Maart
Te fietsen | week 08

Het voorjaar van 2017 brak voor mij aan bij het vallen van de avond op zaterdag 4 maart. Hoewel ik toen al wat krokussen had zien staan, een paar dagen eerder.

Sneeuwklokjes vallen me nooit op, vreemd genoeg.

Maar die 4de maart was het voor de eerste keer warm genoeg geweest, in de middag, om het landschap opnieuw van geur te voorzien. En ik rook die geuren, tijdens mijn korte avondrondje op de fiets; dat veel langer werd dan oorspronkelijk gedacht, omdat het weer ineens zo mild leek, relatief, dat het trappen vanzelf ging.

’s Winters mist er dus domweg een dimensie aan het buiten zijn. En niet eens alleen omdat mijn hoofd dan zo makkelijk vol snot komt te zitten.

Geuren maken de ruimte buiten zo veel groter, en aanweziger.

’s Winters dringt hoogstens de meest penetrante geur nog door tot het bewustzijn. Autobussen die zwarte dieselrook uitstoten. Kwade walmen van het stinkfabriek bij Burgum, waar de kadavers van dieren worden ontleed.

Al herinner ik me toch ook een tochtje tussen kerst en nieuwjaar een paar jaar terug, toen me al vanaf Terherne een prettige koffiegeur tegemoet waaide van de Douwe Egberts in Joure. Dat maakte me toen dorstig.

Nu is voor mij de constatering niet nieuw dat fietsen in de winter dwingt tot een innerlijke migratie. Als er amper 7½ uur daglicht is, moeten vele kilometers in het donker worden afgelegd. Waarbij er niets te zien valt. Dus luister ik dan doorgaans naar podcasts.

Dwingt het weer vaak toch al tot het buitensluiten van de elementen, tot winddichte jassen en broeken, en handschoenen aan. Hoogstens mijn gezicht is dan nog bloot.

Toch, dat ook ik uitbot in de lente, en mijn zintuigen dan weer proeven kunnen aan de wereld, is iets dat blijkbaar wel ieder jaar opnieuw ontdekt moet worden.


[x]#13007 fan dinsdag 14 maart 2017 @ 11:11:29