hefboom moet fungeren. Mij is evenwel gebleken dat het allemaal veel makkelijker lukt; met een simpele vorkspreider; bij alle fietsenwinkels te koop. Haal het wiel uit de achtervork, zet die spreider tussen de achterpatten, en draai die een eindje open, en dan weer dicht; zodat de vork weer terugveert. Door de achtervork eenmalig zeker 25 millimeter verder te spreiden dan de gewenste breedte ben je doorgaans al een heel eind op streek.

Geef ik meteen toe dat zo’n vleugelmoer niet heel prettig draait als het frame tegenwerkt.

Zeker als een vork van 124 mm naar 135 mm gespreid is, zullen de achterpatten opnieuw evenwijdig aan elkaar gezet moeten worden. Daar is gereedschap voor.


Statussymbool
Te fietsen | week 02

‘Met hun fietsen tonen hogeropgeleiden hoe goed ze het hebben’, kopte Het Parool van de week. En dat is een claim waar ik nu al even over nadenk, met mijn afgeronde universitaire studie. Helemaal omdat bijna al mijn fietsen uit 1980 of 1981 stammen, en ooit als oud roest op Marktplaats te koop werden aangeboden.

Mijn hele stal aan fietsen samen heeft lang niet zo veel geld gekost als éen doorsnee e-bike, waar ik er dagelijks rijen van zie bij de buurtsuper.

Woon ik toch echt niet tussen de hoger opgeleiden.

Het Parool verwees naar onderzoek dat weinig meer deed dan bevestigen wat iedereen al even aangepraat wordt. Lager opgeleiden gaan hier gemiddeld eerder dood, zo luidt de stelling daarbij, want hoger opgeleiden leven iets bewuster. Gemiddeld. Want die hebben bijvoorbeeld door al die lange jaren op school onder meer geleerd dat behoeften niet altijd onmiddellijk zijn te bevredigen. Die denken aan de langere termijn.

Ondertussen leven er weinig beroepsgroepen zo ongezond als bijvoorbeeld artsen. Met hun lange hoge opleiding. Wat dan voortkomt uit de stress van hun werk, en het gegeven dat ze helemaal aan het begin van hun carrière doorgaans al de positie bereiken die ze hun hele leven zullen houden.

Gemiddelden zeggen mij daarom niet alles.

Nu zullen er weinig slecht betaalde lageropgeleiden zijn die dromen van een Idworx oPinion, of een vergelijkbare fiets van 6.000 euro. Terwijl ik toch wel enkele fietskampeerders ken, met een goede scholing, en dito baan, die zulk geld voor een fiets over hebben.

Punt is dat alleen een andere fietskampeerder de keuze in spullen van een mede-kampeerder beoordelen zal.

Net als dat enkel de mannen van het zondagochtend-peloton goed kunnen inschatten wat iemand anders aan een racefiets heeft uitgegeven.

Symbolen krijgen slechts een statuswaarde tussen gelijken — dat zal mijn grootste bezwaar tegen de teneur van dat krantenstuk wel zijn. Als werkelijk iedereen auto rijdt, dan heeft de cataloguswaarde van zo’n auto dus een onderscheidend vermogen. De jongens waarmee ik mijn onderwijsuren deelde, wilden later ook altijd geen gewone auto rijden, nee, dat moest per se een ‘dikke auto’ worden.

Maar als éen bevolkingsgroep fietst, en een andere in het geheel niet, terwijl niemand dit om het geld hoeft te laten, hoe zo gaat dan het verhaal van die status nog op?

De fiets bracht velen vrijheid — zoals elk kind in mijn jeugd — en heeft historisch gezien zelfs een voorname rol gespeeld in de emancipatie van de vrouw. Mooi om te zien dat het fietsen nog altijd tegen bestaande structuren en vooroordelen in kan gaan. Toch?


Doel
Te fietsen | week 02

Het verbaast me altijd dat er mensen zijn die in augustus al weten wanneer ze het jaar daarop met vakantie gaan. Want dan al zijn ze druk met het opdoen van kennis, over de gebieden die bezocht gaan worden. Of over welke vliegmaatschappij een beetje fatsoenlijke prijzen rekent voor het meenemen van een fiets daar naartoe.

In 2017 wordt Londen-Edinburgh-Londen [LEL] weer verreden — wat van de deelnemers vereist dat ze zo’n 1400 kilometer afleggen in een kleine vijf dagen.

Ook de Transcontinental Race is er dit jaar weer. Waarvoor doorgaans rond de 4000 kilometer gefietst moet worden — de route verschilt per deelnemer, en de eindbestemming verandert inmiddels per jaar.

Nu al is zeker dat ik geen van deze tochten zal rijden, noch dat ik later dit jaar voor weken naar een ver warm buitenland trek om daar te fietsen. En dit spijt me verder niet. Ik lig daar niet wakker van. Behalve dan dat zulke evenementen mij er mee confronteren dat ik werkelijk nooit iets plan voor mijn fietsen.

Hoogstens wordt er bij het boodschappendoen een dag van tevoren rekening mee gehouden dat ik een hele dag weg wil.

Maar daarmee bestaat er dus ook geen hoger doel — wat nog daaraan toe is — en neem ik al evenmin die extra stap moeite om me goed voor te bereiden. Terwijl mijn fanatieke hardlooptijd vroeger toch als kennis heeft opgeleverd dat je net wat meer kunt, en doet, als een training onderdeel is van een cyclus aan trainingen, met een eindbestemming.

Helemaal in januari, als het fietsen niet per se een plezier is, zou het geen kwaad kunnen eens een trainingsschema op te stellen, voor een prestatie een heel eind verderop in het jaar. Want het afronden van een trainingsritje komt met zijn eigen voldoening.

Alleen heb ik dat hogere doel dus niet. En bovendien groeide er in de fanatieke sporttijd een hekel aan alle werk daar omheen; zoals de tweehonderd sit-ups op een dag.

Dus telkens als de gedachte opwelt: ik zou eens echt moeten gaan trainen — dan is er ook het akelige besef: ja, fijn weer buikspieroefeningen doen.


De kunst van het winnen
Herman Chevrolet

[…] Zeker is dat de introductie van mobiele communicatie nogal wat versjteerd heeft voor mij bij het kijken naar de koers op TV; omdat ploegleiders daarmee vanuit hun auto’s de wedstrijd kunnen controleren; door hun renners aan te sturen alsof het robotjes zijn.

Rondes als de Tour de France volg ik daarom amper meer; omdat daarin te vaak éen ploeg alles domineert, en iedereen koerst om allereerst niet te verliezen, waardoor er geen etappe nog spannend verloopt.

Professioneel wielrennen is mede om al dit een sport van verhalen — de uitslag hoeft niets over de race te zeggen — zodat er ook na een wedstrijd gauw eens na te praten valt over wat er nu echt allemaal gebeurd is. En die verhalen zijn dan ook nog eens op verschillende manieren te vertellen.

Herman Chevrolet zette daartoe voor De kunst van het winnen een gimmick in. Hij ziet in koersen de ploegleiders nogal elementaire fouten maken, in hun blinde wil om te winnen. Bovendien is wielrennen vanouds een professionele sport. Chevrolet legt daarom aan de wielerploegen voor om eerlijkheid voortaan te vergeten. […]

boeklog 13 i 2017


Vaste voet
Te fietsen | week 03

Zou 2017 dan toch het jaar worden van de bewuste bandenkeuze? Ik schreef daar al iets over in mijn terugblik op het vorige jaar.

Maar het zijn beroerde fietsomstandigheden dezer dagen, met telkens die sneeuw- en ijsresten op de weg. Rotzooi waarover het zo makkelijk glibberen is. Ook al omdat er zo’n groot verschil in rijkwaliteit kan bestaan tussen de wegdelen in de zon, en die in de schaduw.

Ik ben nu erg blij vorige zomer 55 mm brede Big Apples te hebben gemonteerd onder mijn aluminium boodschappenfiets. Zelfs al was dat toen allereerst om onbezorgd door het bos te kunnen crossen. Om die fiets toch ook nog eens te gebruiken.

En wat goed rijdt door mul zand doet het heel niet verkeerd op sneeuwresten — ik voel me er in elk geval aanmerkelijk zekerder op dan op de 28 mm of 30 mm banden van mijn normaal meest gebruikte fietsen.

Schreef Velouria vervolgens ook nog een lofzang op tubes; die zoveel lekkerder zouden rijden dan de gebruikelijke combi van binnen- en buitenband.

Eén van de fietsjes die ik ooit derdehands kocht, kwam met tube-wielen. En die was mede daarom ook zo goedkoop. Want het rijden op tubes, die aan de velg vastgeplakt moeten worden, is meer iets voor de wel heel fanatieke fietser, of de professional; voor wie het team alles doet.

Ik hoef daarom enkel nog die oude tubes van de oeroude wielen te pulken. Die wielen dan opnieuw stellen natuurlijk. Om voor een paar tientjes drie tubes te kopen, twee voor het echt en éen als reserve, en lijm, en voorgelijmde tape. Zodat ik met slechts een kleine investering meer kom te weten.

Waarom dat dan niet al eerder gedaan? Omdat ik eigenlijk betrekkelijk weinig klachten over de bandjes die ik tot nu toe monteerde. Dit maakt het moeilijk om me te bedenken hóe het dan beter zou kunnen.

Ken ik bovendien het placebo-effect al te goed — dat iets wel beter moet zijn omdat er tijd, aandacht, en geld in is gestoken.


Gewenning
Te fietsen | week 04

Aan het eind van elk jaar, in november meestal, is het ineens weer koud. Daarvoor hoeft de thermometer dan nog amper onder de tien graden Celsius te zijn gezakt.

En dan weet ik inmiddels dat die kou altijd wel weer went. Gevoelsmatig. Dat ik een paar maanden later een temperatuur van 6° C overdag ineens bijna behaaglijk kan gaan vinden, als het de weken daarvoor tenminste telkens rond het vriespunt was.

En in januari 2017 was het gemiddeld 1½° C.

Alleen kost gewenning steevast tijd. Kou is voor mij dus eerder een psychische last dan een lichamelijke ervaring.

Komt daar dan in de winter bij dat er weinig uren zijn om te fietsen zonder lamp op, omdat de dagen zo vreselijk kort zijn. En als het dan ook nog kwakkelt, zoals het in Nederland doorgaans doet, en er smeltende sneeuw, of andere troep, op de wegen ligt. Dan kan het nog tegenvallen om met blij gemoed de kou buiten in te willen.

Vrijwillig. Als het per se niet hoeft.

Voorzichtig glibberen is geen fietsen.

Strikt lichamelijk heb ik het nooit koud meer. Mijn schoenen houden mijn voeten goed warm, ook na 75 km. Het lichtste type handschoenen volstaat normaal wel. En sinds ik mijn kleding koop op hun vermogen om de wind niet door te laten, blijft ook mijn kern goed op temperatuur.

Heb ik inmiddels wel door dat je beter iets warms in een thermos mee kunt nemen als drinken onderweg, dan water dat toch maar bevriest. Dat is wel zo behaaglijk.


De filosofie van de heuvel
Pfeijffer & Bogatishcheva

[…] éen van de beter gelukte boeken […] over een fietsreis.

Het genre is in praktijk dan ook vrijwel onmogelijk. Alleen al omdat de auteurs het doorgaans nalaten om over het belangrijkste onderdeel schrijven. De beweging. Het fietsen. Dat simpele onderweg zijn. Boeken over fietsreizen gaan normaliter vrijwel alleen over de momenten dat er niet wordt gefietst; en dit deugt er voor mij dan principieel al niet aan.

Maar Ilja Leonard Pfeijffer wist in zijn boek meermaals wel iets in woorden te vangen over die beweging. Wat dan mede kwam omdat hij zijn ongetrainde, in alcohol gemarineerde dichterslijf, aangekweekt om imposant over te komen, op een oude stalen racefiets over tal van heuvels en berghellingen te slepen had. Die veertig dagen onderweg van Leiden naar Rome.

Potsierlijk aan nogal wat hoger opgeleide mannen is alleen wel dat ze er zo verbaasd over lijken dat hun lichaam ook nog wat kan, dat deze prestatie vervolgens tot in het ridicule opgeblazen wordt.[…]

boeklog 9 ii 2017


Snotraket
Te fietsen | week 05

Nimmer zit ik op een fiets te juichen hoe prachtig het toch is om een lichaam te hebben dat vrijwel probleemloos werkt. Dat zelfs nauwelijks protesteert als het onmogelijke opdrachten te verrichten heeft; zoals om tien uur lang vrijwel dezelfde houding aan te moeten nemen, omdat ik toevallig het idiote idee had 250 kilometer te willen doen.

Het is zo gemakkelijk om gezondheid, en een goed functionerend lijf, als volkomen vanzelfsprekend te ervaren. En om nooit eens stil te staan bij dit rijk bezit.

Toegegeven, sommige van mijn lichamelijke vermogens zijn iets te perfect. Zodra het kouder wordt, verhogen de slijmvliezen in het hoofd hun productie nogal. Dan zit ik onder het fietsen al gauw met een onnodig grote lading snot in mijn kop. En aan die overbodigheid moet dan met regelmaat wat gebeuren.

Dus heb ik me al heel lang geleden aangeleerd éen neusvleugel met een vinger dicht te drukken, en de andere half over mijn schouder leeg te maken, zonder daarvoor mijn loop- of fietsbeweging te onderbreken.

Neussnuiten lijkt me niet de juiste benaming voor deze handeling — voor dat snuiten heb je iets nodig dat de boel opvangt of afdekt, zoals een zakdoek.

Amerikanen zouden zeggen dat ik snotraketten lanceer. Alleen klopt die metafoor van de raket ook niet helemaal; of het zou moeten zijn dat menig raket na de lancering in stukken uiteenvalt; opvallende sporen achterlatend in de lucht.

In elk geval is tekenend dat ik enerzijds de goede woorden niet weet te vinden om deze lichamelijke handeling te beschrijven — wat er op wijst dat de zinnen niet klaar liggen; en daarmee dat er taboes kleven aan het hebben van snot; terwijl al dat neusslijm vanouds nochtans een tamelijk nuttige functie heeft om te kunnen overleven.

Maar bestond er al een taboe op spugen in het openbaar of snot lanceren in de tijden van voor het TBC-gevaar?

Anderzijds betrap ik mijzelf er nogal eens op dat wat ik me aanwendde tijdens het sporten in de buitenlucht gauw eens het normaal is. Mits niemand me daarbij zien kan. In het zicht, of binnenshuis, is het geen enkel probleem om even een zakdoek te gebruiken. Al blijft dat hulpmiddel onhandig. En vies.


Februari
Te fietsen | week 06

Hoewel het lang duurde voor ik eindelijk meer dan duizend kilometer had gefietst in 2017 — waar dat ’s zomers weleens binnen veertien dagen lukt — was er toch wel enige tevredenheid over mijn fietswinter tot zo ver. De omstandigheden hadden me er niet onder gekregen. Zo meende ik.

Hoe anders was dat niet geweest in die winter vijf jaar geleden, toen het van november tot en met april met grote regelmaat vroor ’s nachts?

Punt was alleen dat ik in deze vergelijking vergat dat de wind toen vrijwel steeds uit het oosten heeft gewaaid. En dat het daarom telkens lijden was geweest indertijd. Want oostenwind is toch echt iets anders, in de winter, dan westenwind of zuidenwind. Zo’n ooster komt dan gauw met een kilte die dwars door alles heen snijdt, en het zo vijf à zes graden kouder voelen laten kan als het werkelijk is.

Deze winter kwam de oostenwind pas langs in februari. Dat was laat. Winter werd het daarmee gevoelsmatig pas echt aan het einde van de winter. Vlak voor het moment dat het licht er ineens ook weer was, en de dag niet enkel een korte onderbreking van de eindeloze nacht scheen; amper de moeite waard om de lamp voor uit te doen.

Voorjaar wordt het overigens pas echt als ik mijn handschoenen thuis durf te laten zonder daar over te hoeven nadenken.


Stootlek
Te fietsen | week 07

Lekke banden overkomen de fietser. En doorgaans is dat enkel pech. Want tot dan kan het best tienduizend kilometer goed zijn gegaan. Op een dag ligt er dan alleen altijd wel ergens een stukje glas op de weg dat zich de band in vreet, een scherpe splinter metaal, een stuk vuursteen, een doorn.

Druk maak ik me dan ook nooit over een lek onderweg. Zelfs al is er naderhand, als ik de nutteloos geworden binnenband verwisseld heb, vaak wel iets veranderd aan de rit waar ik mee bezig ben. Die heeft dan ineens een veel groter survival-gehalte gekregen.

Want doorgaans heb ik slechts éen reservebandje mee.

Een volgend lek zal me daardoor doen stranden.

Enkel als ik zeker weet een eind te gaan fietsen, gaan er twee binnenbandjes mee, en bandenplak. Plus nog een hele rits ander gereedschap meer, waar ook nog eens aandacht aan gegeven moet worden hier.

Eén soort lekken bestaat er evenwel waarover ik me wel altijd wel wat schuldig voel. De stootlekken. Die ontstaan als een voorwiel, doorgaans, met te veel kracht op een scherpe rand botst. Omdat die lekken te voorkomen waren geweest als ik beter had uitgekeken; zo lijkt het soms tenminste.

Amerikanen noemen zo’n lek een snakebite — omdat de binnenband er in éen klap twee gaatjes van krijgt; daardoor lijkt het of er in gebeten is.

Een snakebite ben ik wel eens opgelopen doordat er een baksteen onverwachts op het fietspad lag. Vaker komt het voor dat ik met een te grote vaart een gat in de weg in rijdt. En aan zulk slecht wegenonderhoud, of aan freak accidents, doe je als fietser weinig. Daar een schuldgevoel aan overhouden, is onzinnig.

Laatst, evenwel, liep ik een stootlek op in het stikkedonker nadat ik over een stuk fietspad had gereden waarvan de toplaag aan asfalt grotendeels was weggefreesd. Daardoor lag dit deel dus lager dan het normale fietspad. En was er een harde rand ontstaan tussen het tijdelijke wegdek en het oude pad. Hoe hoog die richel was, bleek ik verkeerd te hebben ingeschat. Hoeveel lux mijn koplamp ook heeft.

Die lekke band van dat moment zie ik wel als een domme fout van mij.


Maart
Te fietsen | week 08

Het voorjaar van 2017 brak voor mij aan bij het vallen van de avond op zaterdag 4 maart. Hoewel ik toen al wat krokussen had zien staan, een paar dagen eerder.

Sneeuwklokjes vallen me nooit op, vreemd genoeg.

Maar die 4de maart was het voor de eerste keer warm genoeg geweest, in de middag, om het landschap opnieuw van geur te voorzien. En ik rook die geuren, tijdens mijn korte avondrondje op de fiets; dat veel langer werd dan oorspronkelijk gedacht, omdat het weer ineens zo mild leek, relatief, dat het trappen vanzelf ging.

’s Winters mist er dus domweg een dimensie aan het buiten zijn. En niet eens alleen omdat mijn hoofd dan zo makkelijk vol snot komt te zitten.

Geuren maken de ruimte buiten zo veel groter, en aanweziger.

’s Winters dringt hoogstens de meest penetrante geur nog door tot het bewustzijn. Autobussen die zwarte dieselrook uitstoten. Kwade walmen van het stinkfabriek bij Burgum, waar de kadavers van dieren worden ontleed.

Al herinner ik me toch ook een tochtje tussen kerst en nieuwjaar een paar jaar terug, toen me al vanaf Terherne een prettige koffiegeur tegemoet waaide van de Douwe Egberts in Joure. Dat maakte me toen dorstig.

Nu is voor mij de constatering niet nieuw dat fietsen in de winter dwingt tot een innerlijke migratie. Als er amper 7½ uur daglicht is, moeten vele kilometers in het donker worden afgelegd. Waarbij er niets te zien valt. Dus luister ik dan doorgaans naar podcasts.

Dwingt het weer vaak toch al tot het buitensluiten van de elementen, tot winddichte jassen en broeken, en handschoenen aan. Hoogstens mijn gezicht is dan nog bloot.

Toch, dat ook ik uitbot in de lente, en mijn zintuigen dan weer proeven kunnen aan de wereld, is iets dat blijkbaar wel ieder jaar opnieuw ontdekt moet worden.


Samen
Te fietsen | week 09

In een boeklogje over een bloemlezinkje uit het werk van Renate Rubinstein schreef ik dat me de eenzaamheid zo opviel die het opgenomen materiaal uitwasemde. Steeds was er een vrouw alleen aan het woord, die alles wat op haar af kwam zelf maar had op te lossen.

Nu kwam deze observatie toevallig goed overeen met wat ik wist over Renate Rubinstein, die de laatste decennia van haar leven alleen woonde.

Tegelijk kan zo’n opmerking absoluut niet. Omdat schrijven allereerst reduceren is; uit elke tekst wordt weggelaten wat er niet toe doet. Als het goed is. En familieomstandigdheden doen er zelden toe voor het eigenlijke verhaal.

Want ik besefte door zo over Rubinstein te schrijven ineens heel goed dat precies hetzelfde over de reeksjes Te fietsen is te zeggen, om over boeklog nog te zwijgen. Ik heb het hierin namelijk nooit over de keren dat ik mét iemand fiets. Terwijl dat nu toch steeds vaker gebeurt.

Hoogstens heb ik het hier in negatieve zin gehad over fietsen met anderen — door de niet heel gelukkige herinneringen aan mijn eerdere fietsleven, toen ik weleens deel uitmaakte van een pelotonnetje vol testosteron, dat elkaar veel te veel opjutte.

Heel veel valt er ook niet te zeggen over het fietsen in iemands gezelschap. Domweg omdat het fietsen dan anders beleefd wordt. Ik ben dan geen bewegend onderdeel van het landschap. Want ik ben dan allereerst gezelschap. Op een fiets. De aandacht is voortdurend op die ander gericht. Alleen al om elkaar niet per ongeluk omver te rijden.

Moest ik wel toegeven dat het goed is om zo af en toe met iemand te rijden die wel nog grote doelen nastreeft, en daartoe dan domweg kilometers wil maken. Zeker als het lichaam redelijk getraind is, en je geleerd hebt om op tijd te eten en drinken, dan vergt meerdere uren aan fietsen enkel nog een geestelijke inspanning. En die is in deze koude maanden makkelijker op te brengen als een ander ook rijden wil.


IPWR
Te fietsen | week 10

Er speelt op het moment van alles in het wereldje van het lange-afstandfietsen, en ik merk daar toch niet echt in geïnteresseerd te zijn.

Zo is Steve Abraham opnieuw begonnen met een poging om zo veel mogelijk kilometers te fietsen in een jaar. Exact twee jaar nadat zijn eerste poging eigenlijk strandde; omdat een brommer hem omver reed en hij zijn enkel daardoor brak.

In 2015 was dat nog wat, die eerste aanval op dat jaarrecord. Ook al omdat dit onnoemelijk scherp stond; terwijl het toch al uit 1939 stamde. Ik heb de inspanningen van Abraham en zijn concurrent Searvogel toen redelijk intensief gevolgd.

Maar ondertussen rijdt in de VS ene Amanda Coker al maanden dagelijks honderden kilometers af op een afgesloten circuit van 7 mijl, met een gemiddelde van boven de 32 km/u. En ze reduceert het jaarrecord fietsen al doende tot de onzin die het eigenlijk is.

Iemand is bezig een jaar uit zijn of haar leven op te offeren, om een saai record te zetten dat bijna niemand iets zegt. Om het daarna ongetwijfeld weer heel rustig aan te gaan doen met de fiets.

Jaarrecords zeggen mij voortaan hoogstens iets als iemand elk jaar fietst, en dit ook blijft doen, en zich daar dan eenmaal opvallend in verbetert. Tegelijk heb ik aan mijn eigen jaarafstanden gemerkt dat het weer van veel grotere invloed is op het tal afgelegde kilometers dan mijn fietskwaliteiten.

Nee, dan de Indian Pacifici Wheel Race (IPWR) van het moment — een non-stop fietsrace van 5460 kilometer langs de zuidkant van Australië tussen Perth en Sydney. Die een crime om te doen is vast, door alle kaarsrechte wegen. En toch spreekt zo’n evenement dan wel tot de verbeelding, omdat ik weer een paar keer dag aan dot-spotting kan doen online.


Zomertijd
Te fietsen | week 11

Dat ene uurtje daglicht extra aan het einde van de dag, als het ondertussen lente is geworden… Misschien begint het fietsjaar voor mij pas echt als de klokken naar zomertijd zijn gegaan. Want dan kan ik er na het eten nog even rustig op uit.

Bij goed weer tenminste. Die luttele zeven maanden van het jaar. Fietsen moet geen werk gaan worden.

En altijd na zessen pas. Omdat ik dan de ruimte buiten tenminste niet hoef te delen met al het onbeschaafde volk met hun rothaast om thuis te komen, dat juist op smalle weggetjes veel te hard rijdt in hun vervuilende spamblikken.

Zeker als ik dan spontaan anderhalf uur, of twee, weg ben geweest, is het heel prettig thuiskomen. Er hoeft dan namelijk verder niets meer op zo’n dag. Ontspanning is ingetreden, en daar ging het om. Misschien. Kan ik best nog een boek lezen, of wat, e-mails schrijven desnoods. Alleen is er geen plicht om dat te gaan doen.

’s Winters kan zo’n avondrondje natuurlijk net zo goed. Op de dagen dat het wel prettig is om buiten te zijn. Alleen ben je in dat jaargetijde verplicht om lampen op je fiets te hebben, en spatborden vaak ook. En bovendien is winterfietsen een zo veel meer naar binnen gerichte daad als lentefietsen of zomerfietsen; omdat de wereld zo goed mogelijk buiten wordt gesloten dan.

In de winter is het zo veel moeilijker om tot onthechting te komen onderweg. De inspanning, zowel fysiek als geestelijk, weegt dan al gauw te zwaar door.


Clicken, of niet?
Te fietsen | week 12

Shimano, een grote fabrikant van fietsonderdelen, kwam in de jaren tachtig met iets nieuws. Geïndexeerde versnellingen. Voortaan hoefde de fietser niet op de tast met de versnellingscommandeur naar een hogere of lagere versnelling te zoeken. Die hendel was voortaan met een simpel clickje een versnelling hoger of lager te zetten. Zoals met naafversnellingen overigens altijd al kon, maar nu dus ook voor derailleurfietsen was weggelegd.

Profwielrenners vonden dat aanvankelijk niets, die clickjes. Die redden zich perfect met wat ineens frictieschakeling was gaan heten. En Shimano’s concurrenten reageerden ook nogal lauw, en daarmee laat, toen die geïndexeerde versnellingen een groot succes werden op de markt.

Pas toen ook zou Shimano de marktdominantie krijgen die het merk nog altijd heeft.

Ik heb met derailleurversnellingen leren fietsen in de oude oertijd van de frictieschakeling. Dus dat de meeste fietsjes in mijn stal uit 1980 dateren, of daarvoor, maakt me niet zo veel uit. Ik red me doorgaans best met de oude en onverslijtbare fietstechniek.

Mankeerde er uiteindelijk toch iets aan mijn Raleigh Triathlon, uit 1988, die mijn favoriet was geworden om hele dagen op weg te gaan. De cassette daarvan mistte éen cruciale stap. Ik had nog een tandwieltje nodig met 19 tanden, tussen de 18 en de 20; omdat dit de meest gebruikte versnellingen waren, en de stap daartussen soms net wat te groot aanvoelde.

En toen waren die zes versnellingen achter ineens weinig — want om een 19 toe te voegen zou er dan een ander tandwiel weg moeten. Alleen had ik ze allemaal weleens nodig gehad. Behalve dan de kleinste misschien. En die is nu net onverwisselbaar. Daar schroef je de hele cassette mee vast aan de cassettebody.

Dus ging de gedachte al gauw uit naar een cassette met zeven versnellingen — want dan zou ik hetzelfde wiel kunnen houden, en enkel een andere cassettebody nodig hebben.

Woog ook al in de overwegingen mee dat mijn Raleigh Triathlon af fabriek met geïndexeerde versnellingen kwam. Een upgrade naar een cassette met zeven tandwielen achter, zou daarmee ook vereisen dat ik een nieuwe schakelaar kocht. Tenzij ik overstapte op frictieschakeling; ofwel voor techniek zou kiezen die op het moment dat de fiets gemaakt werd als verouderd gold.

Dus hoorde dat clicken bij die fiets… Gevoelsmatig.

Liep het uiteindelijk nog weer anders. Geïndexeerde buiscommandeurs voor acht versnellingen waren veel makkelijker te vinden dan die voor zeven versnellingen. Daarop kreeg de Raleigh de wielset die ik oorspronkelijk in een najaarsaanbieding had gekocht voor mijn Koga Roadspeed. En toen werd daar een nieuw achterwiel voor gevlochten. Voor een acht-versnellingscassette ook.

Zou ik met de Koga Roadspeed nu ook kunnen overgaan naar geïndexeerd schakelen. Maar ziet, om onbekende redenen past dat niet bij die fiets. Logica bestaat daarin blijkbaar dus niet.


IPWR 2
Te fietsen | week 13

En toen, op de dag dat de eerste fietser zou finishen in Sydney, bij het Operahuis, na een non-stop wedstrijd van bijna 5.500 kilometer, begonnen op 18 maart, werd het hele evenement geschrapt. De eerste Indian Pacific Wheel Race was met éen klap voorbij.

Mike Hall, op dat moment tweede liggend, kwam om in het verkeer, op een drukke weg onder Canberra.

Mike Hall die zo veel lange-afstandraces had gewonnen. Die de Transcontinental organiseerde in Europa, en daardoor nooit tegen de rijder had gefietst die de Transcontinental altijd won als hij deelnam. Die andere wereldjeberoemde fietser. Kristof Allegeaert.

En de strijd Allegaert tegen Hall de afgelopen dagen was éen van de boeiendste sportgevechten ooit meegemaakt. Omdat alle informatie met een omweg tot me kwam. De verbeelding moest het werk doen.

Allegaert lag weliswaar de hele tijd voor. Alleen reed Mike Hall nooit op een onoverbrugbare achterstand.

Woensdag nam hij zelfs even de kop over. Ook al omdat Allegaert, naar verluid, uren op een berghelling had liggen slapen; in een tentdoek gerold.

Mike Hall klaagde wel, toen hij weer ingehaald was, en vrij snel op grote achterstand kwam te staan, dat hij zo slecht zag in het donker. Dat kon de vermoeidheid zijn geweest.

Toen ik gisteravond slapen ging, was dat met de gedachte dat Allegaert wel gefinisht zou zijn bij het opstaan. Over Mike Hall werden toen al de eerste bezorgde berichten gepost op de fora en online media. Zijn satelliettracker stond toen al erg lang stil op dezelfde plek; die bovendien geen plaats was om te verkeren.

En toen bleek helaas dus weer eens dat zo’n wedstrijd allemaal mooi en wel is. Maar dat het daarbij ook weleens mis kan gaan, omdat het normale verkeer er niet voor wordt stil gelegd. Aanrijdingen waren er wel eerder tijdens evenementen als deze. Toen viel de schade doorgaans nog mee. Toen hoefde de vraag niet gesteld te worden: wat als?


Records
Te fietsen | week 14

Amanda Coker heeft het jaarrecord fietsen verbeterd dat Kurt Searvogel vestigde over 2015.

76.076 mijl reed ze tot nu toe — 122.406 kilometer. Is het jaar nog niet eens voorbij ook. Haar recordpoging stopt pas op 14 mei. Dus kan het best dat er nog 10.000 mijl bij komen.

Toch zegt dit me allemaal weinig. Coker rijdt haar mijlen op een afgesloten circuit, dat volkomen vlak is. En hoewel daar om verschillende redenen veel voor te zeggen is — Amanda Coker en haar vader raakten ooit zwaargewond toen ze aangereden werden op de openbare weg — benadrukken die eeuwig dezelfde rondjes toch ook dat zo’n recordpoging een nogal kunstmatig iets kan zijn.

Een mentale inspanning meer wordt dan, als een lichamelijke prestatie.

Vanzelfsprekend, iemand die een recordpoging begint, zal proberen alle risico’s daarbij zo veel mogelijk uit te bannen. Als daarbij iets moet, dan toch zeker plannen. Alleen kan een sporter, of een avonturier, daarmee tegelijk ook alle aardigheid uit de inspanning weg plannen. Zo’n prestatie krijgt dan nooit een verhaal.

Een jaarrecord fietsen zo steriel oppakken als was dat een kantoorbaan inspireert me tot niets.

Deze week kwam Mark Beaumont ook weer eens in het nieuws. Hij gaat een nieuwe poging wagen om als snelste mens de wereld rond te fietsen. De eerste keer dat hij dit deed, leverde die inspanning een boeiende documentairereeks op, en een wel aardig boek.

Ditmaal moet het binnen 80 dagen lukken — een uit de literatuur bekend aantal. En anders dan bij zijn debuut wordt deze recordpoging deze keer geen solo-inspanning, maar krijgt hij ter begeleiding een heel team mee onderweg; om hem te voeden, en om hem een nieuwe fiets aan te reiken als er eens iets kapot mocht gaan.

En ziet, als het bij records allereerst om een getal gaat, zegt me dat dus ook helemaal niets. Records gaan pas leven als de nieuwe recordhouder ook echt wat te overwinnen had.


April
Te fietsen | week 15

Zoals er elk voorjaar een rokjesdag schijnt te zijn, komt er ook altijd een dag waarop ineens de meeste hardfietsers met blote benen rond gaan rijden. Alsof ze dit dan onderling hebben afgesproken.

Voor mijzelf moet de dag der grote ontbloting nog aanbreken in 2017. Al had ik afgelopen zondag niet per se in lange broek hoeven te fietsen.

Dat ik met sandalen aan reed voelde overigens al gewaagd genoeg. Zo heel warm was het zondagochtend niet — echt aangenaam werd het pas in de middag.

En er stond niet zo veel wind. Wat altijd scheelt.

Deze week alleen kunnen ’s ochtends de handschoenen er wel weer bij aan op de fiets. April doet wat die wil. Al ben ik nu het koude weer nog niet ontwend. Dus kost het geen moeite om me daar weer op aan te kleden.

Eén mooie dag tussendoor is ook prettig; als verwijzing van hoe het later in het jaar kan worden. Eén keer koud weer in een reeks mooie dagen lijkt me veel moeilijker te hanteren.

Uiteindelijk blijven we afstammelingen van subtropische savannebewoners. Met wat zon erbij en hogere temperaturen scharniert het hele lijf daarom als vanzelf een heel stuk soepeler. Inspanningen vallen daardoor lichter. Scheelt het voor de snelheid bij het fietsen ook dat er geen buitenlaag aan kleding is die klappert als een remparachute.

Maar voor wie het fietsen ziet als buitenspelen, moeten de mooie maanden nog komen.


Routine
Te fietsen | week 16

Door omstandigheden moest ik een paar weken bijna elke dag naar precies dezelfde plek. Dat deze verplaatsing per fiets gebeurde, lag daarbij nog niet eens voor de hand. Want eigenlijk was de afstand net te groot, de wind telkens te stevig, en het voorjaar te koud.

Toch ben ik blij voor de fiets gekozen te hebben. Zo was er uitgebreid gelegenheid om eens wat routes te testen van A naar B, en weer terug. En ook kon ik zo mijn fietsen eens op een andere manier vergelijken.

Want hoe fietsen zich gedragen als het enkel op fietsen aankomt, is zo wel in te schatten.

Deze weken alleen ging het alleen eerst om mijn aanwezigheid elders — hoe ik daar kwam was al bijzaak. Dus gold voor het fietsen nu hoogstens dat heen- noch terugreis me vermoeien mocht.

Opvallend genoeg, voor mij, bleek uit deze simpele praktijktest dat mijn aloude stalen Batavus Sprint, die inmiddels is omgebouwd naar singlespeed, de beste fiets te zijn voor deze ritten. Ondanks dat die ene versnelling bij tegenwind aan de zware kant was.

En bedenk dan maar eens hoe dit kan. Waarom lichtere fietsen, met betere frames, en naaf- of derailleurversnellingen, me meer vermoeiden?

Eén oorzaak kan de bandenmaat zijn — de Batavus fiets heeft banden die inmiddels uitgedijd zijn naar 40 mm breedte. De andere fietsen moeten het met minder doen. En hoe boller de band, hoe groter het comfort is.

En deze fiets is al sinds april 1981 in mijn bezit, natuurlijk. Daar heb ik de meeste kilometers van al mijn fietsen op gemaakt. Geometrie en weggedrag zijn me daarmee volkomen vertrouwd.

Toch denk ik dat die ene versnelling de voornaamste rol heeft gespeeld. Omdat er een heel natuurlijke grens zit aan hoe snel je met een singlespeed vooruit kan komen. Sneller dan dertig km/u gaan met deze fiets lukt bijna nooit, behalve heuveltje af, want daarvoor moeten de pedalen dan veel te snel rond gaan.

Dus kan het best zijn dat ik nu op de voordewindse rakken minder snel reed dan ik op een fiets met versnellingen had gedaan. En daarmee dan naar verhouding veel energie spaarde.

Als ik ooit nog eens weer forensen moet, kan dit een les zijn.


Sleutellust
Te fietsen | week 17

Een fiets is een stuk gereedschap; en daarmee eigenlijk een onbezield iets. Des te verwonderlijker daarom dat er toch een band kan groeien met zo’n ding.

Soms is de reden van die gevoelens wel ongeveer duidelijk, overigens. Want ware die Batavus Sprint niet mijn eerste fiets geweest gekocht van eigen geld, en had ik daarop niet mijn eerste fietsreizen gemaakt, dan was dat ding al lang geleden afgedankt. De achtervork brak bij de pat; wat het frame onbetrouwbaar maakte. En de fiets was relatief zwaar, en tegelijk nooit stijf genoeg om met redelijk wat bagage snel van een berg af te rijden.

Speelt misschien ook nog mee dat ik door de Batavus Sprint veel over fietsonderhoud heb moeten leren.

Want leren hoe je een band plakt, hoorde wel nog tot mijn opvoeding. Hoe je een gebroken spaak vervangt zeker al niet meer. En al helemaal niet hoe je die dan vervangt als de nieuwe spaak precies achter de cassette in de flens van de naaf gestoken worden moet.

Helemaal vrijwillig ging het aanleren van de benodigde nieuwe vaardigheden aanvankelijk overigens nooit — daarvoor moest er al iets kapot gaan. Onderweg. Zonder een fietsenmaker in de buurt. Als de nood me tot onhandige improvisatie had gedwongen, en dat me vervolgens niet zinde.

Maar de laatste jaren ligt dit allemaal anders. Zo pijnigt het me nu hoe de fietsen die ik deze winter gebruikte er uit zien. Een grote voorjaarsschoonmaak is dringend gewenst. En ik heb ook zin die te doen.

Enerzijds komt dit vanzelfsprekend omdat er de laatste jaren meer fietsen dan ooit in mijn schuur kwamen te staan — het bezit van die dingen werd blijkbaar belangrijker.

Anderzijds lijkt me dat ik sinds YouTube, en de aankoop van de meeste noodzakelijke gereedschappen, ook zo veel aan hobby-fietsenmaker ben geworden, dat al die nieuwe competenties er om vragen met regelmaat te worden ingezet.


Mei
Te fietsen | week 18

De handschoenen moesten er weer bij aan op de fiets een paar dagen terug. Koningsdag 2017 was koud. En goed, dan weet ik best dat er in mei nog een paar dagen zijn die tezamen de IJsheiligen heten, om aan te geven dat nachtvorst echt niet zeldzaam is in deze tijd van het jaar. Toch ben ik nu al even toe aan lente.

Nog anderhalve maand, en het is alweer de langste dag van het jaar ook…

En natuurlijk lukt het me best om me te kleden tegen de kou — door handschoenen aan te trekken desnoods. Alleen speelt nu dus al ruim een half jaar dat ik altijd moet nadenken over wat er allemaal aan moet, of niet. Dat ik niet gewoon even naar buiten kan lopen, zonder dat dit meteen een hele expeditie wordt.

Eens niet hoeven te zeuren over het weer; dat zou wat zijn.

Vorig jaar oktober had ik een excellente fietsconditie, en daar hoopte ik deze winter iets van over te kunnen houden. Zonder daar dan extra moeite voor te gaan doen, overigens. Dus mislukte die wens. Vanzelfsprekend. Al hoef ik nu ook weer niet helemaal van nul te herbeginnen als het fietsjaar echt van start kan gaan. Er is geen enkel pijntje als ik even wat langer dan normaal op een fiets zit. Hoogstens is de vermoeidheid bij thuiskomst misschien dieper dan na een pretritje in volle zomer.

Wel lukt het me van jaar tot jaar beter om vlot tegen de wind in te fietsen — wat toch ook wel ergens een maat voor moet zijn.


Sleutellust ii
Te fietsen | week 19

Niets dan lof heb ik voor Shimano 8-versnellingsnaven. Het zou me niet verbazen als het me lukt om daarmee probleemloos 40.000 kilometer te fietsen. Of meer.

In vrijwel volledige stilte.

Problemen heb ik wel met wat er aan de buitenkant van die versnellingsnaaf gemonteerd moet worden. Shimano’s eigen opsteek-tandwieltjes bijvoorbeeld, slijten nogal snel. Dat probleem heb ik al eens geprobeerd op te vangen door een zo groot mogelijk tandwiel voor te monteren, opdat er achter wieltjes met 22 à 23 tanden in te zetten waren. Die hoeven dan namelijk niet zo veel kracht per tand te weerstaan als eentje van 15 à 16 tanden.

Alleen dan nog.

Vervelend is bovendien dat de slijtage altijd het eerst merkbaar wordt doordat de ketting er dan ineens afvalt na een hobbel in de weg.

Gelukkig daarom maar dat ik op mijn Clubman velgremmen heb, en niet afhankelijk ben van een terugtraprem; die immers zonder ketting niet werkt.

Ook het plastic onderdeel CJ-8S20 — dat de versnellingskabel verbindt met naaf — blijk ik om het jaar te moeten vervangen. De kunststof wordt bros. Wat op zich geen probleem hoeft te zijn, ware het niet dat daardoor altijd het stuk afbreekt waarmee ik de kabel los kan haken. En die kabel moet weleens los, anders kan het wiel niet uit de achtervork worden gehaald.

Overigens moet dat wiel er doorgaans enkel uit om intern onderhoud aan de naaf te kunnen plegen. Shimano wil dat het mechanisme met de planeetwielen minstens elke vijfduizend kilometer onder meer een oliebad krijgt. Mij is die merkolie veel te duur, en ik gebruik met succes ATF als alternatief.

De enige reden voor mij om nog eens op een zo veel duurdere 11-versnellingsnaaf over te stappen, is ook dat die niet helemaal gedemonteerd hoeft te worden voor zo’n oliebad. Die dingen draaien in olie, en dit smeermiddel is gewoon via een tappunt in het naafhuis te vervangen.


Wielergeluk
Peter Winnen

[…] uiteindelijk lees ik Peter Winnen misschien wel alleen zo graag omdat hij me lang geleden eens ontiegelijk gelukkig maakte, door op zijn blauwe Koga Miyata een touretappe te winnen op Alpe d’Huez. Helemaal objectief is hij daardoor nooit meer te bekijken door mij.

Kan ik ook niet ontkennen dat deze bundel iets vreemd aantrekkelijks heeft omdat Winnen er terloops zijn tweede teloorgang in beschrijft. Zijn eerste dood kwam al toen hij met de topsport stopte, en zijn lijf daarop zo veel minder kon dan voorheen. Ondertussen is hij de vijftig gepasseerd en sluipt ook de definitieve lichamelijke aftakeling er langzaam en zeker in.

En, zo als jeugdhelden, worden net zo goed hun bewonderaars ouder. […]

boeklog 9 v 2017


Abracadabra
Te fietsen | week 20

De volledigheid eist nog, omdat ik nu eenmaal ooit een reeksje begon over die tijdrit van 365 dagen, de melding dat Amanda Coker [24] haar jaar heeft rond afgerond. Al rijdt ze nog wel even door om ook het record te pakken op de snelste 100.000 mijl ooit gefietst. Houdt ze haar inmiddels normaal geworden daggemiddelde aan, dan haalt ze die afstand ergens medio juli.

Coker begon haar recordpoging op 15 mei 2016, waarmee zondag 14 mei 2017 de laatste dag werd om het jaarrecord te breken. Alleen had ze dat record, van Kurt Searvogel, al verbroken, in april.

Merkwaardig is dat nog nergens staat wat haar jaarprestatie uiteindelijk werd, behalve dan dat iedereen het getal van meer dan 86.000 mijl noemt.

Dat is dus ruim 138.403 kilometer.

En dit eiste een daggemiddelde van meer dan 381 kilometer fietsen.

Amanda Coker reed haar meters met een gemiddelde van boven de 32 km/uur, op een vlak circuit zonder wegverkeer. De video hierboven laat zien waar ze sinds 15 mei 2016 het grootste deel van haar tijd doorbracht.

Is ze ook nog eens het slachtoffer geweest van een ernstig fietsongeluk zes jaar geleden, waarvan het moeilijk herstellen was, zoals de Amerikaanse media dan berichten in een tranentrekkend verhaal. Elk land krijgt de sportjournalistiek die het verdient. En in de VS heeft een sportheld altijd eerst altijd grote moeilijkheden moeten overwinnen. Prestaties leveren is daar op zich namelijk nimmer genoeg.

En toch, zoals al eens eerder gememoreerd, zegt dit nieuwe record me vrij weinig. Omdat het allereerst het plichtsbesef toont, om elke dag weer die zelfde 37 à 38 rondjes door het bos te fietsen. Knap hoor. Alleen zit daar geen enkel avontuur bij. Avontuur zal zelfs zo veel mogelijk uit de recordpoging weggehouden zijn. Dat is ook wel zo efficiënt.

Maar heroïek eist meer aan verhaal dan een jaar vol kadaverdiscipline.


Blote benen
Te fietsen | week 21

Om toch eens te boekstaven: ik fietste in 2017 voor het eerst met blote benen op 11 mei. Voor mijn gevoel is dat aan de late kant in het jaar. Waarbij overigens vooropgesteld zij dat ik geneigd ben mijn knieën langer bedekt te houden dan gemiddeld; een hardloopverleden heeft die gewrichten wat kwetsbaar gemaakt.

Begin april was er ook al een zondag waarop ik andere fietsers met blote benen rond zag rijden. Naar mijn idee was de wind toen nog te schraal.

Toch is het zo veel prettiger om te kunnen fietsen zonder dat er iets om je knieën zit dat de beweging belemmert, dat ik misschien wat eerder zou moeten durven. Ik rijd er ook meteen sneller door, en houd die hogere snelheid bovendien makkelijker vol.

Van de weeromstuit word ik daardoor wel zo’n vent die meent dat de hele zomer in korte broek te kunnen lopen. Omdat de lange broek me dan ineens handicapt, en mijn garderobe geen rokken of jurken kent; want zo is de cultuur nog niet.

Vreemd nadeel aan de korte broek: ineens wordt daarmee ook van belang welke sokken ik draag. Of niet. Waar een lange broek rustig afdekt dat er die keer gekozen werd voor een zwart paar van Darn Tough Vermont, met een witte boord, waarop rode bolletjes.

Vrijwel parallel aan de overgang van lange broek naar korte broek op de fiets is er een stap van dichte schoen naar sandaal. Al zit ook daar een medische reden achter: mijn voorvoeten zwellen een maat of twee op bij warm weer; wat daarop de pijnlijke zenuwreactie ‘hot foot’ veroorzaakt. Want geen dichte schoen biedt zo veel extra ruimte. Waar bij een sandaal het bandje om de voorvoet simpelweg wel wat wijder kan worden gezet.


God of Duivel
Peter Winnen

[…] De meerwaarde van een ex-prof als Winnen bij een onderwerp als doping is alleen al dat hij zelf, om te herstellen, weleens iets gedaan heeft of ondergaan moest wat volgens de regels niet mocht.

Waren dat alleen nog allemaal relatief onschuldige middelen. Pas met het gebruik van EPO veranderde er iets fundamenteels in het wielerpeloton. Van de ene dag op de andere werd de klimmer Winnen op hellingen voorbij gesjeesd door Italianen die voorheen nog geen heuvel op konden komen.

En toch waren die producten uit Winnen’s tijd zo onschuldig niet of mederenners konden er verslaafd aan raken. Verdovende middelen werkten ook om de pijn buiten de koers weg te nemen. Waren er nog wel meer redenen waardoor menig ex-prof niet heel oud werd, en zelf het leven beëindigde.

Wat goed blijft aan Peter Winnen’s columns is een paradox. Want, zo’n wielerwedstrijd, helemaal als die drie weken duurt, is een krankzinnig iets. Helemaal omdat de organisatoren telkenmale de ergste hellingen opzoeken om een parcours te krijgen dat strijd kan opleveren. Zo’n bestaan als beroep is moordend. En tegelijk blijft het peloton, ook in zo’n grote ronde, de meest leefbare plek die er bestaat voor een professionele fietser. […]

boeklog 29 v 2017


Avondrood
Te fietsen | week 22

Nog drie weken, en de dagen gaan al weer korten. Ondertussen benut ik de lange avonden nu niet zelden door na het eten nog een eindje te gaan fietsen. Want daar is het eindelijk weer voor.

De winter duurde me duidelijk te lang.

Stuitte ik laatst bij een wat langere avondrit wel op het merkwaardige probleem driekwart van de tijd tegen de ondergaande zon in te moeten kijken. Op mijn honderd-kilometer-rondje ging het eerst naar het zuiden, en later pas het zuidoosten. Maar dit betekende dat de terugreis voornamelijk in westelijke richting verliep. Alwaar die zon nog altijd niet onder de kim was gezakt.

Was ik blij eindelijk in korte broek en met korte mouwen rond te kunnen rijden, moest er nu ineens de hele tijd een pet bij op; om niet verblind te worden.

Nooit een tel er bij stil gestaan, kortom, dat ook een nadeel kan kleven aan mooi weer, en lange dagen.

Nu goed, helemaal spontaan en zonder na te denken op de fiets stappen, kon al niet; omdat ik de afweging had dienen te maken hoe snel het zou afkoelen; en hoeveel er aan kleding mee moest daarom. In het laatste uur trok ik er wel degelijk kniewarmers bij aan, en een shirt met lange mouwen, tegen de avondkilte.

Voortaan dus ook even stil staan over de mogelijke problemen van een routekeuze.


Bandenknecht
Te fietsen | week 23

Er bestaat dus gereedschap waar niemand je ooit over verteld, en dat prompt nogal onmisbaar wordt als je het hebt aangeschaft.

De bandenknecht is éen zo’n nuttige uitvinding. Helpt enorm als het erom gaat om snel en pijnloos net dat laatste stukje buitenband over de velgrand te krijgen.

Mijn vader heeft me weliswaar ooit goed en grondig geleerd om een binnenband te plakken — als zoon en kleinzoon van een fietsenmaker moest hij dat wel. Alleen wilde ook hij dat je naderhand dan het laatste kleine onwillige stukje buitenband met je duimen over de velgrand terugduwde.

En dat doet dan pijn aan je duimen. Als je nog geen harde werkhanden hebt.

Beter is het trouwens ook al om te duwen met het gedeelte van je hand net onder de duim.

Maar gebruik nooit een bandenlichter voor dat laatste moeizame stukje; zoals mijn vader me al waarschuwde. Al dateert dit advies uit de tijd van de dunne stalen bandenlichters, waarmee er inderdaad heel makkelijk een gat in de binnenband was te prikken; als zo’n ding een keertje uitschoot.

Een buitenband om de velg leggen is het moeilijkst bij nieuwe buitenbanden. Zijn vouwbandjes, met hun kevlar hieldraad, in mijn ervaring vaak nog net een stukje stugger ook dan de klassieke draadbandjes. Voeg nog wat antilek-gordels toe in zo’n band, waardoor die extra onbuigzaam wordt, en gereedschap is dan al haast verplicht.

Enige nadeel van zo’n plastic bandenknecht is alleen wel dat ze allemaal stuk gaan, op den duur. Dat kunststof haakje waarmee je het onwillige stuk band grijpt, breekt dan altijd af.


Juni
Te fietsen | week 24

Elk jaar in juni, de stille blijdschap over hoe veel mooier het landschap eruit ziet als het aangekleed is met groen. En dan is mooier nog niet eens het goede zelfstandig naamwoord.

Zo veel minder onherbergzaam is het overal dan. Zo veel vriendelijker voor het oog.

En over dat element moet niet te gering worden gedacht. Mijn horizon wordt er namelijk automatisch groter van als de wereld groener is. Ineens verdwijnt voor even het lichte taboe om ook de streken te bezoeken waar in de winter en lente domweg niet genoeg te zien valt. Om de kaalte dan. Want, onvriendelijk lege polders volop in het Noorden. Of anders zijn wel de eindeloze hectares kleiland te noemen die ooit herwonnen werden op de zee; waar in de gure maanden enkel een weggetje hier en daar over een oud kronkelend dijkje de fietser iets extra’s heeft te brengen.

Zijn er eind mei en in juni bovendien dorpsfeesten volop in de plaatsen rondom. Die dan, zeker op avondritjes, het sterke contrast kunnen brengen van een opvallende levendigheid na tientallen kilometers stilte. Ineens zijn er ook mensen op straat, waar anders nooit iemand loopt.

En goed, dat die dorspfeesten zo vaak gepaard gaan met luide net-niet-hedendaagse muziek is dan iets anders. Al heeft zelfs die mechanische bombast nog wel wat als deze licht abstract, want verwaaid door de wind, van een afstand gehoord wordt. Want, daardoor kan ik doorgaans nog altijd beslissen om mijn route te veranderen. Om de normale stilte nog voor even te blijven koesteren.


Mijn rondje
Cramer & Hodselmans

[…] Alleen vielen zelfs mij na een paar gesprekken al de constanten op. De interviewers wilden namelijk steevast precies dezelfde dingen weten:

Fiets je dat rondje het liefst alleen, of met anderen?
Rijd je altijd eerst tegen de wind in?
Ga je ook fietsen als het slecht weer is? Als het regent?
Wat neem je aan eten en drinken mee?
Stop je weleens onderweg, voor koffie?
Leg je de geleverde prestatie vast? En zo ja, met welke elektronische middelen?

En dat zijn allemaal volstrekt legitieme vragen — in interviews kan de vraag ook vaak niet simpel genoeg zijn om de gesprekspartner tot praten te verleiden. Alleen maakten de auteurs er ook een kwestie van of de fietsers wel een bel hebben. En of ze niet weleens de zonde begaan om met spatborden te rijden.

Toegegeven, de regels waaraan ‘echte fietsers’ zich hebben te houden gaan nog een paar stapjes verder. De interviewers hadden ook nog kunnen informeren of hun gesprekspartners altijd wel keurig witte sokjes aantrokken voor hun rit. […]

boeklog 13 vi 2017


Amerikanen fietsen niet…
Gijs van Middelkoop

[…] En Delpeut’s Grote bocht moet hier wel genoemd worden, doordat daarin een nogal vergelijkbare tocht wordt beschreven van een man en een vrouw, die van oost naar west reden door de zuidelijkste staten van de VS. Alleen vond ik Gijs van Middelkoop’s Amerikanen fietsen niet… als boek een beter boek; ondanks het enorme verschil in status tussen beide schrijvers. Omdat deze auteur tenminste niet pretentieus ging doen over die reis. In plaats daarvan heeft hij enkel geprobeerd hun wederwaardigheden luchtig op te schrijven; wat hem wonderwel lukte.

Het is namelijk vrij belachelijk om per se te willen gaan fietsen in het land van de auto — daar waar fietsers óf geen geld hebben voor een auto, óf door een veroordeling hun rijbewijs zijn kwijtgeraakt, óf dan meteen een dure racefiets hebben waar een beetje renner de Tour de France op zou kunnen winnen.

Gijs van Middelkoop concludeert op een gegeven moment dat hun reis altijd op iets van meewarigheid stuit bij de Amerikanen die ze ontmoeten onderweg. Alsof zij kleine kinderen zijn, met grootse plannen, waarover volwassenen dan niet flauw willen doen. […]

boeklog 19 vi 2017


Mijn rondje ii
Te fietsen | week 25

Vanzelfsprekend dat het interviewboek Mijn rondje me tot eigen gedachten aanzette. Want het ligt nogal voor de hand om na te denken over hoe jij dan de vragen zoudt beantwoorden die dat boek telkens stelt.

Alleen is mijn uitgangspunt nogal anders dan voor de fietsers waarmee gesproken werd in dat boek. Ik ben nergens voor in training. Voor mij is dat fietsen het doel al, en daarmee geen noodzakelijke en verplichte oefening op weg naar iets groters.

Sowieso is er nauwelijks iets verplicht aan mijn fietsen; behalve dat zo’n ritje voelen moet als buitenspelen.

Bij triestig weer hoef ik daarom doorgaans niets.

Kleed ik me verder lang niet altijd om voor het fietsen, en gebeurt dit op gewone schoenen, nee ’s zomers op sandalen zelfs. Hangt er verder meestal een enorme tas aan het zadel, als er geen fiets met bagagedrager werd gekozen.

Heb ik al evenmin éen werkelijk vast rondje. Meer. Want in 2015 is op deze website nog wel degelijk een reeksje ‘Te fietsen’ gewijd aan mijn wekelijkse tochtje naar voorheen de provinciale bibliotheek en weer terug. Die rit heb ik sinds 2011 een kleine driehonderd keer gemaakt. Alleen was dat afgelopen november ineens over. Want, ook al werd elke week geprobeerd om niet precies dezelfde wegen te volgen als de keer daarvoor, heel veel variatie is er domweg niet mogelijk; voor wie heen en terug niet over precies dezelfde straten rijden wil.

Heen ging het over de Zomerweg of De Warren, terug via Hempens of over Wergea/Warten — of verrassing, als de oostenwind te wreed was, dan reed ik het rondje krekt andersom. Veel meer smaken bestonden er niet.

En afgezien van die paar weken in de zomer dat alle wegen in Nederland er prachtig bij liggen, zijn de polders rond Leeuwarden me gewoon te kaal om daar met enig plezier door te fietsen.

Eenmaal de vaste gewoonte werd losgelaten, voor even dacht ik toen nog, is die ook geen tel gemist.

Dus dat zegt inmiddels genoeg.


Een lange weg naar Tipperary
Ben Borgart

[…] De roman Een lange weg naar Tipperary bleek namelijk een vreemd onevenwichtig boek te zijn. Beter geschreven, bij vlagen, dan het standaard reisboek over een fietstocht door Ierland. Alleen, dit is veeleer een stoer jongensboek voor wat oudere jongens over een fietsreis — mede door de vaak net te toffe toon, die inmiddels behoorlijk verouderd aandoet — dan literatuur.

Een pub onderweg kan geen vrouw in de bediening hebben, of de lezer komt te weten hoe de hoofdpersoon denkt over haar tieten of kont. […]

boeklog 25 vi 2017


Mijn rondje iii
Te fietsen | week 26

Interessantste argument tegen het fietsen van vaste routes kwam van Marianne Vos, in het interviewboek Mijn rondje. Al vond dat gesprek plaats voor haar burn-out; en kan er dus best nog een andere verklaring zijn voor de weerzin in haar woorden.

Marianne Vos fietste het liefst elke keer over andere wegen, en zonder metertjes — om niet altijd en eeuwig met zichzelf in gevecht te hoeven zijn. Zou zij haar rijsnelheid weten, dan wist ze ook meteen hoe hard ze normaal reed op dat stuk. En die vergelijking kon haar dan tot een extra inspanning aanzetten waarvan ze inmiddels doorhad dat ze niet per se wilde. Het hoefde niet altijd sneller, of met meer Watts, dan de vorige keer.

Net zo komen vaste fietsrondjes met het probleem dat je op een gegeven moment weet wat de afstanden precies zijn, tot de plaats van bestemming, of tot je weer thuis bent.

Soms vormt dat geen probleem — als ik Groningen uit fiets, weet ik precies de punten waarop het nog veertig kilometer is naar mijn huis. En gaat het vlot, dan wordt zo’n afstand binnen anderhalf uur overbrugd. Gaat het minder, of staat de wind verkeerd, dan kost die een kleine twee uur aan fietsen. En dit kan een heel nuttige wetenschap zijn.

Maar als ik Groningen uit rijdt, zit ik doorgaans pas net weer op de fiets. En dan is een beetje afstand niet erg, noch afschrikwekkend.

Vervelend wordt het pas op lange ritten, als Groningen niet meer is dan een te passeren hindernis, en de wetenschap dat er vervolgens nog veertig kilometer moeten met het moede lijf nog naar kan aankomen.

En nog vervelender wordt het als je de kilometers gaat aftellen onderweg. Omdat fietsen ook zo’n geestelijke inspanning is. Eenmaal de fietsconditie er is, gaat opvallen dat elke rit blijkbaar precies zo lang moest duren als deze duurde. Maakt niet uit of je veertig kilometer rijdt, of tweehonderdveertig, ergens, vlak voor het einde, is iets in je onbewuste al thuis gekomen, waardoor dat fietsen liever niet te lang meer duren moest.


Juli
Te fietsen | week 27

Halverwege het kalenderjaar moeten de drie doorgaans mooiste maanden van het fietsjaar nog altijd komen. En toevallig vallen deze maanden samen met het seizoen dat zomer heet.

Gek genoeg maakt al mijn zomerse fietsen alleen amper enige herinnering aan. Want om een fietsritje memorabel te maken, moet daarin wel iets bijzonders gebeuren. Vorig jaar werd ik in juni een keer overvallen door een mateloze hoosbui, en zoiets blijft me dan bij; want daarvan weet ik nog precies waar dat gebeurde, hoe veel water er op de weg stond, en zelfs waar de bui ineens minderde. Wat er de rest van juni allemaal gebeurd is, zou ik zo niet kunnen zeggen.

Net als de enkele keer dat ik eens een hele dag weg ga dit me dan wel bijblijft, omdat er dan ineens zo veel niet op routine gaat. Ik drink dan eens ergens koffie onderweg waar ik nog niet eerder was. Of er wordt eens een bakkerij bezocht, een ijsje gegeten, een pontje genomen. En dat zijn allemaal hechtpuntjes om het geheugen te helpen.

Maar de doorsnee ritjes op de zomerse dagen zijn nooit lang genoeg om in onbekend terrein te belanden — zelfs niet als ik zeventig, tachtig kilometer fiets.

En ik trek dan vertrouwde kleding aan, die niet klappert of klemt. Ik hoef niet na te denken over wat er aan eten en drinken zoal mee moet gaan. Zelfs aan de routekeuze hoeven vooraf geen gedachten te worden gewijd. Als er veel wind staat, wil ik die eerst tegen hebben. Staat er weinig wind, dan maakt het allemaal niet uit. En ik weet inmiddels dat me toch pas na een kilometer of tien duidelijk wordt welke afstand er verder nog mogelijk is.

Gaat het ook enkel om het fietsen dan.

En er zijn dan achteraf etiketten op te plakken op mijn soort aan beleving; modieuze labels uit al de industrieën die zo graag financieel profiteren van mensen met stress. Alleen doe ik dat liever niet. Zomerfietsen is zomerfietsen.


Mogelijkheden
Te fietsen | week 28

Door een grote stad fietsen, had voor mij normaal niets van wat fietsen zo prettig maakt. Er is te veel ander verkeer daar. En er staan stoplichten. Waardoor ik de hele tijd gespitst moet zijn op de fouten van anderen, en nooit een lekker ritme krijg in het ronddraaien van de trappers.

Zo was het tenminste altijd.

Maar sinds ik een vouwfiets heb, is mijn afkeer opvallend verminderd. Helemaal nu er genoeg kilometers zijn afgelegd om die fiets mij volkomen vertrouwd te laten zijn. De vouwfiets past me als een prettig paar schoenen.

Weliswaar is het nog mooier om een vreemde stad eerst per fiets te bereiken, om er daar dan rond te rijden of je er hoort. Maar de vouwfiets weet me toch bijna eenzelfde gevoel te geven. Maakt daarbij niet uit of ik eerst met het openbaar vervoer of een auto ter plaatse ben gekomen.

Ik ben op eigen kracht nieuw terrein aan het veroveren.

Er zit domweg een heel menselijke maat aan dat fietsen, die geen andere manier van vervoer me biedt. Wandelen gaat te langzaam. Een eigen auto of een taxi rijden te snel. Bussen, trams, of metro’s moeten met anderen worden gedeeld, wat niet op elk moment van de dag een plezier is, en brengen de onzekerheid of je er wel op de goede halte uit stapt.

Weet ik bovendien dat een kilometer fietsen me tussen de 2½ en drie minuten kost — daar waar de reistijd met andere vervoersmiddelen veel minder goed voorspelbaar is. Behalve dan het wandelen.

Zo voelt vrijheid dus, binnen alle beperkingen, als jij je daar bewust van wordt.


Onmogelijkheden
Te fietsen | week 29

Is dan alles geweldig aan een vouwfiets? Heb ik werkelijk niets aan te merken op dit soort fietsen? Ondanks alle compromissen vorig jaar al eens opgesomd?

Nou, vouwfietsen vragen aanzienlijk meer onderhoud dan gewone. Het telkens loshalen en weer vastklemmen van de onderdelen helpt bijvoorbeeld niet echt. Alles wat losgedraaid kan, moet zo af en toe even weer wat steviger worden vastgezet.

Kan al wat scharnieren wil bovendien heel irritant gaan kraken tijdens het rijden. Alle bouten kwistig insmeren met kopervet helpt daar overigens tegen.

En dan nog staat de zadelbuisklem ineens veel losser dan eigenlijk moet, bijvoorbeeld, waardoor je onder het fietsen vervolgens langzaam aan naar onderen zakt.

Blijf ik verder een probleem houden om in het donker het zadel weer op de juiste fietshoogte te zetten, en de zadelpunt daarbij precies naar voren te laten wijzen. Het is vrij moeilijk om een merkteken aan te brengen op een zwarte zadelpen dat én in het halfduister ook zichtbaar is, én niet heel snel wegslijt — bijvoorbeeld doordat de zadelbuisklem niet meer genoeg klemt, en de zadelpen heel langzaam omlaag schuift.

Heeft mijn vouwfiets het standaardbezwaar verder van elke fiets met een terugtraprem, dat het vervangen van een lekke binnenband achter een geklooi is. In plaats van even een snelspanner los te halen, moeten twee asmoeren worden losgedraaid met een sleutel 15, en is er een sleutel 10 en een 5 mm inbussleutel nodig om de remarm los te koppelen. En die moet je allemaal maar net toevallig mee hebben onderweg.

Overigens zijn er wel vouwfietsen met snelspanassen, zoals racefietswielen hebben. Dat zijn dan de fietsen met ook een derailleur. Deze vouwers hebben alleen niet zelden de beperking dat die derailleur vóor de as van het achterwiel is gemonteerd in plaats van erachter, zoals bij normale fietsen. Bij zulke modellen moet je dan eerst de ketting van het voorblad tillen, om het achterwiel eruit te kunnen halen.

Geen probleem natuurlijk voor wie zijn ketting goed schoon weet te houden.

Ook moest ik nodig eens nadenken over de vraag of alles dat nu vouwen kan werkelijk vouwen blijven moet aan mijn fiets. Zo kwam mijn exemplaar met klappedalen, die ik al snel verwijderde — de asjes daarvan zijn nogal kort, en onderhoud leek er niet aan mogelijk te zijn. Het gekozen alternatief, om normale pedalen te gebruiken die met een snelsluiting zijn los te nemen, bezorgt me evenwel ook ergernis. Er komt te makkelijk speling op het mechanisme waarmee het pedaal snel los is te clicken. Dat levert dan bij elke pedaalomwenteling een krijsend protest op van metaal op metaal.

En hoe vaak haal ik de pedalen nu echt van de fiets? Hoeft er bovendien slechts éen af, om een kleiner opgevouwen pakketje te krijgen. Die andere zou dus ook best een gewoon pedaal kunnen zijn.


Tour de wrangs xvi
Te fietsen | week 30

Grootste voordeel van mijn groeiende onverschilligheid over professioneel wielrennen als kijksport is: de maandag na een grote ronde komt niet meer met een kater. Wie zich drie weken lang weinig aantrekt van een groot sportevenement elders, dat ’s middags al uren aan televisie inneemt, en ’s avonds nog eens talkshow na talkshow vult, mist na afloop al evenmin iets.

Enfin, mijn gevoelens over de Ronde van Frankrijk zijn ook al even bekend. Saaier tour bestaat er niet. Die wedstrijd is te belangrijk gemaakt, waardoor de grootste kanshebbers vooral rijden om niet te verliezen. En bovendien weten hun ploegleiders alles door de hedendaagse communicatiemiddelen, waardoor hun verdedigende tactiek nog tijdens de etappe kan worden bijgesteld.

Maak de belangen te groot, en de wedstrijd gaat dood.

Merkte ik dit jaar bovendien nog iets anders op. Mijn Fernweh is weg.

In de tijd dat er ook voor mij geen belangrijker sportwedstrijd bestond dan die Tour de France keek ik netzo goed om te zien waar de rijders fietsten. Want zelfs in de romantiek, toen Gele Trui-dragers nog onbekommerd zelf ten aanval trokken, waren er ook saaie momenten in de etappes. En de wielerwedstrijd is ook éen lange TV-spot voor de bekoorlijkheden van het land. Waarbij de commentatoren zelfs de VVV’s nog van dienst zijn, door in hun live-verslag allerlei informatie te geven over bezienswaardigheden onderweg.

Ooit heb ik vakantiebestemmingen gekozen aan de hand van wat ik op TV had gezien. Om aldaar te gaan fietsen, uiteraard. Hoezeer de wegen er ook bergop mochten gaan.

Had ik later bij het TV-kijken nog profijt van ook, als ik soms uit eigen ervaring wist hoe het parcours er bij lag onderweg.

Maar zelfs nu de luchtshots breed in HD op mijn scherm komen, leidt dat verder niet tot enige emotie bij mij. Ik zie de bekoorlijkheden of uitdagingen wel, voor mij als fietser. Lust om die op te gaan zoeken, komt er niet.

Dáar is het niet te vinden, weet ik nu.


Lichtlopend
Te fietsen | week 31

Mijn hok is een Tetris puzzel. De ruimte is klein. Alles wat er in moet, past weliswaar. Alleen dan wel op slechts éen manier.

Dus was het een kleine ramp toen de gemeente me enkele jaren terug nog een derde vuilcontainer verplichtte, voor de afvalscheiding. En dat ik daarbij toen ook mijn kleine groene container moest inruilen voor een grote, terwijl ik niet eens een tuin heb.

Hielp daarop evenmin mee dat ik tegenwoordig elk jaar wel een nieuw oud fietsje lijk te kopen, om op te knappen.

Containers vullen een ruimte raar — ook al omdat ze een groot deel van de tijd vrijwel leeg zijn. Maar fietsen hebben al helemaal een vreemd formaat om op te bergen. Ze zijn zo lang en hoog, en tegelijk enkel bij het stuur en de pedalen van enige breedte.

Inmiddels hangt zelfs het plafond vol. En daarom ben ik er eindelijk tot over gegaan eens wat zaken weg te doen. Of, in elk geval, om een poging daar toe te wagen. Zo hing daar altijd nog een goudkleurige Batavus Runner uit 1973; een fiets waarop ik jarenlang had rondgereden in een stad waar fietsendiefstal normaal was, waarvan het bezit alleen daarom al een trofee was geworden. Ware het niet dat de Sturmey Archer naaf in het achterwiel nu al decennia geblokkeerd is.

Zin om dat oude ding op te knappen, was er niet echt. Demontage zou het alleen een stuk makkelijker maken om van het lijk af te komen.

En daardoor ‘ontdekte’ ik toch ook nog wel het éen en ander. Zoals het basale gegeven dat de Nederlandse fietsfabrieken, toen die hun fietsen nog bij de honderdduizenden verkochten, sterk bezuinigd hebben op onderdelen. Zo kregen de standaardmodellen wel heel simpele brackets, zonder schroefdraad — anders dan de ooit zo dure sportfietsjes waar ik het liefst aan pruts.

De trapas is daarbij eenvoudigweg vastgezet tussen twee ingeperste kogellagers. Zette een merk als Batavus nog wervend op het frame ook dat de fiets daardoor licht zou lopen.

Hoe zo’n ouderwets inslaglager te verwijderen, evenwel? Bleek me dat dit met een hamer moest. En met daarop heel veel hamerslagen. Ofwel: met bruut geweld.

Die demontage was mede daarom een exercitie in nederigheid. Elke handeling was moeilijker of tijdrovender dan vooraf gedacht.

[wordt vervolgd]


#TCRNo5
Te fietsen | week 32

De afgelopen week — beginnend op 28 juli om tien uur ’s avonds — vond de spannendste fietswedstrijd van het jaar plaats. Die misschien wel zo spannend is omdat je als volger de beleving zelf moet maken, door naar stipjes op een landkaart online te kijken, en te zien wat foto’s en filmpjes op de sociale media tonen.

En hoewel de ‘race’ nog altijd voort duurt, is mijn belangstelling wel sterk verminderd sinds de eerste fietser de eindstreep passeerde in midden Griekenland.

James Hayden is ditmaal de snelste geweest. Wat hem zeer gegund zij na de pech die hij bij zijn eerste en tweede deelname had gehad. In 2015 viel hij uit met Shermer’s Neck, waarbij de spieren het hoofd niet meer omhoog kunnen houden — een typische blessure voor lange-afstandsfietsers. Vorig jaar moest hij na de eerste dag noodgedwongen 36 uur rusten met een longinfectie; om daarna heel het veld in te halen en alsnog als vierde te eindigen.

De Transcontinental, die dit jaar voor de vijfde keer verreden werd, is zo interessant omdat de wedstrijd pas ruim vierduizend kilometer verderop stopt, aan de finish, en het daarbij zeker niet alleen gaat om wie het hardst kan fietsen. De deelnemers moeten alles op eigen kracht doen, zoals zelf hun route bepalen, en voldoende eten en drinken weten te vinden onderweg, plus nog eens afwegen hoe lang ze slapen iedere dag.

Gezond blijven, en heel, ondanks alle verkeer; dat lang niet overal gewend is aan fietsers, is daarbij al helemaal cruciaal.

Hayden zat gauw eens ruim achttien uur per dag op zijn fiets. Bijna negen dagen lang.

Kwam daar dit jaar nog een hittegolf bij, met daarop flink noodweer, in de regio waar de fietsers door moesten.

Was er alleen dit jaar ook de dood onderweg van Frank Simons, een paar uur na de start al, waardoor het evenement meteen nogal wat glans kwijt was. Terwijl elke fietser weet hoe gevaarlijk auto’s zijn, en het risico altijd daar is.

Inmiddels kan ik overigens de keren dat een auto me bijna dood reed op een nabije rotonde — waar fietsers toch echt voorrang hebben — al niet meer tellen. Het ongeluk zal mij dus waarschijnlijk niet overkomen op een onverlichte gewestweg ergens in Wallonië, op een tijdstip vrijdagnacht waarop de enkele automobilist onderweg waarschijnlijk drank op zal hebben.

Het enige dat rest is om er voetstoots vanuit te gaan dat elke automobilist die op een kruising aan komt rijden blind en idioot zal zijn.


Augustus
Te fietsen | week 33

Het ruikt alweer herfstig soms. Wat vast komt omdat deze zomer aan de natte kant is hier, en het niet zelden stevig waait.

Dit is de tijd van het jaar ook waarin er elke week ineens een half uur minder daglicht is dan een week eerder. Opmaat naar de periode waarin het voor het grootste gedeelte van de dag donker blijft. Een maand nog, dan breekt ook die tijd weer aan.

Dus krijgen de fietsen die dat nodig hebben in deze tijd een winterbeurt. Voorbereiding loont in deze. Niets vervelender dan een fiets te moeten pakken met een klein mankement.

’s Winters rijd ik doorgaans andere fietsen dan ’s zomers — daarvan zijn de banden breder en stugger, en minder gauw lek, en ze hebben permanent licht. En er is me gebleken dat deze niet per se meer onderhoud vragen dan mijn zomerfietsen; ondanks dat ze in beroerder omstandigheden worden gebruikt.

Meest voorkomende slijtage komt gewoon door het gebruik. Een ketting rekt. Banden worden kaal. Remblokjes remmen zichzelf weg.

Fietsen lijden dan ook het meest van niet-fietsen. Van als ze dagen buiten staan, in vocht en kou. Van als de bewegende delen onbeweeglijk blijven.

De mijne staan vrijwel altijd onderdak. In de hal in huis desnoods, als ze even goed moeten drogen.

Neemt niet weg dat de meeste fietsen van mij eerdere eigenaars hadden, en die niet altijd even goed voor hun eigendommen hebben gezorgd. Dus moest er weleens een onderdeel vernieuwd worden dat toch niet nog een winter verder mee zou gaan.

En het vervangen van een trapas zal nooit een lievelingswerkje worden van mij. Bij deze brak bovendien de plastic cup af, waardoor het nog een heel gepruts was ook om het ding te verwijderen zonder de schroefdraad in het bracket te beschadigen.

Maar ja, een nieuwe trapas heeft nieuwe lagers, en nog weer een betere bescherming tegen de weersinvloeden van buiten.

Hoop je.


Pedaal
Te fietsen | week 34

Veel kwaliteitsverschillen heb ik nog niet gemerkt tussen de goedkope pedalen op mijn fietsen en de exemplaren die vijf, zes keer duurder waren. Onderhoud hebben ze op den duur allemaal nodig. Van tevoren is alleen niet te voorspellen wanneer precies dat onderhoud noodzaak wordt.

Dus sleutel ik vooral preventief. Zoals nu. Voor het alweer winter is.

En waar het ene pedaal al binnen een paar maanden stuk liep, gaat eenzelfde setje, op hetzelfde moment gekocht, nu al jaren probleemloos mee.

Wel viel me op dat bij een afwijking aan een pedaal de herkomst niet altijd meteen duidelijk is. Ja, de fiets rijdt dan niet meer volmaakt soepel rond. Maar het kan daarbij zelfs lijken of er een rem aanloopt. Dat de hapering misschien in een pedaal zou zitten, is lang altijd niet de eerste gedachte.

Omgekeerd weet ik wel altijd vrijwel zeker dat er iets met het pedaal is als elke trapbeweging begeleid wordt door een hoorbare tik.

De pedalen die ik inmiddels het meest in gebruik heb, komen uit Taiwan, en worden verkocht onder verschillende merknamen. Prijs bij aanschaf varieerde van € 8 tot zeker € 18 per paar. Voordelen van dit model zijn het immens grote platform, en de goede grip bij alle soorten schoenen en sandalen. Ook heeft dit pedaal een prettig dikke as, met aan twee kanten kogellagers.

Het vergt overigens wel twee maten aan pijpsleutels om die as voor onderhoud te kunnen demonteren.

Geen van dit type pedalen had voorheen ooit problemen gegeven. Alleen heb ik er nu éen, een nieuwe ook nog, die net niet helemaal soepel rond loopt. En dan is er toch weinig meer dat ik doen kan dan de conus en de borgmoer net iets anders af te stellen, en de kogels even extra dik in het vet te zetten.

Zo’n probleem hoop ik toch ook het liefst nog zelf op te kunnen lossen, in plaats van bij het verkooppunt te gaan klagen.


Roads less travelled
Te fietsen | week 35

In het jaar van de meeste kilometers ooit maakte ik in maart al fietsritten in het weekend van 140 kilometer en meer. Om dat de rest van de lente en de zomer vol te houden ook.

Dit jaar lijk ik een voorkeur te hebben voor ritjes van hoogstens zeventig kilometer, tachtig kilometer desnoods. De lol zit hem niet in de afstand. Ik geniet er nu juist van na drie uur nog even soepel te fietsen als in het begin, na tien kilometer pak hem beet.

Want worden de afstanden groter dan honderd kilometer, dan zit er ineens altijd wel een periode in zo’n rit die overbodig aandoet; waarin het fietsen geestelijk vooral even wat minder makkelijk gaat. Het teveel bestaat in deze. In afstand onderweg.

Elk fietsjaar lijkt dus met zijn eigen zekerheden te komen. Waar dan nog opvallend moeilijk van af te wijken is. Het ene jaar kunnen bepaalde wegen of delen van routes favoriet zijn, en met regelmaat worden bezorgd. Het jaar daarop lijken die dan ineens alle aantrekkingskracht te hebben verloren.

2017 is ook het jaar van de avondritten gebleken. Slechts zelden komt het nog voor dat ik eens speciaal vroeg opsta om te gaan fietsen. En als dat toch eens gebeurt, zoals gisteren, dan merk ik ineens wat zo’n jaarritme nog meer betekent. Zo ben ik het wat ontwend geraakt om mijn wegen met andere fietsers te moeten delen. En er was wat volk onderweg ineens.

Nadeel van dat avondlijke fietsen is overigens dan weer dat je de weg wel deelt met een miljoenmiljard insecten.


September
Te fietsen | week 36

De afgelopen jaren was september steeds de beste fietsmaand van het jaar, met doorgaans stabiel en rustig weer, en alom stille wegen. Is er alleen wel het gegeven dat de avonden plots snel korter worden. Vandaag was er alweer 28 minuten minder daglicht dan maandag een week terug.

En ergens rond de 21e deze maand is het ineens alweer langer donker dan het licht blijft overdag.

Maar, de bomen hebben bijvoorbeeld vrijwel al hun bladeren nog, wat altijd scheelt als er wind staat.

Het fietsjaar 2017 bracht alleen niet de typisch zomerse verschijnselen waaraan ik zo gewoon was geraakt. Wat vast komt doordat ik mijn ritjes ineens vooral in de avonden ben gaan rijden.

Normaal was het eerste teken dat de zomer er aan kwam in een jaar dat ik ergens moest wachten voor een brug die dan tergend traag open ging om wat bootjesvolk te gerieven. Bijwerking van mijn keuze om aan de rand van het Friese merengebied te gaan wonen. Er is vrij veel water daar, waarop mensen dan willen gaan varen. Dat begint al in het weekend van Pasen.

Ik heb nog geen open brug gezien dit jaar.

Evenmin is het me overkomen dat ik ergens in het midden van niets wachten moest bij een touw over de weg, dat daar even gespannen was door een boer die zo zijn koeien naar een plaats leiden kan om ze te melken.

Belangrijk op het moment is vooral dat ik er aan denk dat met het vallen van de avond de temperatuur nogal snel kan dalen. Wat me daarmee verplicht om warme kleding mee te nemen. Ook wordt het dragen van sandalen me al gauw te koud als de temperatuur onder de 14° is gezakt.


Patina
Te fietsen | week 37

Het is mogelijk om een fiets uit 1980 of 1981 er als nieuw uit te laten zien. En een enkeling voelt zich zelfs geroepen om dat dan te proberen. Zijn er ook nog fora online waar zulke liefhebbers hun ervaringen uitwisselen met anderen. Ik lees daar graag over. Zonder me nu meteen gedwongen te voelen om hen in alles na te gaan doen.

Heel een frame overspuiten, of dat laten doen, en dan nagemaakte stickers op het frame plakken? Zoals ineens de gewoonte is, van bedrijven die zulk oud staal dan voor hogere prijzen verkopen dan de fietsen kostten indertijd? Dan toch veel liever een fiets met het patina dat bij de leeftijd hoort.

Oude en aangeslagen aluminium onderdelen schoonmaken, is bijvoorbeeld nog iets opvallend veel dat enthousiaste liefhebbers trekt. Want je kunt dat spul dus ook polijsten, tot het glimt zoals het nooit eerder geglommen heeft.

En dan zijn er dus mensen die rustig twaalf tot zestien uur uittrekken om een oude crank als een spiegel te laten blinken. Mensen met lovende woorden over polijsten als een goede vorm van meditatie. Die erop staan alles met de hand te willen doen, terwijl we voor bijna alles tegenwoordig ook mechanisch geweld klaar hebben staan.

Ik heb daar het geduld niet voor. Al heeft het werken aan oude fietsjes me metterjaren wel een stuk geduldiger gemaakt.

Grappig genoeg schrijft Pirsig daar ook over, in Zen and the Art of Motorcycle Maintenance:

Assembly of Japanese bicyle require great peace of mind.

Dit is een slecht vertaald zinnetje dat de hoofdpersoon, die handleidingen schrijft, eerst te grappig voor woorden vindt, om er uiteindelijk toch de enorme waarheid van in te gaan zien.

Kalmte bij het werken levert het snelst een goed resultaat.

Omdat mijn fietsen allereerst als vervoermiddel bedoeld zijn, doet hun uiterlijk er relatief weinig toe. Te stellen valt zelfs dat er enige diefstalpreventie uitgaat van een onverschillige behandeling. Toch wordt het misschien tijd om bijvoorbeeld eens wat krassen weg te schuren die ontstonden door de onverschilligheid van een vorige eigenaar; en die me inmiddels soms wel storen.

Als dat tenminste zou kunnen in een los half uurtje, of zo.1

  1. Pas bij het bekijken dan deze foto viel me het ingekleurde getal 73 op, dat op de lug staat die de bovenbuis verbindt met de zadelbuis en de staande achtervork. Ik vermoed dat die aanduidt welke hoek de zadelbuis daar maakt; oftewel wat de geometrie van het frame is. Tegenwoordig zou die hoek lui worden genoemd. []

Citaat van de dag | 0914

Omdat ik zo hard bleef uitkijken naar een goede bivakplaats kon ik bijna terplekke op de fiets in slaap vallen. Dat wou ik natuurlijk niet meemaken en ik legde me gewoon langs de kant van de weg. Maar door de vermoeidheid vergat ik gewoon om mijn wekker te zetten waardoor ik veel langer sliep dan gewoonlijk. Op zich was dat een klein probleem maar langs de andere kant had ik een echte nachtrust waardoor ik er terug volledig tegenaan kon gaan voor de laatste 1.000 kilometer. Wetende dat Mike heel wat minder geslapen had tijdens de voorbije week was die investering in nachtrust zeker de moeite waard.

Kristof Allegaert, in: ‘2017 De Indian Pacific Wheelrace’

ziet ook: IPWR 2.


In the Dutch Mountains
Te fietsen | week 38

Leeuwarden had de aloude Drachtsterbrug vervangen door een aquaduct, en dat moest ik zien. Ook al omdat de aanleg van dit nieuwe kunstwerk zo lang had geduurd. De bouw had slechts enkele jaren vertraging opgelopen.

Voornaamste reden om even te kijken, was overigens wel omdat ik weten wilde of dat aquaduct nog een beetje een leuke nieuwe helling opleverde, voor mij als fietser. Want eigenlijk zijn er veel snellere en gemakkelijker routes om in het centrum van Leeuwarden te komen. Zelfs voor alle bouwwerkzaamheden begonnen, en er omleidingsroutes kwamen, ging ik al vrijwel nooit over de inmiddels bijna gesloopte Drachtsterbrug. Die was om.

Maar een paar jaar terug werd er in de autoweg Leeuwarden-Drachten een ander kunstwerk aangelegd, het Aquaduct Langdeel. En ook al gaat het fietspad daar eerst door, en er dan nog eens overheen, een nieuwe mogelijkheid diende zich ineens aan aan om vlot in de Friese hoofdstad te kunnen komen.

Ware het niet dat een fietser ook zeker zes kilometer over kaarsrechte wegen rijden moet in boomloos polderland om van dat Aquaduct Langdeel gebruik te kunnen maken. Is de straf er op de heenweg niet, van het fietsen in te veel wind op de open vlakte, dan komt die op de terugreis wel.

Sommige fietsers noemen die eeuwige tegenwind onze bergen.

Ik waardeer bergen toch iets meer, omdat bergop het uitzicht tenminste nog weleens verandert. Bij tegenwind hier verschuiven de coulissen juist nog minder snel.

Dus reed ik toch eens einden door de open vlakte om via het ene aquaduct het nieuwe aquaduct te bezichtigen. En daar was ik heel vlot beneden. Direct alleen met de vraag toch al of dat kleine stukje op gratis hoge snelheid nu alle extra inspanning tot dan wel waard was geweest.


Spanninga
Te fietsen | week 39

Jaren geleden alweer kocht ik een koplamp van Philips, de SafeRide 60, om deze aan te sluiten op een naafdynamo. Ruim € 50 kostte die, wat als een grote investering voelde — zelfs al was € 90 de normale winkelprijs. En nooit heb ik meer reacties gehad onderweg op een fiets of fietsonderdeel dan op zoiets als simpels als die lamp.

Vaak dachten mensen zelfs dat er een auto aan kwam rijden. Een auto waarvan de andere koplamp wel kapot zou zijn.

Philips had de lamp oorspronkelijk ook ontworpen voor het gebruik op lichte motorfietsen.

Goed aan die SafeRide is dat de lamp met twee LED’s werkt, en een slimme lens, waardoor er zowel dichtbij veel licht is, zelfs bij het indraaien van een bocht, als ook verkeersborden einden in de verte al prettig hel reflecteren.

Voldeed het ding zelfs aan de elementaire eis om tegenliggers niet te verblinden, als ik dat niet wilde.

Helaas alleen was het maken van fietsverlichting voor Philips een oninteressante bijzaak. Fabricage van de koplampen en achterlichten werd al na enkele jaren gestaakt. En goed, dan maakt concurrent Busch & Müller ook leuk licht. Alleen gebruiken die altijd slechts éen LED in hun lampen, en vond ik het lichtbeeld van de Philips daardoor toch fijner; want aanzienlijk gelijkmatiger.

Maar juicht, de firma Spanninga maakte vorig jaar al bekend de Philips technologie te hebben opgekocht. En op het moment zijn de lampen die dit opleverde zelfs al in de aanbieding te koop. Dus kocht ik de Spanninga Axendo 60 XDAS, voor € 33,10. Om daarmee, zo bleek inmiddels, een net zo goede zo niet betere lamp te krijgen dan de Philips SafeRide is. Want op deze Spanninga zit ook nog een daglichtstand.

Enige nadeel tot nu toe ontdekt: het standlicht houdt het niet de beloofde vier minuten vol.


Oktober
Te fietsen | week 40

Het schijnt iets van 92% van de tijd niet te regenen in Nederland. En toch voelt 2017 aan als natter dan normaal. Terwijl ik alle mogelijke apps op mijn telefoon heb die het weerbeeld tonen; en ik dus niet eens naar buiten wil als het zo dadelijk gaat gieten.

Helemaal zuiver zijn die toekomstvoorspellingen alleen nooit. Vijf minuten vooruit kijken, lukt de software al aardig, bij vijftien minuten is de foutmarge al een stuk groter, en wie wil weten hoe de vlag er over vijf uur bij hangt, heeft hoogstens iets aan Buienradar of Weerplaza om te zien wat de algemene trend kan zijn.

En het is ondertussen herfst geworden. Dus vallen er met regelmaat buien in dit zeeklimaat. Om dat te weten heeft niemand enige technologie nodig.

Vrijdagavond werd ik alleen toch nog overvallen door de regen. Een frontje ergens in de verte had zich in de uren dat ik fietste zo verdiept dat het heel ineens wat water meer bevatte. KNMI kondigde daarop zelfs een waarschuwing af voor het verkeer: Code geel. En toen ik van het oosten uit de regenzone in reed, plensde het ook direct hevig op mij neer. Zonder overgang.

Merkwaardigste aan die regen was alleen toch dat die zo warm aanvoelde.

Dit maakte de onderdompeling minder erg.

Ik was alleen zo nat, en had ook niets bij me om me droog te boenen, dat het me niet lukte om het scherm van mijn telefoon te ontgrendelen schuilend in een tunneltje. Touchscreens werken niet met natte vingers. Dus duurde het nog twintig minuten voor ik thuis kon zien hoe erg de regen echt was geweest die mij even had geteisterd.

Een vreemd noodzakelijk voelende bevestiging.

Waarmee deze episode me dus nog iets leerde. Dat een fietsrit kon uitlopen tot dat het donker is, maakt op zich niet zo veel uit. Behalve dan dat het daarmee onderweg veel meer moeite zal kosten om het weer in te schatten door even naar de lucht te kijken. Want die lucht kan nogal zwart zijn, in het donker.

Dùh.


Nazomer
Te fietsen | week 41

De vermoedelijk laatste keer dat ik met blote benen fietste in 2017 was op zondag 15 oktober. Dat was op een wat overdreven warme dag voor de tijd van het jaar. Een storm ergens ver weg in het westen had hitte uit het zuiden deze richting opgestuwd.

En onderweg moest ik zelfs menigmaal bij een brug wachten tot er weer wat bootjesvolk voorbij was gedobberd op hun plezierjachtjes.

Met enige goede wil had ik een half jaar eerder, begin april ook in korte broek kunnen fietsen. En tussen april en oktober zitten een half jaar aan tijd. Toch ben ik nog altijd geneigd om het fietsjaar op te delen in vijf goede maanden, en de zeven maanden aan doorbijten tot het weer beter wordt.

Daarbij bepalen de trieste maanden mijn ideeën over het fietsen blijkbaar het meest.

Want, altijd als het goed weer is dan hoor ik op zo’n dag te fietsen. Voor mijn gevoel. Negeren dat de zon schijnt, of er nauwelijks wind staat, wordt dan ineens een daad.

Moest dat fietsen bovendien enige duur hebben. Een uur is zelden genoeg. Na een uur zal de motor amper al zijn aangeslagen.

En zo kan een mens zich het leven dus heel makkelijk nogal wat moeilijker maken. Want waarom toch zou dat fietsen altijd weer móeten? Ik ben nergens in training voor. Het is zelfs onzinnig om te denken dat fietsen in de zomer me voorbereid op de winter; want in de trieste maanden gaan er heel andere wetten op; omdat het fietsen dan allereerst een inspanning is.

Niet per se ontspanning; tenzij achteraf.


Beren op de weg
Gijs van Middelkoop

[…] in Beren op de weg wordt inderdaad uitgebreid beschrijven hoe een grizzly verderop het de fietsers een tijd onmogelijk maakt om verder te rijden.

Nu overkomt mij iets vergelijkbaars ook weleens gewoon in Nederland, waar er fietsroutes zijn door gebieden waar ze Hitler-koeien en -stieren hebben rondlopen, met van die lange puntige hoorns, die nog vervelend lang op het fietspad kunnen staan. Zo’n losse anekdote over zo’n grizzly zei me daarmee het meeste niet.[…]

boeklog 27 x 2017


Ketelbrug, windkracht 6
Te fietsen | week 42

Achthonderd meter lang is de Ketelbrug volgens de bronnen online. Alleen klopt dat getal gevoelsmatig niet. Misschien dat het bruggedeelte achthonderd meter aan water overspant, dan nog is er eerst een aanloopje nodig om op de brug te komen. De helling begint al zoveel eerder.

En zaterdag zag mij de Ketelbrug beklimmen op de fiets, tegen een windkracht in van 6 Beaufort.

Dat mag dan nog niet eens storm heten. Alleen voelde dit wel zo daar.

Want gelukkig zijn de balustrades hoog op de Ketelbrug. De uitschieters in de windvlagen tussendoor kregen nooit onbeheersbaar veel grip op mij. Toch waren ze nogal merkbaar. Mijn stuur sloeg er weleens een paar millimeter van uit, hoe stevig ik dat ook vast had.

Laat de helling die ik beklom eens een kilometer aan lengte hebben gehad. Volgens mijn tellertje daalde mijn snelheid op dat stuk tot net boven de 12 km/uur. Dus kostte het moeilijke gedeelte van de brug me zo al vijf minuten.

Gelukkig reed ik op een fiets met versnellingen. Gelukkig kon ik nog zo ver terug schakelen dat het fietsen niet eens onredelijk moeilijk was. En toch duurden ze erg lang, die vijf minuten klimmen. Misschien omdat de omstandigheden me extra alert maakten, waardoor ik alles wel bewust waarnemen moest. Misschien omdat die inspanning daar naar Nederlandse begrippen toch wel overdreven groot was.

Speelde vanzelfsprekend ook mee dat ik de ellende over mezelf had afgeroepen. Denkende dat de voorspelde storm pas in de avond komen zou.

Op de weg terug, veel later, reed ik dezelfde helling af met een top van 48 km/uur. De windkracht was inmiddels aangewakkerd tot 7 Beaufort. En hoewel de rijdsnelheid een paar tellen vreugde bracht, was er ook daarbij het treurige besef hoezeer de wind des fietsers vijand blijft.

Er waren ook nergens anderen onderweg op hun fiets.


Ketelbrug, windkracht 7
Te fietsen | week 43

Wie in Nederland enkel fietsen gaat met gunstige wind zal hoogstens een paar keer per jaar de deur uit kunnen. En desondanks went het weer hier nooit. Tegenwind hoort er weliswaar bij, en toch ís die elke keer anders.

Echt harde wind tegen vraagt als reactie een grote portie geduld. Ook op de helft van de normale snelheid wordt de volgende bocht, of het hoogste punt van die Ketelbrug, wel een keertje bereikt.

Op een fiets met een beetje versnellingen hoeft harde wind tegen niet eens veel meer kracht te kosten; er even van afgezien dat die kracht wel over langere tijd moet worden geleverd.

Langzamer fietsen dan normaal is alleen een beetje vervelend. Helemaal als de route over bekende wegen voert. In een polder. Mijn brein vindt op zulke momenten daarom vaak zijn eigen vermaak uit. Nogal eens wordt er dan vanuit de krochten van mijn geheugen een lied opgediept dat ik zeker veertig jaar niet gehoord heb, en dat dan toch ineens een innerlijke oorwurm worden kan.

Zaterdag herinnerde mijn verveelde brein zich ineens de Zuiderzeeballade — een duet uit 1959 van een kleinkind en een opa, over die goeie oude tijd, toen er nog weleens een vissersman verdronk waar nu de voerman zijn paarden draven laat.

Wonderlijk genoeg herinnerde ik me tekst en melodie woord-perfect, zoals de Engelse uitdrukking luidt. Inclusief ‘prentje’, en regels als: ‘die jongen is je ome, die is dood’.

Daarna kwam de herinnering aan Cornelis Vreeswijk er dwars doorheen denderen, met Bakker de baksteen; want dat nummer had ik vorige week tijdens het fietsen al ineens herinnerd. Waarop twee refreinen zowat om en om terugkwamen in mijn hoofd, en ik die innerlijke radio enkel kon stopzetten door heel bewust eigen gedichtjes te gaan bedenken.

Eenmaal op de bestemming aangekomen, was éen luttele haiku de enige nieuwe schepping die de plotselinge stilstand overleefde. Want beweging doet iets met een brein, en geen beweging dus duidelijk ook.


November
Te fietsen | week 44

November leek me altijd de Noorwegen van het jaar, zo schreef Emily Dickinson ooit. Niet in een gedicht helaas, zodat er geen even memorabele zinnen volgden op die ene intrigerende mededeling.

Noorwegen was nogal een ander land in haar tijd — te arm en schraal om alle inwoners goed te voeden; zodat iedereen die er niet de oudste zoon was emigratie overwoog.

En ik moest deze week nogal eens denken aan november, en de korte dagen van het moment in Noorwegen, omdat met de overgang van zomertijd naar wintertijd ook meteen de temperaturen zakten naar de enkele cijfers.

De harde wind van vorig weekend was ook al zo bijtend schril geweest.

Want weliswaar bestaat er geen slecht weer, alleen slechte kleding, toch dwingt november me dus ineens weer om elke keer voor ik naar buiten stap na te denken over mijn kledingkeuzes op de fiets. Wat moet ik aan? En wat er moet er daarom misschien mee?

Te koud gekleed gaan, levert lijden op. Te warm is alleen ook niet goed, want dat laat me zweten; wat me daarop, op een ander moment, nog weer extra koud kan maken.

Toegegeven, als ik heel langzaam zou fietsen, of enkel in de stad bleef, dan maakte mijn kledingkeuze niet uit. Dan kon ik volstaan met een enkele heel zware, wind- en waterdichte jas. Zulke jassen zitten alleen niet heel lekker bij het fietsen.

Ik wil zo min mogelijk aan als kan. Maar ook niet minder.


Spanninga | 2
Te fietsen | week 45

De Fietsersbond testte lampen. En hoera, de koplamp waarvan ik zo blij was dat die weer in productie is, scoorde ‘Beste deal’. Bij de dynamolampen tenminste

Het achterlicht dat Spanninga maakt met de gekochte Philips-technologie is zelfs ‘Beste getest’.

Wonderlijk genoeg scoort hetzelfde achterlicht op batterijen minder goed. Dat komt dan omdat er slechts AAA-batterijen in passen; daar waar de slechts éen slag grotere penlights al gauw meer dan de dubbele tijd aan stroom zullen leveren.

En ik wist dat niet, van die AAA-batterijen. Mogelijk omdat ik indertijd het oermodel van Philips nooit heel goed bestudeerd heb. Die achterlichten waren tegen de vijftig euro, en zeker niet vijf keer beter dan wat er zo voor een tientje in de handel was.

Ook kende ik het voornaamste bezwaar van batterijverlichting al heel lang: als het koud wordt neemt de stroomopbrengst nogal snel af.

Vorig jaar heb ik eens op éen koude dag een nieuw setje AAA-batterijen bijna leeggereden. Daar was amper honderdzestig kilometer voor nodig; zonder dat het achterlicht daarbij de hele tijd aan stond.

Achterlichten op oplaadbare accu’s houden er doorgaans trouwens nog eerder mee op.

Dus is het eenvoudiger om op een fiets die het hele jaar in gebruik is voor- én achterlicht met een dynamo aan te drijven. Zoals lang ook de gewoonte was. Tegenwoordig schijnt het fietsenfabrikanten evenwel te veel moeite te zijn om ook even een stroomdraadje naar achteren te trekken.

En ik geef toe, het is een gedoe om een stroomdraad door een frame te trekken, van balhoofd tot achterpat. Dat vergt al gauw dat ook het crankstel er af moet, en de trapas los.

Maar het kan ook buitenom naar achteren.

[ Tips van een echte expert ]


Law of the Day | 1117

Hutch’s third law of cycling, which states that a man with one bicycle knows how many bicycles he has while a man with more than one is never sure.

Dr Hutch, Why your best components inevitably
end up on your so-called winter bike


Stadse fratsen
Te fietsen | week 46

Filmpjes genoeg online waarin er iemand de dood tegemoet gaat. Een liefhebber van dat genre ben ik alleen niet. Nooit geweest trouwens ook.

Waarmee wel een vraag werd waarom ik meermaals gefascineerd heb gekeken naar de fietsrit van een man — type arrogant jong klootzakje — dwars door Manhattan heen. Want weliswaar haalt hij het einde ongeschonden. Ondertussen ging het toch een paar keer net niet mis.

Hij rijdt dan ook ongeacht de verkeerssituatie bijvoorbeeld gewoon een kruising op. En dat zijn fiets geen remmen heeft, lijkt me daarvoor het excuus niet echt.

Natuurlijk, hij rijdt door een mij onbekend landschap. Als fietser. Een stedelijke omgeving mij volkomen vreemd, van een brede straat die een canyon vormt tussen eindeloze hoeveelheden enorm hoge gebouwen. Een straat zonder enige infrastructuur voor fietsen bovendien. Daar waar auto, bussen, en een enkele truck de dienst uitmaken, en waar hij zich dan tussendoor slingert als dat moet.

Komt mijn fascinatie misschien door het luttele gegeven dat hij zich zo volstrekt anders gedraagt dan ik in dezelfde omstandigheden zou doen? Zo volstrekt zonder angst? Is er misschien zelfs bewondering voor alle berekende roekeloosheid tijdens zijn tocht?

Overigens verdient de cameraman achter hem dan veel grotere complimenten — want die deed niet zelden precies dezelfde stunts, en wist zijn voorganger daarbij ook nog goed in beeld te houden.

Dezelfde dag dat ik de fietstocht door New York voor het eerst bekeek zond de publieke omroep een documentaire uit van een gelauwerde filmer die er mee zit dat de fietspaden in Amsterdam zo druk worden. Die film verveelde me.
 


Tussenbalans
Te fietsen | week 47

Toeval is het doorgaans wat bepaalt hoeveel kilometers ik fiets in een jaar. Toeval zo veel meer dan toewijding. Alleen ziet het er naar uit dat ik dit jaar voor het eerst sinds er eens structureel cijfers worden bijgehouden onder de grens zal zakken van gemiddeld die 1000 kilometer per maand.

De twaalfduizend totaal haal ik over 2017 niet.

Nu ja, als ik er verder gezond bij ben, maakt dit dan wat uit?

Bovendien ging kwaliteit me ditmaal boven kwaliteit. Voorheen, als ik een halve dag op de fiets weg ging, dan was er altijd wel een uur of wat bij waarin het fietsen niet vanzelf wou. Geestelijk dan. Lichamelijk waren er nooit problemen.

Alleen is het fietsen op het tempo dat ik erop na houd ook eerder een geestelijke inspanning dan een lichamelijke oefening. Mijn brein kan zich er zelfs behoorlijk bij vervelen, om dan zijn eigen vermaak te verzinnen.

De meeste ritjes van tussen de veertig en de zeventig kilometer daarentegen dit jaar waren vrijwel altijd leuk. Mede omdat die me telkens zo gemakkelijk afgingen.

Ware ik in training geweest voor iets, een randonnée ergens, of een tocht van meerdere dagen in zwaar terrein, dan had zo veel geflierefluit niet gemogen. Dan was er tucht gewenst geweest. En pijniging. Om nóg sterker als fietser te worden. Dan had ik minstens twee ritten in de week hard horen te trainen, met alle verzuring in de spieren, en andere narigheden van dien.

Het enige dat ik wel miste van het niet-fietsen van langere afstanden dit jaar was dat ik nauwelijks nieuwe paden betrad. En een vreemde omgeving zet de zintuigen altijd net even wijder open.


Nachtrijder
Te fietsen | week 48

Autorijden in het donker heb ik altijd vervelend gevonden. Waarschijnlijk vanwege mijn kleurenblindheid. Ik heb bijvoorbeeld moeite om de paaltjes met witte reflectoren te onderscheiden van die met de rode reflectoren. Daar moet bewust voor worden gekeken. En daartoe ontbreekt dan altijd de tijd.

Nooit begreep ik het waarom van dit probleem, tot deze zomer een andere kleurenblinde dé opmerking plaatste die alles in perspectief zette.

Wie gewend is om overdag kleur goeddeels te negeren als baken om op te koersen, kan die gewoonte in het donker niet ineens afleren. Kleuren betekenen voor hem of haar daardoor ook bij nacht niet zo veel — lang niet zo veel als de wegbeheerder wel zou willen tenminste.

Op de fiets zijn er minder bezwaren om ’s nachts te rijden. De snelheid ligt dan ook zo veel lager als in een auto mogelijk wordt. En lange draaiende bochten, zoals die van een snelweg af, hoeft de fietser bijna nooit te maken.

Punt is wel dat de paar keer dat ik ’s zomers of in de vroege herfst bij donker fiets een nogal slechte voorbereiding zijn op wat er plaatsvindt als de klok weer naar wintertijd is gezet.

Rijd ik ’s zomers met licht op, dan is het laat, en zal er verder nauwelijks verkeer zijn op de weg.

’s Winters valt de duisternis al terwijl menigeen dan nog naar huis moet, van school en kantoor. Dan heb ik mijn weg met velen te delen. Waarbij menige medefietser het vertikt om enig licht te voeren; en voor mij al doende iets te innig flirt met de dood.

Zeker in de avondspits is fietsen in het donker vermoeiend, omdat mijn reflexen dan bijzonder gespitst moeten zijn op elke glinstering die aan zou kunnen geven dat er iemand voor mij loopt of fietst, of ineens van de zijkant af mijn pad kan opduiken.

Voeg daar wat regen aan toe, en het is welhaast een wonder dat ik dan nog de straat op durf.


Jaar zonder zomer i
Te fietsen | week 49

Deze zomer werd er hier en daar gememoreerd dat 200 jaar geleden de eerste fietsrit plaatshad. Karl Freiherr von Drais maakte op 12 juni 1817 een tochtje van omgerekend 14 kilometer in een uur, op wat toen nog een ‘loopmachine’ heette.

Sneller dan de postkoets ging hij daarbij.

De fiets is alleen éen van die technologieën die er honderd jaar eerder ook al had kunnen zijn. Nieuw eraan was enkel dat er enkele al bestaande vindingen in éen apparaat werden gecombineerd. Maar dat het handig kon zijn om te kunnen sturen met zo’n ding was nog éen stap te ver voor Drais.

Dus wordt een vraag waarom de fiets er pas 200 jaar geleden was.

Eén theorie daarbij is dat dit kwam door een vulkaanuitbarsting aan de andere kant van de wereld in 1815. De vulkaan Tambora op het eiland Soembawa spoot toen zoveel as de lucht in dat het klimaat er het hele komende jaar door van slag was.

1816 werd daardoor een jaar zonder zomer. Overal mislukten de oogsten, want er was telkens nachtvorst tijdens de zomermaanden. Hongersnoden waren het gevolg.

Eén van de gevolgen daarvan was dat er van hier een massa-emigratie op gang kwam, naar Amerika.

Een ander gevolg was dat er nogal wat paarden stierven — ik neem nu maar aan omdat er domweg geen voer voor de meeste beesten was.

Dus luidt de these dat het pas ging lonen om na te denken over alternatieve manieren van vervoer toen er problemen ontstonden met de tot dan gebruikelijke snelle methode van verplaatsing over land.

Te bewijzen valt er alleen niets. Er bestaat namelijk slechts éen plaatje van Drais. Aantekeningen of verdere persoonlijke geschriften zijn verloren gegaan in de tijd. Zeker is enkel dat hij een uitvinder was, en dat zijn loopmachine ook in productie werd genomen indertijd; anders dan zijn andere vondsten.


December
Te fietsen | week 50

De straat voor mijn huis is een rustige straat. Helemaal sinds een zorgorganisatie het experiment opgaf om geestelijk gehandicapten tussen de mensen te laten wonen, hen weer naar een eigen reservaat verhuisde, en er niet de hele dag meer taxibusjes aan en af rijden.

Naast woongenot biedt zo’n rustige straat ook een wat wrang voordeel. Ik hoef in de wintermaanden maar naar buiten te kijken om te weten hoe goed of slecht de wegen er in de rest van de regio bij liggen. In mijn straat is het bijna altijd erger dan waar ook. Sneeuwtroep blijft nergens anders langer plakken. Er is geen verkeer om de boel tot brei te rijden. En omdat de straat precies oost-west loopt, nemen de huizen aan de zuidkant ’s winters bijna de hele dag de zon weg.

Als die er zou zijn.

Vanochtend hoefde ik niet eens naar buiten te kijken om te weten dat het glad was. De schaarse auto die voorbij kwam, knarste door ijsresten langs.

Toen daarop de wereld binnenkwam via mijn internetverbinding verbaasde het niet dat er overal in de buurt auto’s van de weg waren gegleden. Naarste nieuws: dat van de vrouw die zelf nog 112 gebeld had, terwijl haar auto langzaam in een kanaal verdween; waarop plots de verbinding werd verbroken.

Maar het is dus niet alleen het weer, dat me bovenmatig is gaan interesseren sinds ik weer fiets. Ook interesseert me ineens nogal waar er verkeersongelukken zijn, en waarom die dan gebeurden.

Valt nieuws over weer & verkeer dus ook weleens op een pijnlijke wijze samen.


Zand
Te fietsen | week 51

Van november is me inmiddels duidelijk dat het de maand is met de allervieste wegen.

Er zit dan nog blad aan de boom, dat in deze weken op de grond gaat vallen. Om daar vast te kleven aan het wegdek, door het vocht, en tot smots te worden gereden.

De landbouwers doen hun laatste slag op het al drassiger wordende land, om alle verzamelde modder vervolgens op de verharde weg van hun wielen te rijden.

En de zon verliest de kracht om een eenmaal natte weg op te laten drogen. Dat vooral.

Het blad op de weg verdwijnt vervolgens bijna vanzelf weer. Nederland veegt. Veel van het zand blijft raadselachtig genoeg wel achter. Al kan dat, toegegeven, best niet heel zichtbaar op het wegdek liggen, half opgelost in wat er telkens aan neerslag viel.

Dus rees bij mij de vraag: hoe lang duurt die nare zanderige fase eigenlijk? Hoe lang liggen de wegen en paden er zo verschrikkelijk vies bij elk jaar?

De hele winter lang, tot de zon de kracht weer heeft om de wegen te drogen, en los zand kan verstuiven?

Laat me daarover hier dan toch eens aantekening maken.

Dit zijn in elk geval de maanden waarop je op je snelste fietsjes zou moeten fietsen, om zo snel als kan uit het beroerde weer te zijn. Want het is altijd te koud, te winderig, te klam, of te nat. Maar paradoxaal genoeg valt de keuze telkens toch een fiets met een wat stuggere en bredere band. Bijvoorbeeld.

Alleen al omdat het zo’n smeerboel geeft om een lekke band te krijgen in deze tijd van het jaar, want het zand zit overal als je dan snel even onderweg probeert een binnenband te verwisselen. Helemaal als je daarbij op een fiets met een naafversnelling reed, om al te grote slijtage aan de ketting te voorkomen.


Ein kleines Kompliment
Te fietsen | week 52

Er kwam me een auto tegemoet met nogal felle mistlampen aan. En die lichten schenen naar mij, op het dubbele fietspad aan zijn kant van de weg. Nu was het niet donker, noch mistig, dus was het niet nodig om mij te verblinden. Zoals ik de chauffeur ook hardop liet weten.

Waarop deze zijn lampen uitdeed.

Mijn hartgrondige verwensing was dus gehoord.

En dat verandert ineens iets. Want ik had me de laatste jaren de gewoonte aangewend om foutief verkeersgedrag van automobilisten luidkeels vanaf mijn fietsje te becommentariëren. Onwetend dat zij me daarbij zouden kunnen verstaan.

Al is becommentariëren een wat te nette uitdrukking voor het krijten van een lettergreep of wat.

‘Lul’ is dan namelijk mijn favoriete woord.

‘Klootzak’ is zelfs een nog lekkerder scheldwoord, alleen ontbreekt doorgaans de tijd om me die kwalificatie te herinneren, laat staan om dat woord dan nog helemaal uit te spreken.

Merk wel op dat ik mijn constatering over andermans rijgedrag weliswaar luidkeels plaats, maar dat daar meestal geen agressie meer achter zit. Dat automobilisten te makkelijk denken dat ze er nog wel voor langs kunnen, bijvoorbeeld, en mijn snelheid daarbij verkeerd inschatten, is een gegeven. Druk kan ik me daar niet meer over maken. Dat ik anticipeer op de idiotie van een ander is al een instinct geworden. Moest ook wel, om op straat te overleven.

Wel dienen zulke fouten benoemd te blijven worden.

Maar nu ik dus weet dat mijn stem doordringt tot in stalen cocon van al die zo asociale medeweggebruikers wordt het misschien nodig om mijn aanpak te veranderen. Voor zover een ingesleten reactie nog te veranderen is. Ook heb ik nog niet die ene klank gevonden dat het perfecte sarcastisch uitgesproken complimentje zou kunnen zijn.

‘Goed zo!’ is waarschijnlijk toch net éen lettergreep te veel.

Sarcastisch applaus geven lukt al evenmin, met mijn handen hard geplooid om de remgrepen; om niet op zo’n auto te botsen.

‘Fijn!’ zou nog een mogelijkheid kunnen zijn — alleen mist ‘fijn!’ echt lekker knallende medeklinkers.