Oriëntatie
Te fietsen | week 24

Verdwalen tijdens het fietsen is eigenlijk uitgesloten — een fiets heeft een weg nodig om op te rijden, en wegen leiden altijd ergens naar toe. Wat wel kan gebeuren onderweg is dat ik mijn oriëntatie voor even kwijt raak. Of misschien nog beter geformuleerd: dat ik ergens ben waar ik niet wil zijn.

Vooral industrieterreinen hebben dat effect. Alleen al omdat de normale wetten van de stedenbouw daar niet op gaan. Een grote brede weg voert er niet noodzakelijkerwijs naar de uitgang.

Steden waar ik nooit eerder was, zijn trouwens ook gauw eens verwarrend. Mede omdat ik in onbekend gebied beter op moet letten, op alles, waardoor afstanden ineens minder goed in te schatten zijn. Een zo intens beleefde honderd meter lijkt langer dan die is.

Over het algemeen is er alleen niet te klagen over mijn oriëntatievermogen. Er moet heel wat gebeuren voor ik mijn telefoon er bij pak, en de GPS inschakel, om zo het toverdoosje mij te laten vertellen waar me bevind.

En dan nog ben ik hoogstens een paar honderd meter verwijderd van waar ik denk te zijn.

Toegegeven, dat kan in een stad een behoorlijke eind uit de richting zijn.

Helemaal fout gaat het hoogstens als het weer niet mee zit. Als het mist. Of als het zo grijs is, dat het onmogelijk wordt om de zon te zien, en dat het ineens moeilijk maakt om redelijk in te schatten in welke richting de weg loopt waar ik op rijd.

Fout gaat het ook weleens als ik me de route denk te herinneren van de kaart, of van het beeldscherm, en dan eens te gauw, of juist te laat, de verplichte bocht naar links maak, of rechts. Afsla waar dat niet had gemoeten.

De grootste kans op desoriëntatie treedt daarom op als ik op een dichtbewolkte dag met de trein naar een mij onbekende plaats ga, daar op de fiets stap om naar een vast doel toe te rijden, en dan in een nieuwbouwwijk verzeild raak. Of op een industrieterrein uit kom.

© illustratie Wikimedia Commons


[x]#14205 fan maandag 11 juni 2018 @ 10:10:57