Ynhâld fan ’e fietsen 2018-side

  1. Statistieken  Te fietsen | week 0101/2018
  2. Fietsenmaker  Te fietsen | week 0201/2018
  3. De nieuwe fiets  Dirk Jan Roeleven01/2018
  4. De race  Te fietsen | week 0301/2018
  5. Pet  Te fietsen | week 0401/2018
  6. Quote of the Day | 012701/2018
  7. Januari  Te fietsen | week 0501/2018
  8. Fietsporno ii  Te fietsen | week 0602/2018
  9. Stoffen  Te fietsen | week 0702/2018
  10. Lek  Te fietsen | week 0802/2018
  11. Februari  Te fietsen | week 0902/2018
  12. Een vooroorlogse Godwin xxii  Te fietsen | week 1003/2018
  13. Gezond  Te fietsen | week 1103/2018
  14. Het licht zien  Te fietsen | week 1203/2018
  15. Maart  Te fietsen | week 1303/2018
  16. Windbreker  Peter Winnen03/2018
  17. Voorwaar  Te fietsen | week 1404/2018
  18. Kost me dat?  Te fietsen | week 1504/2018
  19. Draag nooit een gele trui  Alex van der Hulst04/2018
  20. Gewichtsverdeling  Te fietsen | week 1604/2018
  21. Vorm  Te fietsen | week 1704/2018
  22. Uit koers  Frank Heinen04/2018
  23. Per ongeluk  Overwegingen | week 1704/2018
  24. April  Te fietsen | week 1804/2018
  25. #RATN  Te fietsen | week 1905/2018
  26. De kunst van het dalen  Martin Bons05/2018
  27. Klem  Te fietsen | week 2005/2018
  28. Quote of the Day | 052005/2018
  29. Split  Te fietsen | week 2105/2018
  30. Quote of the Day | 052605/2018
  31. Mei  Te fietsen | week 2205/2018
  32. Banden, banden, banden  Te fietsen | week 2306/2018
  33. Oriëntatie  Te fietsen | week 2406/2018
  34. Infrastructuur  Overwegingen | week 2406/2018
  35. Ma jante  Te fietsen | week 2506/2018
  36. Het mysterie van de eerste gele trui  Herman Chevrolet06/2018
  37. Juni  Te fietsen | week 2606/2018
  38. Vocht v  Te fietsen | week 2707/2018
  39. Midzomernachtrit  Te fietsen | week 2807/2018
  40. Oud spul  Te fietsen | week 2907/2018
  41. VOMIT / MAMIL  Te fietsen | week 3007/2018
  42. The Cyclist Who Went Out in the Cold  Tim Moore07/2018
  43. Juli  Te fietsen | week 3107/2018
  44. #TCRNo6  Te fietsen | week 3208/2018
  45. Tweet of the Day | 081808/2018
  46. Ergernisje  Te fietsen | week 3308/2018
  47. Gewenning  Te fietsen | week 3408/2018
  48. Ergernisje ii  Te fietsen | week 3508/2018
  49. Augustus  Te fietsen | week 3508/2018
  50. Ingewikkeld  Te fietsen | week 3609/2018
  51. Bonk  Te fietsen | week 3709/2018
  52. 42 kilometer, 195 meter  Te fietsen | week 3809/2018
  53. September  Te fietsen | week 3909/2018
  54. This Road I Ride  Juliana Buhring09/2018
  55. Rondje IV  Te fietsen | week 4010/2018
  56. Versnellings  Te fietsen | week 4110/2018
  57. Leuk  Te fietsen | week 4210/2018
  58. Bergrit  Te fietsen | week 4310/2018
  59. Houding  Te fietsen | week 4410/2018
  60. Oktober  Te fietsen | week 4410/2018
  61. Donker  Te fietsen | week 4511/2018
  62. Het beest  Thomas Sijtsma11/2018
  63. In de woestijn fiets je niet  Peter Delpeut11/2018
  64. Rondje V  Te fietsen | week 4711/2018
  65. November  Te fietsen | week 4811/2018
  66. Niet fietsen  Te fietsen | week 4912/2018
  67. Omzien  Te fietsen | week 5012/2018
  68. Point of view  Te fietsen | week 5112/2018
  69. December | een jaar op de fiets  Te fietsen | week 5212/2018

© eamelje.net 2001-2019. Alle rechten voorbehouden. All rights reserved

 

Statistieken
Te fietsen | week 01

Volgens het KNMI was 2017 zeer warm, en vrij nat. En omdat de samenvatting van zo’n statistiek dan niet klopt met mijn idee over het afgelopen jaar, is vervolgens nader onderzoek nodig.

Daaruit blijkt dan onder meer dat zo’n meteorologische dienst alleen al anders naar het weer kijkt als ik, omdat hun metingen vanzelfsprekend 24 uur per dag doorgaan. Ik moest al toevallig buiten zijn geweest zo’n dag.

En dan kan het KNMI 2017 bijvoorbeeld zeer warm noemen, omdat het in de zomermaanden ’s nachts zo veel minder afkoelde dan voorheen.

’s Nachts ben ik alleen zelden buiten.

Ook was 2017 naar mijn idee eerder zeer nat te noemen dan vrij nat. Al is die meting enkel gebaseerd op het gegeven dat ik vorig jaar aanzienlijk minder dagen gefietst heb dan in de jaren daarvoor. Alleen al om niet telkens nat te regenen onderweg. Omdat ik vaker natregende dan normaal.

Overigens fietste ik vorig jaar nog altijd > 37 kilometer gemiddeld per dag tijdens de kleine 300 dagen dat ik heb gefietst. Het normale aantal. Ondanks dat het jaartotaal aan kilometers lager lag dan wat dit decennium normaal leek te zijn geworden, maakte dit dus voor mijn inspanning niet per se iets uit; als zo’n inspanning geleverd werd.

Al is ook zo’n manier van statistiek bedrijven verneukeratief. Fietste ik de rest van 2018 verder geen meter meer, dan nog had ik een behoorlijk eind gereden op de ene dag dat ik toevallig mijn fiets pakte voor een eindje om. Die eerste januari. Toen het me niet verkeerd leek om even rustig een tochtje te maken. Niet eens als goed voornemen. Maar gewoon om buiten te spelen, na al die verplichte feestdagen grotendeels binnen te hebben doorgebracht.


Fietsenmaker
Te fietsen | week 02

Naar mijn idee is een fietsenmaker nog altijd een chagrijnige man op leeftijd, die iedereen die zijn werkplaats binnenkomt het liefst meteen weer zag vertrekken, omdat zij hem storen.

Twee, drie ervaringen uit mijn jeugd hebben dit beeld voor altijd verankerd. Dieptepunt was wel de hond van een vent die mij verrot schold om het merk van mijn fiets, dat geen A-merk was, toen ik als brugklassertje nieuwe pedalen moest kopen, en deze daar ook wilde laten monteren.

Tegenwoordig zou ik wellicht diep medelijden krijgen met zo’n gefrustreerd mannetje. Toendertijd waren volwassenen nog autoriteiten. Zelfs als ze volkomen raar handelden.

Toch is het niet hierom dat ik nooit meer een fietsenwinkel binnen stap. Ik heb vooral mijzelf in de loop der jaren tot fietsenmaker omgeturnd, met de hulp van YouTube. En online alle noodzakelijke aanschaffen doen, geeft nogal wat meer keuze.

Toen ik mijzelf voor de verandering een helemaal nieuwe fiets cadeau wilde doen, voor een kroonjaar, was het veel interessanter om een los frame te kopen, en daar de juiste onderdelen bij te zoeken, dan om een winkel binnen te stappen en daar iets al compleets uit te kiezen.

Is zelfs een vraag of een gemiddelde grote fietsenzaak nog wel modellen met stalen frames verkoopt.

Het in elkaar schroeven, was ook een belangrijk deel van het geschenk. Noodzaak haast zelfs om meteen een band met zo’n ding te krijgen.

Wat ik alleen nog niet deed, was uit losse buizen en patten een frame in elkaar solderen. En dat komt er ook niet meer van. De tweedehandsmarkt aan frames dekt al mijn behoeften ruimschoots, voor tientjes. Terwijl een beetje cursus om fietsen te leren solderen of lassen zo al duizenden euro’s kost.

Zijn er ook pakketten op de markt om uit bamboe een frame in elkaar te epoxyen.

Zag ik mijzelf al evenmin een nieuwe carrière beginnen, als fietsenmaker ergens. Omdat het in zo’n zaak er ook niet om gaat dat je iets kunt maken of repareren, maar dat dit allereerst binnen een betaalbaar korte tijd moet gebeuren.

Toegegeven, foto’s van andermans fietsenzaken kunnen mijn gedachten altijd wel even laten afdwalen.


De nieuwe fiets
Dirk Jan Roeleven

[…] Dirk Jan Roeleven reed zijn aankoop toen meteen ook naar huis. Al bleek meteen al dat hij iets te lichtvaardig gedacht over de mogelijke route daarbij. De hoge Alpenpassen die wel even bedwongen zouden worden, waren allemaal nog dicht, om het seizoen en de sneeuw. […]

boeklog 13 i 2018


De race
Te fietsen | week 03

Fietsen doe ik op mijn eigen tempo. Dat is vrijwel nooit zo snel als kan. Toch halen anderen me zelden in. Nederlanders rijden gemiddeld ook slechts iets van 12 km/uur op hun fietsen. Reden daarvoor is onder meer dat ze hun banden niet hard genoeg oppompen.

Word ik toch eens ingehaald, dan doet me dat werkelijk niets.

Alleen was dit weleens anders. Vooral als die andere fietser op een gewone fiets reed — ingehaald worden door mensen in racetenue, of op speed pedelecs heeft me altijd onverschillig gelaten.

Metterjaren sleet alleen toch mijn drift om te bewijzen nog steeds een man te zijn, die fietsen kan. Zo meende ik.

Is het wel zo dat het tijdens een wat langere fietstocht helpen kan om toch even de snelheid wat te verhogen voor een tijdje, om de monotonie te doorbreken van dat moment. Bijvoorbeeld na te zijn ingehaald door een snellere fietser.

Donderdag speelde er nog weer iets anders. Het schemerde al toen er een vijftig meter voor me een fietser de parallelweg opdraaide, onder Oosterwolde, om daarop zijn weg te vervolgen in dezelfde richting als ik zou gaan. En daarmee begon een race, die tegelijk de naam race niet mocht dragen.

Want hij keek telkens om, die fietser, waar of ik bleef. En het was dat omkijken dat me triggerde. Dus in plaats van de 27 à 28 km/uur die ik op mijn gemakje reed, ging ik net wat sneller trappen, om hem daarop tergend langzaam in te halen.

Een paar kilometer verderop zat ik pal achter hem, toen hij weer om keek.

‘Daar was hij al,’ zei ik. Onmiddellijk verbaasd niet achter een schooljongen gejaagd te hebben, zoals mijn vermoeden was, maar achter een oudere met een volle witte kerstmannenbaard.

Competitief gedrag sterft dus blijkbaar toch nooit uit.


Pet
Te fietsen | week 04

Fiets het hele jaar door, en merk dat je in de loop der tijd met een opvallend uitgebreide garderobe komt te zitten. Want vooral aan jassen en shirts valt namelijk op dat die bij de ene temperatuurreeks buiten wel perfect zitten, en daarom net te warm zijn als het warmer wordt, of net te koud als de thermometer daalt.

Heb ik het wel over de omstandigheden die gelden voorbij de tien kilometer reisafstand; als de fietsmotor goed warm heeft kunnen draaien.

Ook heb ik bijvoorbeeld schoenen die het hele jaar door prettig zitten, behalve nu net als het vriest. Dan zijn ze ineens te ruim om er warme voeten in te houden.

Het enige kledingstuk dat tot deze winter node ontbrak in mijn collectie was een waterdichte warme pet.

Mutsen genoeg. Snoods. Hoofdbanden. Antieke bandanas zelfs. Maar een pet met een klep om geen regen op de brillenglazen te krijgen, en mijn hoofd en dan vooral mijn oren warm te houden, had ik nog niet.

Simpele reden daarvoor was dat ’s winters doorgaans de twee-op-drie regel geldt. Want in deze tijd van het jaar is het vrijwel zeker óf koud, óf winderig, óf nat. Spelen er twee van deze drie weersomstandigheden tegelijk, dan zou dat geen bezwaar mogen zijn om niet toch te gaan fietsen. Is het koud én nat bij harde wind, dan hoeft fietsen zeker niet.

Regen en kou zijn vervolgens de meest gehate combinatie.

En een aankoop is daarom geslaagd als daarop meer weer dan daarvoor zonder bijgedachten wordt getrotseerd. Ik kocht een lelijke hardlooppet van Nike, in de januari-uitverkoop. Dat volstond.


Quote of the Day | 0127

I would love for cycling to be an entertaining, big sport. At the moment, it’s a bit dull, it’s technical and there’s all this doping stuff.

Simon Mottram, Rapha Founder


Januari
Te fietsen | week 05

Grauw is het woord. Grijs. Almaar bewolkt. Januari 2018 was een maand die het vrijwel zonder zichtbare zon moest doen. En er mist toch iets als je rondfietst zonder ooit je schaduw mee te zien rijden.

Zal van het geheime doel om buiten te spelen — om zo extra vitamine D aan te maken — ook wel niet veel terecht zijn gekomen.

Vaak was het niet alleen grijs, maar ook nat. Mijn lelijke waterdichte pet, met oorkleppen, maakte dat probleem weliswaar wat beter te verdragen, vervelend bleef het.

En echt vriezen deed het niet. De temperaturen bleven net in de meest oncomfortabele zône denkbaar hangen, van licht onder het vriespunt tot een graad of vijf boven nul. Omdat er dan nog behoorlijk wat vocht in de lucht kan zitten, en die klamheid het makkelijk zo veel kouder laat aanvoelen dan het is.

Ik kijk deze maanden op de buienradar ook nooit naar de pagina met de echt gemeten temperatuur. Die met de gevoelstemperatuur is op het moment veel informatiever.

Januari telde tweemaal een storm. En hoewel de tweede daarvan recordcijfers schreef, en daardoor zelfs de spoorwegen het grootste deel van de dag niet kon rijden, duurde geen van beide stormen erg lang, opvallend genoeg. Op andere momenten in het jaar wil het wel eens al dagen hard waaien voor de aangekondigde storm er eindelijk is. Dus waren de grootste weersextremen van de maand nog opvallend makkelijk te negeren.

Beste nieuws daarom: 8 uur en 47 minuten daglicht inmiddels, wat ruim een uur meer is dan eind december. En in februari worden de dagen echt snel langer.


Fietsporno ii
Te fietsen | week 06

Op Instagram, en eerder al op Flickr, volg ik nogal wat accounts van hedendaagse framebouwers. Fietsen van staal interesseren me nu eenmaal meer dan die van plastic, of aluminium. In mijn jeugd waren er enkel begerenswaardige fietsen met stalen frames. De bijbehorende esthetiek geniet mijn voorkeur nog altijd.

Bovendien blijft het een intrigerend gegeven dat een ambachtsman in een schuurtje ergens in staat is om fietsen te maken die voor mij aanzienlijk begerenswaardiger dan zijn dan wat de grote fietsenmerken op de markt brengen zoal.

Tegelijk maakt het uiterlijk van een fiets heel weinig uit — behalve voor de aantrekkingskracht die het ding dan krijgt op kopers. Of dieven.

Veel belangrijker is hoe een fiets rijdt.

Al zijn ook daar forse kanttekeningen bij te plaatsen. In 2017 moest ik bijvoorbeeld nogal eens in Groningen zijn — waartoe ik met regelmaat de fiets pakte (à 2 x 45 kilometer). En voor die ritjes maakte het eigenlijk nooit uit op welke fiets ik reed. Ook al omdat het me er nooit om ging zo snel mogelijk te fietsen. Daarentegen was het comfort, van spatborden bijvoorbeeld, en geïntegreerde verlichting, wel van groot belang.

45 kilometer is te kort ook voor een redelijk getrainde fietser om moe te worden.

Van enkele fietsen in mij bezit heb ik wel gemerkt dat ik daar minder snel moe op wordt dan op andere, als de afstanden substantiëler worden. Waarbij de kritische grens waarschijnlijk ligt voorbij de drie uur pure zadeltijd.

Al mijn fietsen hebben hetzelfde type leren Brooks zadels, de B17, en hetzelfde stuur. Dus blijven als variabelen over: de banden, en het frame. Alleen stokt daar dan het inzicht. 25 mm bandjes blijken dan namelijk niet oncomfortabeler te zijn dan 28 mm brede bandjes. En dat ene raceframe van triple-butted lichtgewicht buizen is niet per se beter dan de frames van veel goedkoper staal.

Comfort hangt namelijk nog veel meer af van de weersomstandigheden, of de kwaliteit van de wegen waarover mijn route voert, dan de fiets waarop ik rijd.

Toegegeven, de lichtgewicht bandjes om de lichtgewicht wielen van mijn lichtste fiets geven me wel het gevoel snel te zijn — de fiets trekt daarmee zo leuk fel uit stilstand op. Toch is er in platland Nederland verder geen enkel voordeel te merken van die paar kilo minder als het om de gemiddelde snelheid of de topsnelheid gaat.

En hoewel het mooi is dat ik blijkbaar op een barrel even goed rijd als op een pure racefiets, maakt dat het volgen van al die ambachtelijke framebouwers ook wat raar. Want, bij éen van hen ooit nog eens een frame op maat laten maken, heeft om mijn fietsprestaties in elk geval geen enkel nut.
 


Stoffen
Te fietsen | week 07

Ooit, toen er drie winters achter elkaar een Elfstedentocht gereden kon worden, maar die van 1987 uiteindelijk niet door ging, liep een mede-atleet nog eens bevroren wangen op tijdens een hardlooptraining.

Hij droeg een bril, anders had het best mis kunnen gaan met zijn ogen. De oostenwind had kil gesneden.

En er was enerzijds bewondering voor het fanatisme van deze hardloper, om zich bij zulke beroerde omstandigheden toch buiten te wagen, en tegelijk rees er vrees voor wat ons dus ook allemaal zou kunnen overkomen tijdens een gewone avondtraining.

Een trommeltje met anekdotes op Rouleur.cc, over warm blijven tijdens het trainen in de winter vroeger, zette bij mij ook wat luiken open naar het verleden. Wat daarbij vooral verwondering opriep over hoe primitief bijvoorbeeld onze kleding nog was; ruim dertig jaar terug.

Ik heb wat afgebibberd in katoenen trainingspakken die eenmaal nat geworden nooit meer droogden.

Goed, het kleden in laagjes bestonden toen ook al wel. Maillot onder de lange broek, en schaatsen was een stuk minder koud. Maillots voor mannen bestonden er evenwel niet. Zo’n laagje erbij had ook wat gênants.

Tegenwoordig heeft elke winkel die kleding verkoopt lang thermo-ondergoed, voor een paar euro. Voor op de wintersport, zo staat daar dan bij. Want technische ontwikkeling en welvaartsgroei gingen samen op. Dus is er inmiddels alom kleding verkrijgbaar voor omstandigheden die hier nauwelijks nog voorkomen.

Niettemin, als ik nu onder winterse omstandigheden ga fietsen, dan zit daar vrijwel automatisch wel een tijdslimiet aan. Want de hedendaagse kledingtechnologie maakt het erg makkelijk om je te warm te kleden. Wat dan tot zweten leidt. En hoe snel ook zulk transpiratievocht van de huid geleid mag worden, ergens onder mijn jack blijft het toch wel degelijk vochtig. Wat het eigenlijk onmogelijk maakt om onderweg te stoppen — of het moest om een langere stop gaan ergens binnen, in de overdreven warmte.

Het is nog altijd de beweging die warm houdt.


Lek
Te fietsen | week 08

Mijn Clubman had in het hok ineens een lekke achterband opgelopen. Onverwacht. Zoals dat vrijwel altijd gaat met lekke banden. En het duurde voor mijn doen erg lang voor ik daar iets aan deed.

De Wet van Parkinson had toegeslagen; de tijd die een taak kost dijt als vanzelf uit naar de hoeveelheid tijd die er voor beschikbaar is.

Lekke banden kun je zo bezien het best onderweg krijgen — wat zo ongeveer het enige voordeel zal zijn aan een lekke band onderweg. Want een bandenwissel volgt dan meteen. Noodgedwongen. Je moet nu eenmaal verder.

Kan er thuis altijd nog besloten worden of de lekke binnenband geplakt wordt, of weg gegooid.

Ik ken mannen die zo de lekke binnenbanden een half jaar opsparen, om de hele bups dan in éen keer te plakken. Nieuw tubetje solution er bij, zodat het tenminste loont een nieuw tubetje te kopen. Klaar.

Maar zo vaak heb ik geen lekke band.

Voornaamste belemmering om de achterband van mijn Clubman te repareren was dat de fiets zo verschrikkelijk vies was. Bovendien heb ik meerdere fietsen. Een tijdje zonder die ene speciale winterfiets doen, is dan geen grote opoffering.

De fiets moest eerst ook van het hok naar de hal verhuizen, om daar nu eens echt op te drogen. En vervolgens wachtte ik op die ene februaridag dat het geen straf zou zijn om de fiets buiten met een warm sopje af te nemen.

Dat was nog lang wachten, gegeven de lage temperaturen deze maand.

Dus eigenlijk was het grootste probleem dat er speelde dat ik geen zin had gehad om een aangekoekte winterfiets in mijn badkamer te gaan wassen. En waarom zou dit dan zijn?

Een puntig stukje schelp, vast van een fietspad ergens, had zich dwars door de dikke antileklaag gepeurd, zo bleek uiteindelijk. Het lek was nogal klein.


Februari
Te fietsen | week 09

De beide Elfstedentochten die ik het meest bewust meemaakte, werden alle twee eind februari verreden. Dat staat me nog helder bij. En dat heeft het perspectief gegrond. Pas als de kalender maart aanwijst, ga ik er vanuit dat het niet nog weer eens onverwacht lang koud zal worden.

Kon de week die nu komt alleen wel eens de koudste worden van de hele winter 2017-2018. Er is oostenwind, en die voert kou van diep in Rusland aan.

Februari 2018 was toch al aan de koude kant, zelfs in vergelijking met de maanden ervoor. Al scheen er aanmerkelijk meer zon dan in de winter tot nu toe. In weerrapportjes als deze gaat het alleen om mijn persoonlijke beleving allereerst. En dan weegt het gegeven nogal door dat ik maar éen keer geen handschoenen aan had op de fiets.

Viel nog mee dat de oostenwind zo lang uitbleef. In de winter van 2011-2012 kwam in mijn herinnering de wind vijf maanden lang vrijwel steeds uit het oosten, van november tot in april. Die periode blijft voorlopig het ijkpunt voor hoe koud het buiten kan zijn voor een fietser.

Tegelijk, gisteravond bracht het eerste moment deze winter dat ik over besneeuwde paden fietsen moest. Dat is weleens anders geweest. Bovendien lijkt alle gevallen sneeuw inmiddels alweer verdwenen.

Voornaamste verbetering evenwel: de tabellen geven aan dat er nu 10 uur en 34 minuten aan daglicht is. En, zolang het zonnig blijft, en helder, lijkt dat zelfs nog meer.


Een vooroorlogse Godwin xxii
Te fietsen | week 10

De Brit Steve Abraham sloot dit weekend een derde poging af om het record aantal gefietste kilometers in een jaar te verbeteren. Een eindsprint zat er niet in de laatste week. Oostenwind, en daarmee Siberische koude, plus vooral sneeuw, had de omstandigheden op de weg slechter gemaakt dan wanneer ook in de twaalf maanden er voor.

In 2015 interesseerde Abraham’s eerste recordpoging me zeer. Wat mede kwam doordat hij niet ineens vanuit het niets vertrok.

Al een hele tijd was toen duidelijk dat het oerrecord van Tommy Godwin uit 1939, van 75.065 mijl, ofwel 120.805 kilometers, zeer tot zijn verbeelding sprak. En daar werd online over gesproken.

Dook er bovendien ineens een Amerikaanse concurrent op, die ook bereid was om een jaar van zijn leven op te offeren, aan een poging dat onbreekbaar geachte record te kraken. En toen strandde Abraham’s eerste poging al na enkele maanden doordat een onvoorzichtige brommerrijder hem invalide reed.

Dat is allemaal al op deze website geboekstaafd.

Net als dat voor de volledigheid is vastgelegd dat daarop een Amerikaanse vrouw het jaarrecord heeft gepakt — waaraan mij dan tegenstond dat ze het hele jaar lang in Florida op een afgesloten circuit rondreed. Kadaverdiscipline noemde ik die recordpoging zelfs.

Het kan dus goed zijn dat Amanda Coker met het huidige wereldrecord tegelijk ook de onzinnigheid heeft aangetoond van een poging om zoveel kilometers als kan in een jaar te fietsen.

Steve Abraham’s eerste recordaanval, en ook de daar later parallel aan lopende tweede poging, strandde door dat ongeluk. Dus is te begrijpen dat hij meende nog iets te moeten bewijzen. Bovendien pakte hij zijn derde poging slimmer aan. Er kwam een trainer, en een diëtist, en hij ging met een vermogensmeter rijden om nog efficiënter met zijn energie te leren omgaan.

Was er vervolgens in september 2016 een succesvolle test, doordat hij het record verbeterde van de meest fietskilometers in een maand.

Dat record is ondertussen verbroken.

Maar waarom interesseerde me zijn derde jaarrecordpoging, die begon op 4 maart 2017, dan zo weinig? Ik vrees toch omdat bij die eerste poging zo boeiend was dat Steve Abraham en Kurt Searvogel tegelijk bezig waren dat oerrecord aan te vallen. Onder heel verschillende omstandigheden daarbij.

De strijd van man tegen man intrigeerde, waar het gevecht van éen man tegen een spreadsheet dat niet deed. Ondanks de wisselende weersomstandigheden en andere variabelen.


Gezond
Te fietsen | week 11

Mannen en vrouwen op leeftijd (55-79 jaar) die zich regelmatig flink inspannen, hebben de fysieke weerstandswaarden van een jongere. Of, in andere woorden, dat zo veel andere ouderen vaker en sneller ziek worden, kon ook weleens komen door hun toenemende inactiviteit; en dus niet enkel een kwestie zijn van slijtage en andere leeftijdsverschijnselen. Zo is het onderzoek samen te vatten dat vorige week nieuws was in de Britse media.

En, omdat de onderzoeksgroep bestond uit fietsers op leeftijd, die met regelmaat randonnées rijden van zeker honderd kilometer, werd daar op de fietsersfora online nogal eens blij naar verwezen.

De bloedwaarden van de fanatieke fietsers werden overigens vergeleken met die van leeftijdsgenoten die liever op hun kont blijven zitten, en met een niet-sportieve groep jongeren.

Ik kijk dan twee tellen naar zo’n onderzoek, Hans van Maanen’s vermaningen in mijn achterhoofd, en denk meteen: zo’n groep van fanatieke fietsers heeft zichzelf al wel uitgeselecteerd. Want wie ongezond is, gaat geen uren op de fiets zitten in weer en wind. Helemaal niet in het Verenigd Koninkrijk, met dat zo weinig fietsvriendelijke autoverkeer overal, waar het nogal loont om goede reflexen te hebben.

Zijn deze fietsers daarom echt alleen gezond gebleven door dat eeuwige fietsen? Of hebben die wetenschappers misschien niet allereerst wel erg gezond gebleven fietsers onderzocht? En daarmee verregaande conclusies ontleend aan een kolonie van witte raven?

Geef ik toe: het is verleidelijk om deze onderzoeksuitkomst onvoorwaardelijk te geloven. Ik fiets nu eenmaal iets te graag om dat niet nog een hele tijd te willen volhouden. Op zijn minst tot het moment dat ik mijn been niet meer hoog genoeg kan opzwaaien om soepel op een fiets met een herenframe te stappen.

Mijn overgrootvader, die 92 werd, wilde ook al nooit aan de damesfiets.


Het licht zien
Te fietsen | week 12

Prettigste verandering van de laatste decennia is het verdwijnen van de verkeerslichten voor fietsers op zo veel plaatsen, en daarmee de afname van het tal gedwongen stops onderweg.

Al begrijpt menig automobilist nog altijd niet dat fietsers vrijwel altijd voorrang hebben op rotondes binnen de bebouwde kom. En dat het echt geen pas geeft tegenover de medeweggebruikers om met een rotgang op een rotonde af te rijden, en pas op het allerlaatst hard af te remmen.

Vervelend aan het wegverkeer blijft dat de asociaalste deelnemers zo zelden voor hun egoïsme worden afgestraft.

De wegbeheerders hebben er dan ook wel heel lang alles aan gedaan om het autoverkeer aan te moedigen. En een reactie daartegen kwam er pas laat.

Vorige week werd er over een proef bericht in Den Bosch. Alwaar de lokale stoplichten software hebben gekregen die kan communiceren met fietsers, als die er aan komen rijden. Dit vergt dan slechts dat zo’n fietser een app installeert op de telefoon.

Winstpunt van die app zou zijn dat de verkeerslichten voor fietsers dan sneller op groen gaan, omdat bekend is dat ze er aan komen. Ik zie alleen allereerst weer een bedrijf bezig dat gretig het gedrag van de gebruikers in kaart wil brengen, en daarmee nogal grote privacy-bezwaren.

Dat zo’n applicatie populair zou kunnen worden, lijkt me trouwens wel een aanklacht tegen al die wegbeheerders die er aan blijven vasthouden dat verkeerslichten nut hebben.

Het is allemaal Amerikaanse import overigens, van na de Tweede Wereldoorlog, die heiligverklaring van de auto. Meegekomen met het Marshall-plan, en de daarbij horende eis tot een op olie gebaseerde economie te komen, in plaats van aan kolen vast te houden. Zoveel auto’s waren er tot dan hier helemaal niet.


[ Meer over bovenstaande commercial, voor een autobedrijf nota bene, en nu juist een statement tegen de ontzaglijke ruimte die auto’s innemen, hier. ]


Maart
Te fietsen | week 13

Vrijwel elke keer dat ik zonder handschoenen aan fietste in maart 2018 was het geen schande geweest om ze wel te dragen. Mijn handen begonnen nogal eens te gloeien eenmaal weer binnen. Want weliswaar begon eerst de meteorologische lente deze maand, en later zelfs de echte lente van dit jaar. Februari en maart waren domweg de koudste maanden van de hele winter. Zelden zal maart zo kou zijn geweest.

Wel scheen de zon opvallend vaak. Wat vanachter glas dan telkens de indruk gaf dat het buiten eigenlijk best goed weer zou zijn. Binnen, een centraal verwarmd huis, is de kou buiten alleen niet te voelen, en daarmee al evenmin goed in te schatten.

Grootste troost ieder jaar maart is dat de dagen plots in hoog tempo lengen. Iedere week komt er een half uur daglicht bij. Het blijft nu 12½ uur licht, of alweer twee uur meer dan eind februari.

Komt daar bij dat de klokken weer naar zomertijd zijn verzet, wat prettig lang licht geeft tijdens de avonden; waardoor de dag niet al bij het avondeten ten einde lijkt.

Alleen weet ik ook dat nog zeker een week of zes zal duren voor er weer voldoende blad zit aan de bomen om alles groen te laten lijken, en niet zo kaal.

Het duurt altijd lang voor het geen winter meer is. Zelfs als je weet dat het lang duurt voor het geen winter meer is.


Windbreker
Peter Winnen

[…] Dus komen zijn teksten gauw eens met een lading. Winnen is kritisch, en melancholisch van liefde tegelijk over de sport. Al valt daar ook over op te merken dat zijn beste wedstrijddagen in een wel heel romantische tijd waren; van toen Gele Trui-dragers zelf nog onbekommerd in de aanval trokken tijdens een Tour-etappe, in plaats van een robotlegertje aan knechten alle werk te laten opknappen tot aan de laatste kilometers. […]

boeklog 31 iii 2018


Voorwaar
Te fietsen | week 14

De winters van dit decennium hebben me geleerd dat 8º Celsius aan gevoelstemperatuur een opvallende psychologische grens is op de fiets. Blijft het kouder, dan rijdt het nooit heel erg prettig. Alle vocht in de lucht maakt het dan klam, of te kil, helemaal met wat wind erbij. En dit maakt vrijwel steeds dat ik in mijzelf gekeerd rond rijdt.

Extravertie wordt pas mogelijk als het lijf zich niet geschrokken in de kleding schuil houdt.

Gelukkig kwamen de afgelopen weken, ondanks alle extra koude, ook weleens met korte perioden van misschien een paar uur, dat het bijna voorjaar leek. In de luwte tenminste. Vooruitgang is er voorwaar. En er was laatst zelfs een middag waarop de wegen er zo droog bij leken te liggen dat ik het voor het eerst dit jaar waagde op mijn echt snelle fiets te gaan rijden.

Zo eentje zonder spatborden, of andere balast.

En dan is het niet eens dat mijn topsnelheid zo veel hoger ligt op die fiets dan op de exemplaren die me het hele jaar ten dienste staan. Het lijkt alleen net of het op die fiets makkelijker is om op snelheid te komen, en het aanzienlijk minder moeite kost die vaart dan vast te houden ook.

’s Winters is het zo onvoorstelbaar dat ik ’s zomers in de avonden rustig ommetjes maak van veertig kilometer en meer, en dat dan amper een inspanning vind. Alleen dit al maakt dat de donkere jaargetijden me altijd te lang duren — zelfs al noemde het KNMI de winter 2017-2018 dan zacht.


Kost me dat?
Te fietsen | week 15

Laatst leerde ik dat een lokale fietsenmaker € 40 vraagt voor het plakken van een band. Dat leek me een fors bedrag voor een werkje dat misschien tien minuten vraagt; waarvan zelfs vijf minuten gewoon uit wachten bestaan, om de oplosmiddelen van de solutie te laten verdampen.

Maar, we leven een gemakseconomie. Tijd is voor velen geld. En onderzoek na onderzoek toont aan dat ons geluk het meest toeneemt door de taken uit te besteden die ons telkens met weerzin vervullen.

Die € 40 kon zo bezien ineens een heel schappelijke prijs zijn.

En nee, ook al ben ik ondernemer van beroep, dat fietsenmakers forse prijzen durven te vragen voor hun diensten heeft me nog geen moment aangezet tot het idee zelf iets in die richting te beginnen. Wel zou me een stage van een week of zo in een werkplaats wat lijken. Alleen al om te zien wat vaklieden aan methoden hebben ontwikkeld om bijvoorbeeld snel een zwaar bemodderde fiets voor een reparatie schoon te krijgen.

Dat ik er aardigheid in heb om een beetje aan mijn fietsen om te prutsen, is ook iets fundamenteel anders dan op economisch verantwoorde wijze fietsen van een ander te gaan repareren.

Sterker nog, ik heb er haast spijt van inmiddels binnen het uur een goed en stevig wiel te kunnen maken uit de losse onderdelen. Daarmee is dat vlechten en spaken ineens niet meer de inspanning die het wel was toen ik mijn eerste wielen maakte, en er nog weleens iets helemaal verkeerd ging.

Hoe moeilijker de taak lijkt, hoe groter de voldoening groeit, of de opluchting uitpakt, als alles eindelijk gelukt is.

Dit voorjaar heb ik van een winterfiets een cassette met versnellingen te vervangen, en daarmee ook een ketting. Dat kost me misschien tien minuten aan werk — of ruim het dubbele waarschijnlijk als ik ondertussen ook de lagers in de naven van het achterwiel in nieuw vet moet zetten — en hoogstens € 25 aan onderdelen.

Alleen al dat ik die nieuwe onderdelen thuis kan laten bezorgen, en er niet op uit hoef om die te kopen, laat staan om mijn fiets naar de reparateur te brengen en daarop dagen kwijt te zijn, bevalt me zeer.

Ken ik ook mensen die rustig € 400 betalen om een fietsenmaker éen nieuwe Campagnolo cassette met elf versnellingen en éen nieuwe ketting te laten monteren. Alleen speelt er bij hen misschien nog iets anders mee. Wie het nodig vindt om op een fiets te rijden waarmee een beetje prof wedstrijden zou kunnen winnen, zal daar niet zelf aan willen hannessen; die laat dat ook waarschijnlijk liever het personeel doen.


Draag nooit een gele trui
Alex van der Hulst

[…] Profwielrenners blijken opvallend genoeg deze stijlregels helemaal niet of amper te kennen, en ze bovendien verrassend makkelijk te negeren. Wie van hen geen zin heeft om in de regen met een natte kont rond te fietsen, met alle risico’s van dien voor verweking en dus beschadiging van het zitvlak, monteert gewoon een spatbordje achter. […]

boeklog 14 iv 2018


Gewichtsverdeling
Te fietsen | week 16

Wie fietst, maakt daarbij op maar drie punten contact met de fiets. Met de kont op het zadel, de beide voeten op de pedalen, en de handen op het stuur.

Elk van deze punten kan problemen opleveren; waarvan zadelpijn wel de bekendste is.

Nu is het zadel op bijna al mijn fietsen van hetzelfde merk en type, een Brooks B17, en moeilijkheden treden daarmee nooit op. Problemen met de handen en de voeten daarentegen komen wel eens voor. Al zijn die inmiddels niet onoverkomelijk meer.

Zeker op lange ritten in deze tijd van het jaar, als de winterkleding niet meer aan hoeft, heb ik weleens de neiging mijn schouders iets te hoog op te trekken. Dat levert na een paar uur stijfheid op, en soms zelfs tintelende vingers. De remedie daarvoor is simpel, om er aan te blijven denken mijn schouders goed te ontspannen. Plus om zo af toe even op de trappers te lopen, om even uit die starre fietshouding te komen.

Problematischer was lang dat mijn voeten pijn gingen doen op de lange dagen in het zadel. Dit kwam, dacht ik, omdat die zo zeer opzwollen op de warme dagen dat ze niet meer in mijn schoenen pasten zonder dat het daar ging knellen. Oplossing bracht de simpele keuze om voortaan in sandalen te fietsen, met verstelbare bandjes om de voorvoeten.

Alleen is het dus niet alleen de warmte, waar mijn voeten van opzwellen. Ook de inspanning draagt er aan bij.

Fizik wilde laten onderzoeken aan welke eisen een comfortabel zadel moet voldoen. Om daarbij te ontdekken dat niemand wist welk percentage aan gewicht van een fietser op zo’n zadel leunt. Waarop bleek dat het bracket het meeste gewicht te dragen heeft, zeker 45%, en het zadel en het stuur dus aanzienlijk minder.

Neemt de druk op die trapas nog weer toe naarmate de fietser sneller rijdt — wat ik ’s zomers nogal eens doe, want dat is het jaargetijde van de snelle fietsjes. Dus is het én én. De warmte laat mijn voeten opzwellen, en dus ook dat deze harder op de pedalen drukken. Wat het weer iets begrijpelijker maakt dat het probleem ’s winters nooit optreedt.


Vorm
Te fietsen | week 17

Merkwaardig, eigenlijk, dat je een groot deel van het jaar rond kunt rijden zonder een goed idee te hebben hoe goed de fietsconditie eigenlijk is — behalve dan dat ik weet dat de basis er al enige jaren ligt om overal desgewenst wel een keer aan te kunnen komen op de fiets.

Maar zo’n vormtest vereist dat het warm weer wordt, zodat je met blote armen en benen kunt fietsen. Opdat je weet dat de spieren en gewrichten voldoende soepel zullen blijven, en er geen kleding meer is die als remparachute gaat werken door te klapperen in de wind.

Pas als het weer geen negatieve factor meer is dus, wordt duidelijk waartoe je echt in staat bent.

Nu rijd ik geen wedstrijden, noch is het doel om lange reizen te maken op de fiets. Over vorm nadenken blijft daarom iets abstracts. Ik heb geen hoger doel dan ontspannen wat buiten te spelen. Toch helpt het wel om dan te weten hoe lang ik probleemloos buitenspelen kan.

Het nut van de wetenschap of ik een beetje in vorm ben of niet, is dat zo beter is in te schatten wat ik zou aan kunnen, om te fietsen. Of om te weten hoeveel tijd een bepaalde afstand me kosten zal.

Want ik ben ’s zomers weleens met mooi weer naar lunchafspraken gefietst 80 kilometer verderop, in Zwolle. Om het idee vooral een goede reden te hebben op zo’n toch al verloren dag wel nog een Century te fietsen.

80 kilometer kost in de zomer zeker drie uur ontspannen fietsen. Voeg daar wat hersteltijd aan toe, en gelegenheid om me om te kleden en te verfrissen, plus wat rek in het schema voor een lekke band of andere pech onderweg, en daarmee komt ook vast te liggen wanneer ik van huis moet gaan.

’s Winters, of in de herfst, is het zelden een plezier om zo ver te rijden. En bovendien kan 80 kilometer dan zo maar meer dan vier uur reistijd kosten, als de wind uit het zuiden of zuidwesten komt. Tegenwind heeft veel meer invloed dan. En bij inspanningen boven de 2½ à 3 uur is bovendien een voedingsregime nodig, en voldoende drinken mee. Zijn er pauzes nodig ook, om even in de luwte bij te komen.

Zulke testen zoek ik weleens op, alleen liever niet te vaak meer.

Het scheelt al zoveel om echt uit te kijken naar een ritje; om een rit te mogen rijden. En om de invloed van het weer daarbij als factor vrijwel te mogen verwaarlozen.


Uit koers
Frank Heinen

[…] Geen intenser leven was er voor hen dan het leven als beroepsrenner; omdat daarin alles zo duidelijk éen doel had. En geen moeilijker bestaan volgt er dan na die wielercarrière, als het echte leven zich aandient in al zijn complexiteit, en er ineens keuzes moeten worden gemaakt. Over alles. […]

boeklog 24 iv 2018


Per ongeluk
Overwegingen | week 17

Interessantste grafiek deze week kwam toch van Datagraver, die de ontwikkeling van het tal verkeersdoden afzette tegen de tijd. Waarbij de piek duidelijk lag in het begin van de jaren zeventig. Sindsdien is vooral het tal gedode mensen in auto’s sterk afgenomen.

Redenen daarvoor zijn overigens niet enkel dat de autogordel verplicht werd. Auto’s kregen kreukelzones, veel betere remmen, en airbags. En tal van wegen werden beter — en vooral prikkelarmer. Tegenwoordig vallen de meeste verkeersdoden op provinciale en gemeentelijke wegen, waarvan de meeste een snelheidslimiet hebben van 80 km/uur.

Och, als die limiet toch eens gehandhaafd werd.

Door het dalende tal doden in auto’s waren de fietsers in 2017 voor het eerst de groep verkeersdeelnemers met het grootste tal slachtoffers — de aantallen waren overigens 206 om 201. Een te verwaarlozen verschil.

Voegde het CBS daar als informatie nog aan toe: tweederde van de fietsdoden was ouder dan 65 jaar oud. En dat een kwart van de dode fietsers op een e-bike reed.

Nu vielen er in 2017 ook 25 doden te betreuren onder de bestuurders van scootmobiels. Grote vraag voor mij bij het bekijken van al zulke statistieken is daarmee: hoeveel slachtoffers hadden alleen zichzelf wat te verwijten — er rijdt inderdaad weleens een scootmobiel een sloot of vaart in — en hoeveel vielen er daadwerkelijk door deelname aan het verkeer?

Ofwel: er is ook die andere ontwikkeling aan auto’s geweest, de afgelopen decennia. Dat het publiek almaar grotere en zwaardere exemplaren ging rijden, en dat de buitenwereld steeds beter uit zulke spamblikken weg te houden viel; wat de rijsnelheid veel moeilijker in te schatten maakt. Is er ook de opmars nog van alle draagbare apparatuur waarmee de eigenaren denken de hele tijd contact met de wereld te moeten onderhouden.

Bij hoeveel ongelukken kortom was een auto betrokken vorig jaar? En bij welk percentage daarvan viel de bestuurder iets te verwijten? Dat zouden nu eens cijfers zijn die me echt interesseerden.


April
Te fietsen | week 18

Sla het weer van een maand plat in een statistiekje, en er komt altijd iets uit dat voor het gevoel niet helemaal klopt. April was bijzonder zacht, zo meldt onder meer Weerplaza. En dat zal dan best, omdat meteorologen de gemiddelde temperatuur van zo’n maand allereerst vergelijken met die van april in de vorige jaren. Daar komt ook altijd een cijfer uit, wat dan meteen een oordeel inhoudt.

Is de gemiddelde temperatuur hoger dan normaal => een zachte maand.
Lag de temperatuur gemiddeld lager dan normaal => een koud begin van de lente.

Aan april 2018 was mij nu juist de grilligheid opgevallen. De maand begon nat en koud, sloeg normaal lenteweer voor het gemak even over, werd meteen warm en ’s zomers, en toen weer nat en relatief koud.

Toegegeven, ik heb geen handschoenen meer aangehad op de fiets. Maar wel heb ik nog winterjacks gedragen en daaronder truien met ingewoven windblokkering.

Alleen waren er ook een aantal eerste keren te bejubelen. Want zo’n eerste rit van het jaar in korte broek is altijd een plezier; al helemaal dit jaar omdat ook de armen meteen al bloot konden. Simpelweg omdat kleding dan geen enkele belemmering meer vormt — wat je dan ineens weer merkt.

Die week met echt warm weer maakte ook dat het groen zeker veertien dagen eerder uitbotte dan normaal; wat het fietsen ook al aangenamer maakt. De wereld lijkt daar zoveel minder afgetekend kaal en onherbergzaam door. En groen biedt ook eindelijk weer beschutting tegen de wind.

Enfin. April reken ik nooit tot de vijf maanden van het jaar waarin het fietsen leuk hoort te zijn — zo bezien is een dag of tien met opvallend goed weer dan al een behoorlijke meevaller.


#RATN
Te fietsen | week 19

View this post on Instagram

Not long now #RATN

A post shared by Luke Windsor (@w_lukewindsor) on

Op éen mei, Dag van de arbeid, ging in Amerongen de eerste Race Around the Netherlands (RATN) voor fietsers van start. Een wedstrijd die een bescheiden tal deelnemers trok: 22 solo-rijders, en nog drie paren aan fietsers.

Vooraf had ik me nogal verheugd op het volgen van dit evenement. Zo bleek me dat ik vrijwel alle wegen ken waarover deze ‘wedstrijd’ voert. Uit ruim dertig jaar aan eigen fietservaring.

En weinig is inspirerender dan zo af en toe tijdens de dag even kijken welke afstanden andere mensen ondertussen hebben afgelegd op de fiets.

Zo’n race stopt ook nooit. Behalve als de fietsers even ophouden met rijden, om te gaan eten of te slapen.

Alleen bleek de RATN vrij saai te zijn — er was nauwelijks iets over te bespeuren op de gebruikelijke sociale media. De enige deelnemer die wel met regelmaat berichtte, lag er helaas al snel uit om doorzitplekken.

En toen was de gedoodverfde winnaar, #9, ineens gediskwalificeerd. Waarop het uren duurde voordat iemand op Twitter kon uitleggen dat deze fietser de regels overtreden had, door hulp van buiten aan te nemen.

Enfin, dan is te begrijpen dat de organisatie van de RATN vooraf weinig ruchtbaarheid aan het evenement heeft gegeven. Opdat alleen het wereldje er van zou weten. Het organiseren van een fietswedstrijd vereist vast tal van vergunningen, en ontheffingen. Zelfs al is deze race eigenlijk geen race, gezien de enkeling die er eens in de zoveel uur ergens op het parcours zal passeren na dag éen, zodat het gewone dagelijkse verkeer overal echt gewoon kan doorgaan.

Maar dat ik voor mijn lol van het volgen van zo’n gebeurtenis dus zo afhankelijk ben van wat anderen er met grote regelmaat over berichten… Niet dat ik de deelnemers kwalijk neem niets anders te doen dan fietsen overigens.


De kunst van het dalen
Martin Bons

[…] Met dit boek probeert hij iets aan dat gemis recht te zetten — vanuit het besef dat hij zelf een slechte daler is. Wat dan gebeurt door opnieuw tal van verhalen over wedstrijden te hervertellen waarin juist de afdaling de overwinning had bepaald. Veelal gaat het hierbij om etappes in historische afleveringen van de Tour de France; een enkele keer om een rit uit de Giro. […]

boeklog 14 v 2018


Klem
Te fietsen | week 20

Uren is er te discussiëren over de vraag of racefietsjes nu echt beter zijn geworden sinds het einde van jaren zeventig — de periode die gauw eens gezien wordt als hét gouden tijdperk van de handgemaakte fiets.

Want, wat is beter? En voor wie dan wel?

Duidelijk zal zijn dat voor professionele wielrenners, die hun racers niet zelf hoeven te onderhouden, nogal andere eisen gelden dan voor de ietwat te zware fietser van middelbare leeftijd; die gewoon prettig wat rijden wil, en liefst nog een beetje comfortabel daar bij.

De hedendaagse racefietsen van de profs zijn alleen allereerst stijf — opdat alle energie die ze in de trapbeweging stoppen benut wordt.

Ik heb liever wat meer ingebouwde vering. En juist daarin zijn oude stalen fietsjes als vanzelf een stuk beter dan al wat er aan lichtgewicht racemonsters te koop is op het moment. Dat verschil zit zelfs al in de spaken — hedendaagse wielen hebben zo weinig spaken, dat de weinige die er zijn enorm strak staan. Terwijl je bij ouderwetse wielen zelfs kunt kiezen hoe veel vering ze moeten bieden — lange spaken nemen en deze 4x laten kruisen, levert een net wat minder strak wiel op dan éen met iets kortere spaken die 3x kruisen, laat staan éen met 2x gekruiste spaken. Doet vervolgens ook de voorvork nog prettig mee, anders dan bij de hedendaagse exemplaren van carbon.

Is alles dan perfect aan die oude fietsjes? Nee, de kwaliteit van hedendaagse velgen en spaken ligt bijvoorbeeld gemiddeld genomen hoger. Banden worden aanzienlijk minder snel lek.

En nieuwe fietsen zijn aerodynamischer — wat voor de rijsnelheid doorgaans aanzienlijk belangrijker is dan het gewicht.

Hedendaagse remmen, en zeker de remblokjes, zijn ook al van een aanzienlijk hogere kwaliteit.

Op vrijwel al mijn oude staal heb ik daarom de velgremmen vervangen door contemporaine exemplaren, met een dubbel draaipunt. Die ook weer vereisten dat er nieuwe remgrepen kwamen. Wat trouwens automatisch als gevolg had dat mijn fietsjes iets aerodynamischer werden — de remkabels lopen nu grotendeels onder het stuurlint door.

Maar ziet, ineens is het mode om evenementen te organiseren voor oude fietsjes, en authenticiteit wordt dan ineens een eis om daaraan mee te kunnen doen. En volgens de organisatoren horen daar remkabels bij die in boogjes boven het stuur uitsteken. Dus moest ik voor het eerst in mijn bestaan als fietsenmakertje twee waslijnen spannen. Om zelfs daarvoor al op nog een verschil te stuiten tussen hedendaags en toendertijd.

In 1980 klemde je een remgreep vast op het stuur door een moer aan te draaien.

Tegenwoordig draai je een inbusbout omlaag.

Om zo’n moer aan te kunnen draaien, met een pijpsleutel, is er ruimte nodig om die moer. En die kan er ook weleens niet zijn in een wat gemangelde 40 jaar oude remgreep.

Paste die hedendaagse klem trouwens al evenmin in de oude greep.


Quote of the Day | 0520

While the focus of Hillman’s thinking for the last quarter-century has been on climate change, he is best known for his work on road safety. He spotted the damaging impact of the car on the freedoms and safety of those without one – most significantly, children – decades ago. Some of his policy prescriptions have become commonplace – such as 20mph speed limits – but we’ve failed to curb the car’s crushing of children’s liberty. In 1971, 80% of British seven- and eight-year-old children went to school on their own; today it’s virtually unthinkable that a seven-year-old would walk to school without an adult. As Hillman has pointed out, we’ve removed children from danger rather than removing danger from children – and filled roads with polluting cars on school runs. He calculated that escorting children took 900m adult hours in 1990, costing the economy £20bn each year. It will be even more expensive today.

Our society’s failure to comprehend the true cost of cars has informed Hillman’s view on the difficulty of combatting climate change. […]

‘We’re doomed’:
Mayer Hillman on the climate reality no one else will dare mention


Split
Te fietsen | week 21

Geen vervelender en dus onnozeler keuze dan de keuze bij wegbeheerders om steenslag in te zetten als wegdek. Tenzij je wilt rekenen als zij. En er vanuit gaat dat er weinig zo goedkoop zal zijn aan noodzakelijk wegonderhoud als het aanbrengen van een nieuwe laag grit.

Dat spul bedekt ook zo handig alle gebarsten asfalt eronder. Valt het dus ook niet op dat daar niets aan gerepareerd werd. Voor een jaar of wat tenminste.

De gemeente Ooststellingwerf vertoont de laatste weken een waar grit-offensief. Op een fietstochtje vrijdagavond had ik kilometers over losliggende steenslag te rijden. Enkel omdat ik toevallig via Elsloo naar de bossen bij Appelscha wilde.

En helaas was dat gravel lang overal niet goed verspreid. Als je voorwiel plots kan gaan dweilen omdat er dan een te dikke laag losse steentjes op het wegdek ligt, is er toch echt ondeugdelijk werk geleverd door de aannemer.

Heeft Weststellingwerf als enige excuus voor zo’n wanprestaties dat zo’n weg er niet alleen voor fietsers ligt. Auto’s hebben vier wielen, doorgaans, die vallen niet ineens om als het wegdek onder hun banden niet vast ligt.

Ook mijn eigen woongemeente heeft trouwens vreemde keuzes over steenslag gemaakt. Zo hebben nogal wat van de grotere wegen in de bebouwde kom weliswaar een rood gekleurd fietspad aan weerszijden, alleen werd die rode verf aangebracht op een extra laag steentjes, die er op het gedeelte voor de auto’s niet is.

Voor mij is dat fietsertje pesten, en de illustratie van een totaal verkeerde mentaliteit. Het is op geen enkele manier goed te praten dat je met dezelfde inspanning 2½ à 3 km/uur sneller fietst op het gladde asfalt van de rijbaan voor de auto’s als op het fietspad er naast.


Quote of the Day | 0526

Froome was not coming back. Riding solo, he stretched his lead out to three minutes and then held it all the way until he punched the sky in Bardonecchia.

I felt no joy or wonderment at what I saw; no admiration, nor suspense. I just felt a dull pain, like I had just witnessed someone take something of emotional value from me.

Which, I suppose, I had.

Peter Flax, Only love can break your heart —
a lamentation on Chris Froome


Mei
Te fietsen | week 22

Als de oostenwind waait, van oktober tot en met april, is dat vrijwel altijd het teken dat er bitterkoude lucht wordt aangevoerd — uit Scandinavië of Siberië. Mei 2018 liet evenwel een heel ander patroon zien. Het was telkens nogal wat warmer dan normaal. Beter fietsweer vrijwel steeds zelfs dan ik over heel 2017 mocht meemaken. En toch was dit dan terwijl de wind uit het oosten of noordoosten kwam.

Het weer in het noorden was overigens nogal wat stabieler en droger dan in de rest van Nederland, op een enkele hoosbui over Drenthe na.

Enige verplichte aantekening over de omstandigheden buiten voor het jaaroverzicht daarom: er is momenteel rond de 16½ uur daglicht per dag, ruim drie weken voor de zonnewende.

Mei stond voor mij meer in het teken van ongelukken en bijna-ongelukken; omdat het weer geen enkele aandacht opeiste, en het gewoon prettig steeds was om buiten te zijn.

De voornaamste reden dat ik regionale nieuwsmedia lees, is omdat die nogal afhankelijk zijn van politiebulletins; en daardoor vaak uitgebreid over verkeersongelukken berichten.

En ik kwam daarbij de afgelopen weken toch een keer te vaak een bericht tegen in de trant van ‘automobilist ziet fietser over het hoofd’, dat dan ging over wegen waar ook ik weleens rijd.

Zelf werd ik bijna van mijn fiets geramd door een ree, die plots van rechts over een barrière sprong. Verschil met het filmpje hieronder is dat ik niet op volle snelheid van een helling afreed, maar al behoorlijk aan het afremmen was om de losse steentjes op het pad. Daarom kon ik met enige moeite nog overeind blijven, al maakte mijn fiets een schuiver van 90º naar links.

Wel was het dier er even onverwacht als dat in het filmpje.

Bijna ongelukken zijn vanzelfsprekend geen verhaal. Alleen veroorzaakten reeën een dag of wat later slechts een paar honderd meter van mijn schrik behoorlijk wat meer schade, door plots de A32 over te steken.

En die gebeurtenis maakt zo’n bijna-botsing toch ineens meer dan een makkelijk te vergeten trouvaille.


Banden, banden, banden
Te fietsen | week 23

Een jaar geleden meende ik dat het misschien nut zou hebben om toch eens wat te experimenteren met lichtere en soepeler banden. Veel nieuwe inzichten heeft me die exercitie alleen nog niet opgeleverd.

Ja, een snelle fiets voelt soms nog net wat sneller aan als de buitenbanden 250 gram per stuk wegen, in plaats van 500 à 600 gram. Al valt dit verschil in gewicht enkel op bij het optrekken na een bocht; voor hoogstens een tel.

En een paar beroerde stukken wegdek, zoals de planken van een hobbelbruggetje vlak bij mijn huis, voelen op soepele banden net iets minder vervelend aan. Maar dat bruggetje op normale snelheid nemen, lukt anders nog altijd niet.

Evenmin nam mijn gemiddelde snelheid over meerdere uren toe door de ‘snellere banden’. Zo lijkt me.

En ben ik minder vermoeid bij thuiskomst vanwege het grotere rijcomfort? Dat hangt zo veel meer van de weersomstandigheden af dan van iets anders

Nu geldt waarschijnlijk dat ik nooit te klagen had over banden die anderen gauw eens als erg stug ervaren, omdat geen van mijn fietsen zo’n hedendaags stijfheidsmonster is. De buitenbanden zijn bij mij slechts éen factor die bijdragen aan het rijcomfort, naast de vering in de spaken, de soepelheid van de voorvork, en die in het frame.

En een nadeel aan het kopen van soepele lichtgewicht banden is me inmiddels ook duidelijk; behalve dat deze tot wel vier keer zo duur kunnen zijn dan een stugger alternatief. Deze banden zijn opvallend kwetsbaar gebleken voor fabricagefouten. Vooral het merk Schwalbe heeft me nu meer dan eens met exemplaren opgezadeld die gewoon niet mooi rond waren, of waarvan de wang al vrijwel meteen openscheurde [zie foto].

Niet eerder heb ik zo vaak om mijn geld terug moeten soebatten als sinds de keuze om eens wat ‘betere’ banden te proberen.


Oriëntatie
Te fietsen | week 24

Verdwalen tijdens het fietsen is eigenlijk uitgesloten — een fiets heeft een weg nodig om op te rijden, en wegen leiden altijd ergens naar toe. Wat wel kan gebeuren onderweg is dat ik mijn oriëntatie voor even kwijt raak. Of misschien nog beter geformuleerd: dat ik ergens ben waar ik niet wil zijn.

Vooral industrieterreinen hebben dat effect. Alleen al omdat de normale wetten van de stedenbouw daar niet op gaan. Een grote brede weg voert er niet noodzakelijkerwijs naar de uitgang.

Steden waar ik nooit eerder was, zijn trouwens ook gauw eens verwarrend. Mede omdat ik in onbekend gebied beter op moet letten, op alles, waardoor afstanden ineens minder goed in te schatten zijn. Een zo intens beleefde honderd meter lijkt langer dan die is.

Over het algemeen is er alleen niet te klagen over mijn oriëntatievermogen. Er moet heel wat gebeuren voor ik mijn telefoon er bij pak, en de GPS inschakel, om zo het toverdoosje mij te laten vertellen waar me bevind.

En dan nog ben ik hoogstens een paar honderd meter verwijderd van waar ik denk te zijn.

Toegegeven, dat kan in een stad een behoorlijke eind uit de richting zijn.

Helemaal fout gaat het hoogstens als het weer niet mee zit. Als het mist. Of als het zo grijs is, dat het onmogelijk wordt om de zon te zien, en dat het ineens moeilijk maakt om redelijk in te schatten in welke richting de weg loopt waar ik op rijd.

Fout gaat het ook weleens als ik me de route denk te herinneren van de kaart, of van het beeldscherm, en dan eens te gauw, of juist te laat, de verplichte bocht naar links maak, of rechts. Afsla waar dat niet had gemoeten.

De grootste kans op desoriëntatie treedt daarom op als ik op een dichtbewolkte dag met de trein naar een mij onbekende plaats ga, daar op de fiets stap om naar een vast doel toe te rijden, en dan in een nieuwbouwwijk verzeild raak. Of op een industrieterrein uit kom.

© illustratie Wikimedia Commons


Infrastructuur
Overwegingen | week 24

Bij de haaietanden aan de overkant van de weg stopte vrijdagmiddag een fietser op leeftijd. Deze stapte daarbij zo onhandig af, dat hij viel. Naar rechts. Waar gelukkig voor hem de gemeente al tijden niets aan het hoge gras had gedaan, zodat hij relatief zacht landde. Op zijn rug.

Niettemin zat de schrik er stevig in bij de man.

En zoals altijd bij ongelukken kwelde me daarna de vraag: had ook mij dit kunnen overkomen? Waarop het antwoord in dit geval nee is, voor de verandering. Ik heb een hekel aan afstappen. Als het ergens niet mogelijk is om meteen over te steken, rol ik heel langzaam naar de weg toe, om desnoods nog een sur place aan te nemen. Afstappen onderweg gebeurt normaal vrijwel alleen als ik ergens in colonne fiets, en met de groep voor een verkeerslicht moet wachten.

Grootste kans op een ongeluk, of een val, heb ik naar mijn gevoel op de plaatselijke rotonden. Alwaar de wetgever bedacht heeft dat auto’s voorrang moeten geven aan fietsers, en zo een vertrouwen in automobilisten heeft gesteld dat een wel heel groot deel nogal eens beschaamt.

Zij kunnen de verantwoordelijkheid slecht aan.

Ze kunnen de snelheid al niet eens inschatten van een fietser op een rotonde. En ik op mijn beurt weet echt niet of een auto die veel te hard op het rondpunt komt aanrijden nog zal remmen of niet, op het allerlaatst.

De ANWB hield een enquête onder zijn leden, naar wat zij meenden dat de oorzaken waren geweest van hun ongelukken met de fiets. 435 mensen namen de moeite die vraag te beantwoorden. En een kwart van hen meldde dat dit kwam door problemen met het wegdek. Van gaten in de weg, tot en met losliggende tegels.

52 waren onverwacht tegen een paaltje gereden.

62 keer had een rand van de weg tot een ongeluk geleid.

In meerderheid werden er door deze zelf geselecteerde groep dus oorzaken aangewezen buiten henzelf. Infrastructurele problemen.

Daar kunnen ze gelijk in hebben, of niet, ik kan dat niet inschatten. Want om een voorbeeld te geven. Mijn laatste nare val, ruim tweeënhalf jaar geleden, vond plaats omdat het voorwiel van mijn fiets plots onderuit gleed in een bocht die veel gladder was dan normaal door natte wegrottende bladertroep.

Is dat een fout van de infrastructuur? Had de wegbeheerder dat fietspad niet moeten schoonvegen, omdat rottende bladeren het wegdek in zeep veranderen? Of kwam de val door mijn eigen onnozelheid, door net iets te hard, al was dat niet hard, die onverwacht gladde bocht te nemen?

Voor beide is veel te zeggen. Maar naar de gemeente bellen met een klacht heb ik toch echt niet gedaan.


Ma jante
Te fietsen | week 25

Hoe lang hoort een fietsvelg mee te gaan? Op een fiets met velgremmen, die ’s zomers en ’s winters in gebruik is, in zon en in pekel?

Toegegeven, ik had nog best enige duizenden kilometers kunnen doorrijden op het achterwiel van de blauwe Gazelle Sprinter Racer — mijn Clubman. In een wiel met zesendertig spaken is éen scheurtje in de velg bij een spaakgat niet meteen een kritisch probleem.

Moeilijker lag alleen al dat er meer spaakgaten waren waarin de roestvaststalen busjes los leken te zitten. Terwijl die busjes zo van nut zijn voor de stijfheid van het wiel; zodat de spaken veel strakker aangespannen kunnen worden dan als enkel het aluminium van de velg de spaaknippel vast zou klemmen.

Bijna zestienduizend kilometer reed ik uiteindelijk op deze achtervelg. Haast tienduizend mijl.

En om de dikte van de remrand had dat makkelijk het drievoudige kunnen zijn. Zo vaak rem ik ook niet. Helemaal al niet achter. En er zijn hier ook geen heuvels die veel van remmen en velgen eisen; als het regent, of als er zout is gestrooid in de winter.

Vier winters heeft de velg het volgehouden dus — als ik uitga van de meest extreme omstandigheden die het ding te verstouwen heeft gehad. Een vijfde doormaken, was er te veel aan geweest.

En toch voelde het als een nederlaag om een nieuwe velg aan het achterwiel vast te tapen, een betere en schone velg, met dubbele busjes, om daarop éen voor éen de spaken over te zetten. Zodat de naaf vanzelf mee zou komen. Vond ik het wel nodig om nieuwe nippels te gebruiken.

Ik heb inmiddels veel meer wielen gevlochten dan ik had gedaan in het voorjaar van 2014, toen dit wiel gemaakt werd. Mijn verstand nam toe over waarop te letten bij de aanschaf van nieuwe onderdelen.

Vanzelfsprekend nam die kennis ook toe om wat er zoal mis is gegaan.

Toch laat het idee me niet los dat ik ook in 2014 al een betere velg had kunnen kopen. Voor hetzelfde geld.


Het mysterie van de eerste gele trui
Herman Chevrolet

[…] De schrijver heeft daarin zijn fantasie gebruikt om enkele klassieke anekdotes uit de Tour de France om te zetten naar eigen verhalen.

Faction schijnt deze aanpak te heten. Fictie gebaseerd op waar gebeurde feiten.

En deze manier van doen werkte voor mij domweg niet als de vertellingen spelen in een periode die ik bewust heb meegemaakt. […]

boeklog 29 vi 2018


Juni
Te fietsen | week 26

Leuk en aardig die zelfopgelegde eis om telkens vast te leggen hoe het weer was in de afgelopen fietsmaand. Want als daar eigenlijk niets over op te merken is, houdt het snel op. Juni 2018 was warmer dan gemiddeld, en een stuk droger. Klaar.

Weliswaar begon de maand koud, en was er een winderige en natte inzinking van een paar dagen rond de zonnewende. Verder lag er alleen telkens weer een hogedrukgebied in de buurt dat nieuwe stabiliteit bracht.

En als het ’s nachts niet eens koud wordt, en je er verder geen tel over hoeft na te denken welke kleding het best is om aan te trekken, gezien de omstandigheden buiten, vraagt het weer amper aandacht.

Balkon en tuin zijn ook ineens gewoon een deel van het huis voor even. Deuren en ramen kunnen rustig tegen elkaar open blijven staan.

Mooi aan goed fietsweer is ook dat ik niet per se weg hoef. In het voorjaar, en al helemaal in de herfst, als mooie dagen zo zeldzaam zijn, bestaat er toch altijd een druk om even op de fiets te stappen, voor een eindje om, als het weer een keer mee zit. Desnoods om boodschappen te doen drie dorpen verderop. Alles om even niet langer binnen te hoeven zitten. Achter glas. Eruit ook om even vitamine D te tanken.

Maar nu ligt het simpel. Als ik vandaag niet fiets, dan morgen wel. Moeten is er niet bij. Mogen is het devies. En als vanzelf toch, rijgen de kilometers zich aaneen.


Vocht v
Te fietsen | week 27

Een bidonhouder voor op de fiets weegt niet zo veel. Tussen de 19 gram en hoogstens 60 gram. Je moet al in de categorie licht bezeten grammenjagers vallen om daar een probleem van te maken.

Toch heb ik er moeite mee om twee bidonhouders op mijn fietsen te monteren, in plaats van éen.

Zo vaak rijd ik geen tochten meer waarvoor een dubbele hoeveelheid vocht nodig is onderweg. Dat ik bij thuiskomst in de zomer toch gauw eens wat gedehydrateerd lijk te zijn, levert ook nooit problemen op. De gretigheid waarmee ik dan iets kouds drink uit de koelkast, zegt waarschijnlijk meer over mijn wens om af te koelen dan over hoe groot mijn dorst is.

Bovendien stap ik tijdens een fietstocht tegenwoordig dikwijls af om iets te drinken. Hetzij een blikje uit de zadeltas, of iets heets of juist heel kouds uit een thermosfles. Koffie met appelgebak ergens op een terras.

Twee bidonhouders hebben, betekent ook dat het me menens is met zo’n fiets. Dat ik daar zo fanatiek op rond rijd dat ik wel móet drinken zonder daarvoor te willen stoppen; want ophouden met fietsen voelt dan ineens als tijdsverlies.

Is er ook nog het probleem dat de meeste van mijn fietsen haast veertig jaar oud zijn. Indertijd werd alles nog aan het frame geklemd met losse glimmende klemmen, van kabels tot en met bidonhouders aan toe, en was het al heel luxe als de fabrikant het mogelijk had gemaakt om tenminste éen houder gewoon direct aan de fiets vast te schroeven.

En toch heb ik mijn favoriete reisfiets nu van een tweede bidonhouder voorzien.

Eindelijk klemmen gevonden die niet er niet al te lelijk uitzien. Eindelijk lijkt het ding daarmee ook een fiets voor lange afstanden.

eerder:
Doorweekt
Drinken
Vocht
Vocht II


Midzomernachtrit
Te fietsen | week 28

Van alles heb ik gedaan op de fiets, maar tot éen inspanning kwam het tot nu toe niet. Nog nooit heb ik eens een hele nacht doorgereden. De zon onder zien gaan onderweg om het uren later ook weer te zien lichten in het oosten.

Tuurlijk, vaak genoeg zat ik op de fiets als het donker wordt — ’s winters gebeurt dat zelfs in de middag al. En evenzogoed heb ik de zon zien opgaan tijdens een rit. Allebei meemaken alleen, vond nog niet plaats.

Dit jaar moest dat dan toch eens gebeuren, tijdens de kortste nacht van het jaar. Alleen waaide het toen te hard, en was er regen. Dus verschoof ik de rit gewoon een week. Dan had ik er volle maan bij ook. En de nacht duurde immers amper een minuut of wat langer dan die van 21 op 22 juni.

En goed, het had wel wat om mee te maken dat je om kwart over elf in de nacht nog gewoon het scherm van de snelheidsmeter af kon lezen; omdat het nog altijd niet helemaal donker was. Maar wat verderop overviel me toch al gauw een grote verveling tijdens het fietsen.

Net als in alle ritten met lamp op hartje winter mist ook een midzomernachtrit éen nogal cruciaal element. Als niet goed te zien is waar je rijdt, maakt het ook amper uit waar je rijdt. Zicht draagt nogal bij aan de beleving.

Ook blijft het ingewikkeld om te voelen hoe snel je fietst zonder dat je zien kunt hoe of het landschap voorbij schuift.

Dus heb ik veel geleerd van mijn experiment. Zoals dat vrijwel niets ’s nachts leuker is om in mijn eentje te doen dan slapen.


Oud spul
Te fietsen | week 29

Mijn keuze om op bijna veertig jaar oude fietsen rond te rijden — wat wel zo comfortabel is — komt met twee nadelen.

Zo schreed de technologie voort sindsdien, wat dan maakt dat sommige gebruiksonderdelen niet meer vervangen kunnen worden na slijtage. Uniglide cassettes met tandkransjes bijvoorbeeld, zijn al geen dertig jaar meer een courant artikel in de fietsenhandel.

Scheelt het wel dat de kransjes van deze cassettes om te draaien zijn, en zo nog eens hele einden mee kunnen.

Bij de ene fiets heb ik het achterwiel vervangen voor een zelfgemaakt exemplaar met een hedendaagse naaf, waarop dan ineens gewoon 8 tot 11 versnellingen passen. Nieuwe versnellingen. Bij de andere fiets zitten de originele 6 versnellingen achter er nog altijd op. Want in de praktijk gebruik ik er toch amper 3. Of misschien nog eens een 4de bij heel harde tegenwind.

Vintage fietsen hebben ook als nadeel dat van alles er zo oud kan uitzien als het is. Veertig jaar geleden gemaakt.

En wat krasjes kunnen dan nog charme verlenen aan zo’n fiets; en er een geschiedenis aan geven — het ding is gebruikt! Roest ziet er alleen nooit goed uit.

Dus wat dan aan te vangen met spatborden die op zich nog doen wat ze horen te doen, waarvan de bevestigingsclips korrelig roestbruin zijn geworden? Als vergelijkbare mooie glimmende nieuwe clips niet in de handel zijn? En als de clips die er wel zijn op een andere manier dan vroeger aan het spatbord vast moeten worden gemaakt?

Het simpelste is het dan om geheel nieuwe spatborden te kopen, met nieuw bevestigingsmateriaal. Gooi wat geld tegen een probleem, en het kan verdwijnen. Soms.

En toch kies ik er dan doorgaans voor om nog even te prutsen. Roest te verwijderen met een prop aluminiumfolie, en wat azijn, of dergelijke trucs. Alles enkel om met originele Bluemels rond te kunnen blijven rijden, tot de dag dat deze zo bros zijn geworden dat ze doormidden knappen — de reden dat er nog zo weinig veertig jaar oude kunststof spatborden zijn te vinden.


VOMIT / MAMIL
Te fietsen | week 30

In deze bizar droge en zonnige zomer rijd ik nogal wat vaker rond in fietskleding dan gewoonlijk. Om de simpele reden dat de stoffen waarvan die kleren gemaakt zijn, ontworpen werden om mijn zweet zo gauw als kan af te voeren. Van binnen naar buiten. Waarop dat vocht dan meteen kan verdampen.

Zou ik een uurtje rondrijden in een keurige katoenen short, dan verloopt dat verdampingsproces lang zo soepel niet. Ofwel, dan kan het lijken of ik in mijn broek heb gepist.

Fietskleding is strikt functioneel. Goede fietskleding kan ook tientallen keren worden gewassen zonder kwaliteitsverlies. En dat heeft allemaal een groot en aanwijsbaar nut.

Tegelijk zit mijn fietskleding nogal strak, en is die misschien weinig flatteus als ik niet aan het fietsen zou zijn. Omdat ik nu eenmaal geen magere tiener meer ben, maar een man van inmiddels middelbare leeftijd. Die er desondanks lol in heeft weten te houden om liefst elke dag even buiten te spelen.

Mijn leefregel in de praktijk is het om strakke fietskleding te dragen als het me puur om het fietsen gaat — zelfs als ik op zo’n rit een terrasje mee pik of een supermarkt bezoek voor nieuwe voorraad. Heeft dat fietsen enkel doel om ergens te komen, voor een afspraak bijvoorbeeld, dan trek ik wel aanzienlijk wijder vallende en normaler lijkende kleding aan; al kunnen delen daarvan best voor sporters gemaakt zijn.

En nu vraag ik me af waar dat automatisme vandaan komt. Is dat om de eigen schaamte over het lichaam in weinig verhullende kleding in het gezelschap van mensen waar ik vaker mee om zal moeten gaan?

Of speelt er toch ook maatschappelijke druk? Mannen van een zekere leeftijd in fietskleding worden gauw eens MAMIL’s genoemd — Middle-Aged Men in Lycra. Als het acronym VOMIT al niet wordt ingezet — Very Old Man in Tights.

Er zijn nogal wat mensen die niet fietsen, en toch hardop klagen over kledingkeuzes van de mensen die wel fietsen, omdat deze in hun ogen afstotelijk zou zijn.


The Cyclist Who Went Out in the Cold
Tim Moore

[…] Extra truc deze maal is dat hij deze tocht op een fiets deed die niemand anders daartoe zou hebben uitgekozen. Een MIFA 904, met boodschappenrekken voor en achter. Een Oostduits mirakel op kleine 20 inch wielen. De meest geproduceerde fiets in een Communistische heilstaat ooit — reken China voor het gemak even niet mee. […]

boeklog 28 vii 2018


Juli
Te fietsen | week 31

Op 23 juli maakte De Speld een matige grap over het bankroet van Buienradar. Door een stelselmatig gebrek aan regen kreeg deze website al tijden geen bezoek meer, want het was voor niemand meer nodig om de weerkaarten te bekijken.

En toen moest de echte warmte en bijbehorende droogte nog komen. Op 26 en 27 juli werd het pas echt heet. Zelfs in de nachten koelde het amper af, 25º C bleef het.

Mijn dagelijkse fiets heeft een computertje met een thermometer daarin. En dat wees die donderdag 38º C aan, nadat de fiets even op het pleintje bij de supermarkt had gestaan. In de luwte, en in de schaduw. Tijdens het avondritje, dat ik later desondanks probeerde, zakte de temperatuur volgens dat metertje binnen de bebouwde kom nooit onder de 36º C.

Fietsen viel dan ook niet mee. Zelfs al reed ik stevig met de handrem er op, en was er drie keer zo veel drinken mee als normaal.

Het mooie van een zeeklimaat is dan dat je weet dat extremen nooit lang zullen duren. Tenminste, zo was het altijd.

Het vreemde van juli 2018 was alleen dat deze maand met dagen kwam die nog het meest hadden van ijzeldagen in de winter — er kon dan niet goed gefietst worden door de weersomstandigheden buiten. Punt was alleen dat er ditmaal binnenshuis al evenmin veel kon door de bizarre temperatuur.

28º C in huis zou weliswaar relatief koel aanvoelen, bij thuiskomst na het boodschappen doen. En na een paar dagen met zulke warmte kon ik al bijna weer gewoon denken. Maar 28º C in huis is te heet voor vrijwel alles, behalve een verkoelende douche.


#TCRNo6
Te fietsen | week 32

Op de avond dat de Tour de France finishte, begon iets noordelijker een andere en aanzienlijk interessantere fietsrace. De zesde Transcontinental Race (TCR) ging van start in Geraardsbergen. Dat is een onafgebroken tijdrit van rond de 3.500 kilometer, al kunnen dat er nog best een paar honderd meer zijn, of minder, omdat de deelnemers zelf hun parcours moeten uitstippelen tussen het beginpunt en de finish in Griekenland.

Moesten er onderweg wel nog vier controlepunten worden gepasseerd.

Ander fundamenteel verschil met de Tour de France is dat de deelnemers aan de TCR alles zelf hebben te doen. Rijden, rusten, eten, en slapen. Zelfs elkaar uit de wind houden bij het fietsen mag niet. Laat staan begeleiding inhuren, of spullen vooruit sturen.

Het is de puurheid kortom van dit evenement, plus dat satelliettrekking en de sociale media het mogelijk maken mee te leven thuis, dat de TCR ieder jaar weer boeiender maakt voor mij dan zoiets voorgekookts als de Ronde van Frankrijk.1.

Het is ook een race die elke keer weer de gedachte oproept hoe het zou zijn om zelf mee te doen. Waarop vervolgens een ritje van honderd kilometer of meer in de hitte al deze lust meteen relativeert; en dan zijn er nog niet eens bergen in de buurt om te overwinnen. De TCR voert wel door de heetste streken van Europa, in de heetste tijd van het jaar. Met roedels aan zwerfhonden aan het einde en andere ellende van dien.

Dit jaar ligt het vierde controlepunt in éen van de meest getroffen gebieden van de Joegoslavische burgeroorlog.

Dromen staat alleen vrij. En blijkbaar is het elk jaar ook weer leuk om me te bedenken hoe de fiets eruit zou zien die ook zou gebruiken bij deelname. Wat er dan mee moest. En zelfs wat mijn slaapstrategie zou zijn.

  1. Iedereen vond de editie van 2018 geweldig. Ik zag een tergend saai evenement waarin de klassementsleider geen moment in gevaar kwam, of werd gebracht, omdat zijn veel te sterke team alle tegenstand dooddeed []

Tweet of the Day | 0818


Ergernisje
Te fietsen | week 33

Als een fiets op een verkeersbord staat afgebeeld, heeft het ding gewoon ronde wielen. Maar prijkt zo’n afbeelding op de weg, om aan te geven dat het daar om een fietspad gaat, dan zijn de wielen altijd ovaal; en gauw eens een stuk hoger dan breed.

Op zich zit daar wel een logica in. Zo’n afbeelding op de weg ziet de weggebruiker van hoogte, en daarmee vertekend, en zo’n liggende fiets zal vaak ook met enige snelheid bekeken worden. Had de wegbeheerder gewoon ronde wielen gebruikt, dan hadden juist die er misschien wel verkeerd uitgezien. Breder dan hoog.

Toch erger ik me aan de fietsjes die mijn gemeente die op tegels heeft laten afdrukken. Alleen dus niet om de ovale wielen.

Ik woon in Hans Monderman-land, en beweeg me derhalve over wegen die, vooral op kruispunten, nogal eens van het type ‘shared space’ zijn. Niet heel duidelijk is daar waar de auto’s moeten, en waar de fietsers en de wandelaars.

Behalve dan dat er toch, als subtiele hint, weleens een tegeltje ligt met de afbeelding van een fiets als er een strook klinkers volgt die eigenlijk de rol van fietspad heeft.

Zo’n fiets als op de tegel staat, heeft alleen nooit bestaan. Of hoogstens even. Ernstig ingekort na een frontale botsing. De luie hoek van de zadelbuis, en de grote afstand van het acherwiel tot die zitbuis, horen namelijk bij een zeer ouderwetse fiets, die niet gebouwd is voor snelheid.

Daarentegen is de stuurbuis, en daarmee de vork, nog steiler dan bij een nukkige racefiets voor criteriums, die heel snel om de bocht moeten kunnen.

Dus heb ik altijd dezelfde afschuw bij het zien van deze tegels:

Klopt niet. Lelijk.


Gewenning
Te fietsen | week 34

Het duurt zeker 3000 kilometer en misschien wel 4000 kilometer voor een nieuwe fiets en ik helemaal éen zijn geworden; en er geen enkele verrassing meer is over het rijgedrag. Mocht het ding nog zo lekker hebben gereden bij de allereerste rit.

Maar de eerste zoveel honderd kilometer gaat er altijd wel iets rammelen altijd, of piepen, of kraken. En vooral een herhaalde tik ergens in de buurt van het bracket kan vele oorzaken hebben. Van een net niet vast genoeg gemonteerd pedaal tot een nestel aan een veter die bij elke omwenteling even de crank aanraakt. Van een werkelijk probleem tot éen dat zelf werd geïntroduceerd, voor even.

En als dan zelfs de rugspieren gewend zijn, en nooit meer protesteren tegen de net iets andere houding die zo’n fiets heeft gebracht, blijft er het probleem dat zo veel ritjes over precies dezelfde wegen voeren als al zo vaak is gebeurd.

Moest meteen worden toegegeven dat er overal routes zijn die ik opzoek, en wegen die ik liever vermijd.

En tuurlijk, door de seizoenen heen verandert het nogal hoe het ergens uit kan zien.

Hebben de wegbeheerders in mijn omgeving ook nogal hun best gedaan de afgelopen jaren om de wegen aan te passen; waardoor gauw eens heel nieuwe fietspaden zijn aangelegd.

Kan het zelfs weleens een voordeel zijn om een weg te nemen waarvan elke meter bekend is, omdat daarop fietsen een automatisme kan worden, waarin gedachteloos tientallen kilometers zijn af te leggen; schijnbaar zonder moeite.

En toch verveelt het me dat ik dikwijls te goed weet wat er komt — als het fietsen weinig meer is dan verplaatsen.


Ergernisje ii
Te fietsen | week 35

 
Drie methoden zijn er dus, hier ter plaatse, om op het wegdek van een klinkerstraat aan te geven dat het een fietspad is. En laat de enige die me ergert nu net de meest gebruikte zijn.
 


Augustus
Te fietsen | week 35

Het was de warmste zomer ooit, volgens metingen van het KNMI. Waarmee ik dus meteen denk: het was de warmste meteorologische zomer ooit in De Bilt. En goed, ten zuiden daarvan zal het nog erger zijn geweest. Maar omdat de wind nogal eens uit het noorden kwam, van over zee, was het in Friesland doorgaans koeler dan in de rest van het land.

Nadat de overdreven hittegolf eindelijk brak, die al in juli begon, was augustus zelfs een relatief normale zomermaand hier. Al waaide het vaak harder, en viel er ook meer regen dan normaal. Alleen is het hiervoor zo oneindig droog geweest dat al dat vocht amper opviel.

Gewoonlijk zijn augustus en september de maanden waarin ik de meeste kilometers afleg op de fiets. Het weer is dan vaak het stabielst, en daarmee het prettigst

Toegegeven, ook bij een hittegolf is het weer voorspelbaar stabiel. Zoals het die ene juliweek dit jaar was, hoeft voor mij alleen niet. En dan ontliep ik de ergste hitte van de dag nog, door dan pas ’s avonds te gaan fietsen.

Aan het korter worden van de dagen, de zon gaat hier inmiddels onder om 20:29, er is 13 uur en 45 minuten aan daglicht, valt al te merken dat de herfst naderbij komt. Een paar weken terug al meende ik het najaar te kunnen ruiken buiten.

Dus is de reden dat september zo’n geliefde fietsmaand is bij mij misschien wel heel simpel. Ik besef dat het vrijblijvende fietsen bijna weer over zal zijn, want nog even, en dan kan het zelfs vervelend worden om buiten te zijn. Het speelkwartier loopt bijna af. Alweer.


Ingewikkeld
Te fietsen | week 36

Menige fiets in Noord-Nederland is uitgerust met een triatlonstuur. Doorgaans dient zo’n ding vooral om op te leunen, bij tegenwind; die er vrijwel heel het jaar is. Dus hebben ook nogal wat niet zo heel snelle fietsen, met een dichte kettingkast en een naafversnelling, zo’n tegenwindstuur.

En ik wilde daar almaar niet aan. Hoewel ik het hele jaar fiets. En daarbij nogal eens tegenwind heb.

Het dichtst bij de installatie van zo’n triatlonstuur kwam ik nog met het aanbrengen van een extra Spinaci-stuurtje — dat midden jaren negentig even heel populair was bij wielerprofs, tot de UCI het verbood omdat het gevaarlijk was als een heel peloton zijn handen niet in de buurt van de remmen had.

Punt was alleen, ik heb normaal een goede zit op de fiets. De uren gaan voorbij in het zadel zonder problemen. Zo’n opzetstuurtje dwong me alleen om in net een andere houding te zitten. Die daardoor nooit heel comfortabel werd.

Was er nog de moeilijkheid dat het nauwe aerodynamisch stuurtje me er onbewust toe dwong om mij schouders wat op te trekken, om ze smaller te maken. Ook dat is niet goed. Dat zette alles in mijn bovenlijf te zeer onder spanning; waar ontspanning nu net het doel was geweest.

Niettemin probeer ik het dit najaar nog een keer. Ditmaal met wat Chinese import. En nu wel met houders om de onderarmen op te rusten te leggen.

De eerste indrukken zijn nog niet eens ongunstig; alleen heb ik er nog geen uren aan éen stuk mee rondgereden. Dus is al wel de moeite genomen om dit tegenwindstuur aan te kleden, om niet telkens met mijn handen op het koude metaal te hoeven rusten.

Dom is alleen wel dat ik de tape erop andersom had moeten aanbrengen, van het uiteinde omlaag. Nu duw ik tegen de randjes aan, in plaats van over die randjes heen te glijden. Dus zoals de tape nu zit, houdt die niet.


Bonk
Te fietsen | week 37

Mijn voorliefde voor fietstochtjes die nooit veel langer zijn dan een uur of drie kon weleens een heel simpele reden hebben. Bij ritjes van 80 kilometer of minder speelt eten en drinken onderweg eigenlijk geen rol.

Ik fiets niet zo vreselijk snel. Of beter: ik span me niet vreselijk in tijdens die uren. Mijn hartslag blijft relatief laag, ruim in de zone die de herstelzone heet in trainingsmethodieken. En dit betekent dat mijn spieren op vetverbranding kunnen lopen.

Die vetverbranding moet wel geholpen worden met een beetje suiker in het bloed — en de glycogeen uit mijn lever is daar dan goed voor; zoals bij ieder ander ook. Mijn lever kan inmiddels zeker een uur of drie aan voldoende energie bergen om zonder problemen inspanningen te leveren. Drink ik ondertussen wat teugjes isotone sportdrank erbij onderweg dan wordt helemaal zeker dat het niet mis zal gaan. Eten hoeft niet eens. Wat eten is alleen wel zo lekker onderweg.

Anders wordt het ineens als ik meer dan drie uur aan inspanning moet leveren. Want dat vereist dat er al vanaf het begin zorg wordt gedragen dat de energie die mijn lijf kan leveren op peil blijft. Ofwel, dan moet ik eigenlijk al binnen veertig minuten na de start beginnen om energie in te nemen; opdat mijn lijf dat verwerken kan, en later voor mijn inspanningen kan inzetten.

Dit is allemaal niet nieuw voor mij. En hoewel het vreemd blijft om al te gaan eten en drinken als er nog lang geen dorst is, laat staan honger, lukt me dat wel.

Daarom was verontrustend dat ik laatst bij een traditioneel rondje Gaasterlân — van 140 à 160 kilometer, naar gelang mijn gemoed — net over de helft van de afstand fysiek ineens totaal uitgeput was. Zo zeer zo dat me duidelijk was dat ik niet even hup weer hersteld zou zijn.

En volgens mij had ik tot dan niets verkeerd gedaan.

Het enige wat buiten mijn controle lag, was dat het misschien wel de laatste echt hete dag van het jaar was. Van zeker 25°C, en een zon die nog stak. Inmiddels is me duidelijk dat als het zo heet is het lichaam de bloedtoevoer naar de ingewanden grotendeels kan stilleggen, omdat het dan bezig is om de huid voldoende toevoer te bieden om die te kunnen laten zweten.

De enige verklaring voor mijn bonk die ik kan bedenken, is dat alle eten en drinken in die eerste drie uur simpelweg niet verwerkt kon worden.

De uitputting, en daarop volgende inspanning om toch op eigen kracht thuis te komen, maakte ook de dagen daarop niet heel fijn. En juist daarom heb ik getracht te reconstrueren wat er fout kan zijn gaan gegaan. Want natuurlijk was er een volgende lange rit helemaal niets aan de hand.


42 kilometer, 195 meter
Te fietsen | week 38

Toen Eliud Kipchoge de snelste marathon ooit liep, vorige week zondag, keek ik daar naar. Op televisie. Aangestoken door het enthousiasme op Twitter dat er toch wel heel iets speciaals aan het gebeuren was.

Maar de prestatie maakte mij vooral melancholisch. Omdat ik niets voelde bij het lopende mannetje op het scherm. Kippenvel kwam er niet. Waar dat een half leven terug waarschijnlijk heel anders was geweest.

Want ooit was ook ik een hardloper — zij het eentje die het bij aanmerkelijk kortere afstanden hield. Zelf de marathon lopen, leek me toen niets. Omdat me uitgesloten leek dat dan ooit binnen de drie uur te kunnen doen. Ik ben te zwaar gebouwd. En pas als die afstand onder de 2 uur en 40 minuten werd afgelegd, door een man, gold dat voor mij als een prestatie.

Kipchoge liep elke kilometer die dag in 2 minuten 53 seconden gemiddeld. En ik herinner me zeker hoe zwaar het was om duizend meter binnen de 3 minuten af te leggen, met die 20 km/uur. Eén duizend meter. Laat staan 42 aan éen stuk.

Dus wist ik wel hoe het bizar knap het was wat het TV-scherm toonde. Alleen kwam daar vervolgens nooit gevoel bij spreken.

42 kilometer is inmiddels een afstand geworden waarvoor ik me niet eens per se omkleed, als ik ga fietsen. Kost ergens tussen de anderhalf uur of twee uur. En is precies de goede lengte om niet moe te worden en toch het gevoel te krijgen wat gedaan te hebben. Een afstand die elke dag past. Dat is mijn werkelijkheid nu. En meestal ben ik daar best gelukkig mee. Behalve op de momenten dus als duidelijk wordt dat er ooit ook iets anders was. Iets met een grotere intensiteit.


September
Te fietsen | week 39

De nacht is weer net iets langer dan de dag op het moment, 12 uur en 10 minuten is de zon onder, tegenover 11 uur en 50 minuten op. Het halve jaar aan winter en duister begon deze maand. September schijnt daarom berucht te zijn onder de zwaarmoedigen onder ons, hoe deze hun kwaal ook mogen benoemen, als een slechte maand. Van mij dan weer mag de reeks november-december-januari rustig worden afgeschaft.

En als me iets opviel aan het weer in de afgelopen weken, dan was dat toch allereerst het snelle korten van de avonden. Dat ging met ruim een kwartier per week. De zon gaat onder om twintig over zeven nu. Dat was kinderbedtijd, heel lang terug.

Niettemin was er deze maand nog te genieten van een paar goede, bijna zomerse dagen. De laatste dag dat ik in korte broek en met korte mouwen fietste zal dit jaar op 27 september zijn geweest.

En dat was een bewust soort afscheid, omdat ik alweer meerdere keren in een tight had gefiets, en met schoenen aan, in plaats van sandalen.

Op éen avondlijke rit koelde het alweer zo ver af dat ik handschoenen had kunnen dragen, als het benul er was geweest om handschoenen mee te nemen.

Het licht op mijn fietsen moet weer deugen; al heb ik daar nooit enige werk aan. Hun spatborden worden dra weer van heel groot nut. Op de radiatoren thuis van mijn CV zal weer natte kleding te drogen worden gehangen.

Toch regen ik nooit natter dan tijdens een plotselinge hoosbui in de zomer…


This Road I Ride
Juliana Buhring

[…] Haar boek komt met de simpele boodschap dat wij mensen tot veel meer in staat zijn dan we denken. Al zal dit doorgaans pas blijken in een situatie die extreem lijkt. Mens, durf te falen, zo luidt de wijsheid daarop.

En hoewel ik begrijpen kan dat dit boek nogal aanslaat bij andere vrouwen, en helemaal de afstandsfietsers onder hen, was het voor mij op slechts éen niveau te lezen. Als een avonturenboek waarin de held nogal wat problemen te overwinnen had, uit heden en verleden. […]

boeklog 28 ix 2018


Rondje IV
Te fietsen | week 40

Omdat ik meestal enige uren later weer terug ben op mijn vertrekpunt fiets ik doorgaans een rondje. Al lijkt de totaal afgelegde route overigens zelden op een cirkel, op een kaart geprojecteerd. Heen- en terugweg kunnen heel goed slechts een paar kilometer van elkaar verwijderd zijn geweest, op zijn hoogst.

Heen en terug over precies dezelfde wegen fietsen, voelt alleen te armoedig. Dat gebeurt enkel als de omstandigheden er naar zijn. Als het slecht weer wordt bijvoorbeeld. En die weg de kortste is.

Tot voor kort kwam er elk jaar wel een helemaal nieuw rondje bij. In 2018 was dit niet zo. Nu goed, mijn vertrouwde rondje Eiderberg kreeg wat nieuwe varianten voor de heen- of terugreis. Zo wist ik eerder niet dat er ook achter De Hoeve een bruggetje is over het riviertje De Lende.

Want bij nieuwe varianten gaat het er dikwijls om dat natuurlijke en kunstmatige hindernissen op een nieuwe manier overwonnen kunnen worden, of ontweken. Dat zijn dan niet alleen de rivieren, of de brede kanalen met slechts een enkele brug daarover. Ook snelwegen zijn soms lastig. En soms ligt een dorp of zelfs een hele stad vervelend in het pad.

Ieder rondje heeft een punt waarop de reis terug even lang is geworden als de heenreis was; het keerpunt zo u wilt. En ik zou willen meer rondjes te hebben met een vanzelfsprekend keerpunt, zoals mijn rondje Lauwersoog. Daar schampt de weg even aan de Waddenzee, al is die niet eens zichtbaar door de hoge dijk, om daarop weer landinwaarts te gaan. Volgt er daarop een bos als ik de route met de klok mee rijdt, of een kale polder tegen de klokwijzers in.

Maar het ideale rondje zou niet alleen een vanzelfsprekend keerpunt moeten hebben — ook op de weg er naar toe, of weer terug, zou iets te beleven moeten zijn.

[ wordt vervolgd ]

Versnellings
Te fietsen | week 41

Bijzonder is het fietsjaar 2018 nog altijd niet, op het tal dagen na met goed fietsweer. Of het zou moeten zijn dat ik het definitieve bewijs heb gekregen zelden versnellingen van node te zijn.

Tenzij er zo veel wind staat dat het wel loont een tandje of wat groter te kunnen schakelen achter, en daarmee lichter te rijden.

Die grens ligt op zo’n 4 Beaufort aan wind.

Daarboven is fietsen zonder versnellingen niet leuk meer. Daarboven is fietsen überhaupt geen plezier. Helemaal niet in de kale polders waarvan Nederland er zo veel heeft.

En daaronder rijd ik ook op een fiets met versnellingen doorgaans in éen en dezelfde versnelling rond. Is het dus wel zo simpel om dan maar helemaal derailleurs of naafversnelling achterwege te laten. Scheelt slijtage aan bewegende delen, scheelt in het onderhoud, scheelt in het gewicht. Bovendien ligt de ketting altijd precies recht.

Zelfs voor de topsnelheid maakt die ene versnelling niet zo veel meer uit. Pas bij 35 km/uur of meer moet ik zo snel pedaleren tegenwoordig dat ik op het zadel begin te stuiteren. En zo hard rijd ik zelfs met versnellingen slechts zelden op het vlakke. Mijn normale kruissnelheid ligt ergens tussen de 25 km/uur en 29 km/uur; ongeacht het type fiets.

Dus moest ik nu misschien toch eens constateren dat voor een racefiets waarschijnlijk hetzelfde geldt als voor een sportauto. Dat daarbij de potentie belangrijk is. De topsnelheid. De mogelijke versnelling die hoogstens profwielrenners eens trappen van 53 x 11; want in Nederland zijn er geen lange passages bergaf. Of die onzin van het elektronisch kunnen schakelen, wat altijd goed gaat; tot de batterij leeg is.

Rondrijden met éen versnelling op de fiets is dus hoogst realistisch; dit toont dat ik er geen onwerkelijke dromen meer op na houd. Mijn fiets is enkel voorbereid op de taken die er zijn; niet op het gebruik dat er nooit van zal komen.


Leuk
Te fietsen | week 42

Snel fietsen interesseert me niet. En dat is om éen reden jammer.

Snel fietsen wordt me al gauw te gevaarlijk. Helemaal met ander verkeer op de weg. Bovendien moest het wegdek toevallig net bij de hoge snelheid passen. Terwijl in Nederland de bochten in fietspaden doorgaans niet ontworpen zijn om sneller dan 25 km/uur genomen te kunnen worden.

Mijn onwil maakt alleen wel dat fietsen nooit zo inspannend wordt als het hardlopen ooit was.

Met dat hardlopen hoefde ik ook nooit einden weg om weer thuis te kunnen voelen dat ik wat gedaan had. Om me te koesteren in de warme roes van voldaanheid na een inspanning. Bij het fietsen staat daar tegenwoordig toch al gauw een uur of drie voor. Als dat al niet meer dan vier is, in de zomer.

Alleen is zelfs dan dat fietsen amper een inspanning te noemen met lichamelijke impact — behalve dan als als het op snelheid moest, wat ik niet wil. Je kunt er nu eenmaal bij blijven zitten. Grootste lichamelijke opgave bij fietsen is vreemd genoeg om niet te lang dezelfde houding aan te houden. Want dat leidt maar tot stijfheid in de onderrug, of tintelingen in de handen.

Fietsen is daarom allereerst een geestelijke inspanning, wil het leuk blijven paradoxaal genoeg. Ik moest onderweg vooral niet gaan nadenken over waar ik nu eigenlijk mee bezig ben. Toegegeven, te weinig aan eten of drinken onderweg schijnt zulke negatieve gedachten te kunnen provoceren. Het lichaam gaat wel meewegen onderweg als dat geen enkele aandacht zou krijgen.


Bergrit
Te fietsen | week 43

Drenthe opende donderdag een paar fietspaden op een afgedekte vuilnisbelt bij een stinkfabriek, en prompt waren de hyperbolen niet van de lucht. ‘Fietswalhalla’ schreef het Dagblad van het Noorden zelfs. Want alles lijkt veel voor wie niets is gewend.

Neemt niet weg dat ik de Vamberg, die ineens is omgedoopt naar Col du Vam, nog weleens zal bezoeken. Bijvoorbeeld om de afstelling van mijn versnellingen te controleren, voor ik echt de bergen in ga.

Stap in Maastricht uit de trein met de fiets, volg hoe de Maas België in kronkelt, en al gauw zal elke bergweg de Ardennen in langer, hoger, en steiler zijn dan wat de Vamberg biedt. En die hellingen hebben daarbij niet eens een naam.

Van al mijn vaste fietsrondjes zou er misschien éen de naam bergrit mogen dragen — en dat is dan niet eens omdat ik daarin vier aquaducten neem, en een stuk of wat hoge bruggen over druk gebruikte kanalen. Die rit langs Akkrum via Grou naar Leeuwarden, of andersom, gaat namelijk dwars door het lege midden van Friesland. Daar waar het door de kaalte altijd waait, zelfs al staat er geen wind.

Fietsen met forse tegenwind lijkt op het beklimmen van een heel lange helling. Zij het dat daarbij nooit duidelijk is waar de top ligt, en er einde aan de inspanning zal komen. Evenmin levert het fietsen van een lang stuk met wind tegen de voldoening op die het beklimmen van een helling wel biedt: dat er een prestatie geleverd werd omdat er een hindernis overwonnen is.

En geen provincie of gemeente zal ooit een nieuw fietspad door of langs een kale polder een fietswalhalla durven noemen. Toch zullen er forse inspanningen geleverd worden daar, als het weer eens tegenzit.


Houding
Te fietsen | week 44

Wie rechtop fietst, kan ontspannen om zich heen kijken, en ziet daarom als vanzelf meer dan de eenzame fietser die kromgebogen over het stuur tegen de wind zichzelf een weg baant.

En daarmee is er ook meer interactie mogelijk met de omgeving.

Of, zoals ze ruim honderd jaar terug al wisten, geen betere positie op de fiets om je te kunnen verdedigen tegen aanvallers dan helemaal rechtop. Als zo’n aanvaller tenminste een mens is. En geen brok staal van ruim twee ton, waarin iemand zit die zijn telefoon interessanter vindt dan de deelname aan het verkeer.

Afgelopen week ging het TV-programma Voor de vorm over de ontwikkeling van de fiets, en of daar dan nog iets typisch Nederlands aan is.

Aan die uitzending houd ik twee opmerkingen over. De ruimtelijke ordening is hier nog altijd slaafs aan de auto, en de ontiegelijke hoeveelheid ruimte die zo’n ding inneemt. En Nederlanders zitten graag rechtop; wat dan weer gevolgen heeft voor het uiterlijk, en dus het ontwerp van de fiets.

Beide constateringen waren me overigens al een tijdje bekend. Zo foeterde de schrijver Bob den Uyl in het boek Wat fietst daar? uit 1970 al over de onnozele Nederlander en zijn zit rechtop. Buig je wat voorover, en je hoeft meteen veel minder inspanning te leveren bij het trappen.

Dus was het de context die de TV-uitzending aanbracht, waardoor ik toch met plezier heb gekeken.

Bovendien moest ik daardoor nadenken over de vraag waarom ik op geen enkele van mijn fietsen rechtop zit. Zelfs mijn vouwfiets kreeg nog een andere stuurpen, zodat ik me voortaan naar het stuur te buigen had.

Dus dan vrees ik toch meer wielrenner te zijn dan fietser. Zelfs op de miniritjes naar de supermarkt. Want, je wat voorover buigen rijdt aanzienlijk comfortabeler dan helemaal rechtop fietsen. De heupen worden daarmee namelijk een scharnier dat helpt om de oneffenheden van de weg soepel op te vangen. En je zit gewoon niet meer met je hele gewicht op je kont; waardoor de kans op zadelpijn ook meteen aanzienlijk afneemt.

Maar zie ik dan wel genoeg in die houding? Ondanks dat mijn nek daarbij soms misschien een wat onnatuurlijke houding moet aannemen?

Punt is waarschijnlijk dat ik op de momenten dat het er om gaat goed te kijken ook wat meer rechtop zit dan normaal. En dat ik die momenten liever vermijd. Bijvoorbeeld door in de avondspits niet langs de uitvalswegen te gaan fietsen.


Oktober
Te fietsen | week 44

Van zomer naar winter in het bestek van een dag of tien: oktober 2018 bracht een radicale omslag in het weer. En nu eens niet alleen om de klok weer van zomertijd naar wintertijd ging in het laatste weekend, en het ineens vlak na vijf uur ’s middags alweer donker is. Een goede 9 uur en 35 minuten valt er elke dag nog aan daglicht te beleven.

Ook ging het weer waaien. Terwijl ik vrijwel heel het jaar tot nu toe een opvallend gebrek aan wind vond hebben. Kan het wel steeds over het gebrek aan neerslag zijn gegaan, en de structurele droogte overal; het zou mij niet verbazen dat er meer heeft gespeeld door hoe de hoge en lage drukgebieden de hele tijd lagen.

Dus heb ik nu vast te leggen dat ik op 16 oktober voor het laatst in korte broek kon fietsen, en korte mouwen. Dat kon overigens op de 12e, 13e, 14e, en 15e ook. Even leek het op nazomer.

Handschoenen droeg ik voor het eerst deze winter weer op de 27ste; al had dat best eerder gekund. Net als dat ik op die laatste zondag van de maand heel goed een muts had kunnen opzetten. Want er stond een gure oostenwind.

Van al die overgangen buiten is de vroeg invallende avond het naarst, voor mij. Want waar ik een paar maanden terug rustig om negen uur ’s avonds de fiets pakte voor een ommetje, groeit er nu om vijf uur ’s middags al tegenzin om net nog even wat meer te doen dan het hoogstnoodzakelijke.

Dat zal vast wel weer wennen. Want een mens is weinig anders dan een beestje dat zich telkens weer weet aan te passen.


Donker
Te fietsen | week 45

Ondertussen heb ik andere veelfietsers leren kennen, die ook het hele jaar rijden, en die soms iedere dag lange ritten maken om op hun werk te komen en weer thuis.

Hoeveel tijd in een jaar rijden zij in het donker? Zo wilde ik weten van hen. Waarop de antwoorden vrij eensgezind waren: op jaarbasis zeker 30% van de totale tijd op de fiets. Dat is nogal wat.

Nu heb ik er op zich geen problemen mee om in het donker te fietsen. Mijn koplampen zijn fel genoeg om alles te kunnen zien wat gezien moest worden. Het enige dat nooit zal wennen, is de arrogantie van automobilisten die hun grootlicht niet dimmen als ze me tegemoet rijden op een smalle weg.

Niet helemaal toevallig rijden zulke mannen doorgaans ook te snel voor waar ze rijden.

En toch is er altijd een enorme overgang, die zeker enige weken aan gewenning vraagt, als de klokken weer naar wintertijd gaan in het laatste weekend van oktober. Als het tegen vijf uur al donker wordt, in plaats van om zes uur.

Zeker, ook dan ga ik er nog steeds op uit. Omdat er zo weinig te zien is, eenmaal de avondspits uitdooft, zijn zulke fietstochtjes alleen zo introvert vergeleken met de zo veel meer naar buiten gerichte ritjes in de zomer. Helemaal als het straks echt koud wordt, en ik er een pet bij op zet, en ook mijn kleding een extra dik schild is om de wereld buiten te sluiten.

Het blijft een hobbel dat het op een gegeven moment in een jaar niet meer om dat fietsen gaat, maar dat ritten ineens een echt doel moeten hebben om de inspanning lonend te maken.


Het beest
Thomas Sijtsma

[…] Bij zo’n topsporter hoort alleen ook dat andere aspect nog. De prestaties. Helemaal als die prestaties op hetzelfde moment meebeleefd konden worden, ergens op een zitbank voor het televisiescherm. Misschien verlang ik daarom wel te veel van sportboeken als deze. Dat die de euforie van dat ene moment nog even weer kunnen oproepen, bijvoorbeeld… Niet iedere profwielrenner wint, zoals Westra soms wel kon. En in een boek voor een groot publiek, zoals dit, had die moeilijkheid van de sport toch wel wat duidelijker mogen worden aangebracht. […]

boeklog 13 xi 2018


In de woestijn fiets je niet
Peter Delpeut

[…] Peter Delpeut bedankt dan in zijn boek weliswaar al die naamloze weldoeners onderweg, die zijn woorden nooit zullen lezen, maar die toch maakten dat ze niet verkeerd reden, en ergens eten of drinken konden krijgen. Alleen kom je die nu net overal in de wereld tegen. De meeste mensen zijn op hun manier goed, en heel veel worden domweg nieuwsgierig naar waarom iemand nu juist op de fiets naar de plek gekomen is waar zij wonen. […]

boeklog 17 xi 2018


Rondje V
Te fietsen | week 47

De Kuinder was ooit de harde grens tussen twee taalgebieden. Daarom heet dit riviertje in het Fries de Tjonger. En daardoor werd het Saksische dialect dat gesproken wordt aan oostelijke kant van de rivier voor Friezen het Oertjongersk [Over-Tjongers].

Veel kan me dat doorgaans niet schelen. Ik fiets even vrolijk aan de Friese kant van dat riviertje, als aan de Saksische kant. En toch geldt dat watertje ook voor mij als een grens.

Riviertjes, hoe gekanaliseerd ook op sommige stukken, vragen om een brug om aan de andere kant te kunnen komen. En bruggen kosten geld. Daarom zijn er doorgaans niet zo veel van.

Zelfs zo’n pisriviertje als de Tjonger heeft tussen Oosterwolde en Mildam/Heerenveen slechts een enkele brug. Zeven in totaal, over een lengte van vijfentwintig kilometer.

Boven Oosterwolde, of beter ten noorden van de Opsterlandse Compagnonsvaart, is er nooit gevaren op deze rivier; dus voor het fietsen in dat gebied gelden mijn bezwaren niet.

Maar omdat ik nogal eens in de stille leegte van Noord-Nederland fiets, die in de negentiende eeuw nog gekoloniseerd moest worden, is het vrij normaal om de Tjonger twee keer op zo’n rondje te moeten oversteken. Ergens. En terug liever niet op dezelfde plaats als heen.

Zulke bruggen zijn als trechters. Daar stromen alle routes naar toe, en daarna weer vanaf.

En wat daarom het meest ergerlijke is aan het fietsen van rondjes, zijn eeuwig diezelfde trechters. Ook al omdat ik op elk van die bruggen precies weet hoe ver deze al of nog van mijn huis ligt.


November
Te fietsen | week 48

Iets minder dan acht uur daglicht nu, en de laatste weken telkens een gure oostenwind. Het zou nog geen winter zijn, volgens de kalender. Die breekt pas op 21 december aan. Alleen voelt het voor mij al weken als winter.

Nu goed, het regende deze maand minder dan het normaal zou hebben gedaan. Waarmee niet gezegd zij dat het de hele tijd droog bleef. Dagen genoeg waarop heel Nederland op de Buienradar bedekt was met een blauwe laag regen.

November is het Noorwegen van het jaar, volgens Emily Dickinson. En het blijft vreemd dat deze oeroude waarheid toch elk jaar opnieuw ontdekt moet worden. De nieuwe omstandigheden vragen om gewenning; en die neemt ieder jaar tijd. Het lijkt wel metterjaren steeds meer tijd.

Dat zal door de abrupte overgang komen. Helemaal als oktober mild uitvalt — en het schijnt de trend te zijn dat oktobers almaar zomerser worden dan ze waren voorheen.

Oktober is doorgaans ook een maand waarin ik meer kilometers fiets dan verwacht. In n november daarentegen valt het kilometrage altijd tegen. De lust ontbreekt om er nog even voor de ontspanning op uit te gaan. Helemaal als de hele dag de lamp er bij op moest. Terwijl juist dan een fietsritje, hoe kort ook, de zintuigen weer even open zet.


Niet fietsen
Te fietsen | week 49

Toegegeven, het komt weleens voor dat ik bewust de beslissing neem om niet te gaan fietsen. Dat had er wat gezuld, alleen regent het dan ineens te hard, of staat de wind net wat te krachtig uit de verkeerde hoek, of dan zijn de strooiwagens overal gaan rijden. En als er dan niets dringt, is het niet heel moeilijk om zo’n ritje even uit te stellen tot een beter moment.

Doorgaans, evenwel, vergt het geen enkel besluit om niet te gaan fietsen zo’n dag. Dat niets komt dan niet ergens uit voort. Er mist alleen misschien wat. Alle druk of drang ontbreekt. Het bestaan voelt ook zonder fiets daarin al compleet genoeg.

Na dag of wat gaat deze stilstand als vanzelf knagen, zo was tot nu toe tenminste steeds. Dus dan wordt de fiets wel weer gepakt. Desnoods om enkel even op het gemak rondrijdend naar een podcast te luisteren, die aandacht verdient.

Ik ben nergens voor in training. Mijn doel is niet groter dan om lekker te kunnen blijven fietsen. Want dat lekkere fietsen vormt beloning genoeg op zichzelf. Dus is de enige drang die er bestaat om mijn fietsconditie niet te veel te laten versloffen. Mijn kont moet uren aan zadel kunnen blijven verdragen. Mijn onderrug moet dat beetje buiging naar voren zonder protesteren blijven toelaten. En ik mag nooit meer zo moe worden na een uur of wat weg dat de rest van de dag er daarop niet meer toe doet.

Toch zie ik dit besef als een negatieve drang om te blijven fietsen. Waar het me nu net gaat om de positieve drang. Om het idee, liefst ’s ochtends vroeg al, de dag zo in te richten dat er ruimte komt om een eindje te rijden. Daar zin in hebben dan. Er heel de dag naar toeleven ook. Ik ben nu eenmaal meer een avondfietser dan een ochtendrijder.


Omzien
Te fietsen | week 50

YouTube maakte me tot fietsenmaker, zo heb ik hier weleens beweerd. Alleen is dat toch niet het hele verhaal. Al die video’s online hielpen ook enkel als er een eenduidig probleem bestond, waarvan me nog niet helemaal duidelijk was wat de beste manier kon zijn om dat op te lossen.

Zulke video’s zijn enkel antwoorden, die niet eerder nut krijgen dan wanneer ze precies passen bij een vraag die je hebt.

Alleen zijn lang niet alle vragen over fietsen met video’s te beantwoorden.

Soms leent taal zich daar aanzienlijk beter voor. Ook als er daarbij iets beschreven moest worden waar je eigenlijk de precieze woorden niet voor hebt.

Dus zou ik eigenlijk ook telkens de vele fora voor fietsers online moeten roemen, die me wijzer hebben gemaakt. Helemaal nu ik zulke forums eigenlijk nog amper bezoek. Blijkbaar is me nauwelijks iets nieuws meer te vertellen op fietsgebied — wat overigens niet goed zou zijn. Blijkbaar ging het me daar altijd meer om de nuttige informatie, dan om de contacten, en het tijdverdrijf, die voor zo velen juist de aantrekkingskracht van zulke sociale media zijn.

Toch, zelden zo weinig op fora gelezen als in 2018. Er kunnen weken voorbij gaan voor ik zo’n oud vertrouwd adres online bezoek.

Het enige dat wel bleef, is het kijken naar plaatjes van mooie fietsen overal. De porno. Waarbij mijn voorkeur sterk uit gaat naar variaties op de klassieke stalen randonneur, of de nuttige fietsen waarop forenzen elke dag weer het verkeer trotseren. Fietsen om het hele jaar op te rijden. In weer en wind. In de zon en bij duisternis. Fietsen waar je de wereld mee door zoudt kunnen gaan.


Point of view
Te fietsen | week 51

Bij het professionele wielrennen op de weg gaat het er gauw eens om zo hard als mogelijk bij een berg op te rijden. En dat is niet erg hard, omdat de organisatoren van zulke wedstrijden daarvoor de gemeenste en steilste hellingen uitzoeken. Wat zulke races nogal voorspelbaar maakt. Vrijwel nooit gebeurt er iets bijzonders tot de laatste helling van de dag.

Professionele mountainbikers rijden het liefst van al zo hard mogelijk omlaag, van een berg af. In de precies tegenovergestelde richting. En in 2018 ontdekte ik dat er races bestaan waarin een meute van honderden fietsers ergens op een gletscher worden gedropt, om van daaraf zo snel mogelijk naar ergens diep in een dal verderop te gaan racen.

Bijzonder aan deze wedstrijden is al helemaal dat er zo veel verslagen van bestaan die de deelnemers zelf online hebben gezet. Gewoon, door een opname van de hele rit te tonen, die zij hebben vastgelegd met een GoPro camera, of variant daarvan, op hun helm.

Ook deze races hebben nog éen kunstmatig element, de deelnemers volgen allemaal hetzelfde verplichte parcours. Wie meerdere van deze video’s bekijkt, zal ook opvallen dat de routes nogal eens bekend zijn van eerder. Alleen al de vaart waarmee deze fietsers zich omlaag storten, doet ook vermoeden dat ze een grondige parcourskennis hebben.

Tegelijk houdt zo’n lange afdaling toch altijd iets van een ontdekkingsreis. Want sommige paadjes omlaag zijn wel erg smal. Ik hield er in elk geval even een verslavinkje aan over. Het is boeiender om even zo’n rit te volgen, in HD op een groot scherm, geheel zoals de fietser alles zag, dan opnieuw de confrontatie aan te gaan met de kunstmatigheid van vrijwel welke andere sportwedstrijd op televisie ook.


December | een jaar op de fiets
Te fietsen | week 52

De laatste maand van het jaar 2018 was somber, met amper veertig uur zon totaal. Niet dat het gemiddelde zoveel hoger ligt trouwens, met 49 uur. Maar zelfs al was er vijftig uur zon geweest, of zestig, dan nog had mijn conclusie niet anders geluid. Ik heb meer daglicht nodig dan die ruim 7½ uur van deze maand om mijn activiteiten in kwijt te kunnen. Telkens in het donker buiten moeten zijn, doet geen wonderen voor mijn gemoed.

Vroeg ik me af of hier een leeftijdseffect meespeelt, dat het hoornvlies metterjaren vergeeld en minder makkelijk licht doorlaat, en alles somberder is dan het eerder ooit wezen zou.

Enfin, enkel nu nog even die twee echte wintermaanden verduren en dan wordt het misschien wel weer eens leuk.

2018 was in geen enkel opzicht een bijzonder fietsjaar. Er werd hoogstens een mogelijk nieuwe bestemming voor dagtochtjes gesignaleerd. De inspanning daar dan ook nog naar toe te rijden was er alleen al te veel aan.

Wat ik heb aan fietsen, is geperfectioneerd naar mijn eisen. Heel veel nieuwe ontdekkingen zijn op dat gebied niet meer te maken. Of hoogstens dat de efficiëntiewinst van een triatlonstuurtje nog niet heeft opgewogen tegen het nadeel dat zo’n stuurtje me een net wat andere zit opdringt; waar ik dan op zijn minst stijve schouders aan over houdt.

2019 is voor een aantal fietsen uit mijn stal een kroonjaar. De frames daarvan werden gemaakt in 1979. En alle lijken makkelijk nog wel veertig jaar mee te kunnen gaan, als de slijtende onderdelen tenminste zo af en toe vervangen worden.

Benieuwd of ik dan nog fiets.