Naschriften van een nerd | 1

Merkwaardig aan de hedendaagse technologie vind ik dat er altijd zo veel praat is over wat er nog komen moet. Alle luchtfietserij. Computerbladen en -websites staan vol over Microsoft Vista, terwijl dat besturingssysteem pas komend jaar op de markt komt. Daarna zal het nog minstens een jaar geplaagd zal worden door vreselijke kinderziekten.

Laat mij daarom eens wat terugkijken.

Voorlopig komt dat Vista er bij mij niet in. Nee, sterker nog. Nadenkend over mijn ervaringen met Windows 98 werd me duidelijk dat mijn wensen over besturingssystemen erg simpel zijn. Het boeltje dient stabiel te werken [en dat te blijven doen], en het moet redelijk eenvoudig zijn om er nieuwe randapparatuur of software op te installeren.

Verder maakt het me niet uit wie zo’n besturingssysteem gemaakt heeft. Perfect zijn ze toch nooit.

Wat dat betreft waren sommige dingen vroeger wel beter. Twintig jaar geleden werkte ik veel op een Acorn computer. Het enige wat dat ding uit zichzelf kon, was na het opstarten herkennen dat die een floppydrive had. Vervolgens was het aan mij om het schijfje met het besturingssysteem van de dag te kiezen, naar gelang de taak die me te wachten stond. Daar kan geen triple of quadruple boot-PC tegen op.

Iets van dat elementaire gemak heb ik altijd trachten te bewaren. Het werken met de Apple Macintosh begin jaren negentig werd nog leuker toen ik alternatieve systemen van floppy ging draaien, en later zelfs van zip-schijf. Werkgeheugen kostte toen nog minstens 100 gulden per megabyte; soms was het raadzaam om intensieve taken onder System 6 te doen, omdat System 7 alleen al te veel vroeg van de machine.

Wat ik het meest betreurde aan de uiteindelijke overstap naar Microsoft’s Windows was dat ik ineens niet meer begreep welke onderdelen van het besturingssysteem wat precies deden. Ik heb het OS ook altijd veel te chaotisch gevonden; want opgebouwd uit te veel bestandjes en bibliotheekjes.

Werken met Windows geeft me nog altijd het gevoel dat ik me heb uitlever aan iets dat zich meestal niet zo gedraagt als ik wens. Dat er uiteindelijk toch iets van begrip groeide, was alleen omdat er zo vaak iets mis is gegaan.

Neem nu dat register van Windows, die onhandige database van alles wat er op een PC wordt geïnstalleerd. En nog zo veel meer. Het heeft me altijd enorm geërgerd dat dit ding zo makkelijk vervuild raakt, wat altijd ten koste gaat van de stabiliteit en de snelheid van een systeem.

Ik maak mede daarom steeds meer gebruik van software die aangepast is voor gebruik van een verwijderbaar medium, als een CD of een USB-stick. Die programmatuur hoeft niet eerst geïnstalleerd te worden en vervuilt daarmee het register niet.

Maar goed. Software. Dat is alweer een ander verhaal.

Dit is het eerste deel van een zomerserie op eamelje.net : wordt vervolgd.


Naschriften van een nerd | 2

Het maakt me niet veel uit welke hardware ik gebruiken moet. Zolang het beeldscherm maar rustig aan de ogen is, en het toetsenbord niet plakt.

Ook het besturingssysteem van de computer waarop ik werk, kan me niet schelen. Geef me wat opslagruimte die ik naar eigen inzicht kan inrichten, en het is mij wel goed.

Des te kritischer ben ik over de programmatuur die ik gebruiken wil. Software is mijn gereedschap, en dat gereedschap moet zo goed mo­gelijk van kwaliteit zijn.

Alleen bestaat er geen perfecte programmatuur. Dus gebeurt altijd het omgekeerde van wat eigenlijk zou moeten. Niet ik leg mijn wil op aan de software, maar de software gaat mijn gedrag in grote mate beheersen.

Werken met een nieuw programma kost tijd, om te leren. Dat speelt helemaal als die nieuwe software iets kan wat je al gewend bent te doen met andere programmatuur. Mensen houden daarom graag vast aan wat ze al kennen. Dus maakt het zelfs niet uit dat een browser als Firefox aanmerkelijk veiliger in gebruik is als Internet Explorer. Nieuw is in dit geval te vreemd. De grote meute van gebruikers zal daarom niet overstappen.

Ik houd van software die mij een grote mate een keuzevrijheid laat, hoe ik mijn dingen wil doen, maar ben net zo’n gewoontedier.

Om een voorbeeld te geven: mijn browser opent met een zelfgemaakte homepage, waarop links staan naar alle webadressen die voor mij belangrijk zijn. Dat vind ik handig werken. Maar die keuze vereist wel dat ik snel die homepage kan oproepen.

Opera biedt me zo al vier mogelijkheden om dat te doen:

  1. ik kan CTRL-spatiebalk intypen;
  2. ik kan Alt-Home intypen;
  3. ik kan het icoontje homepage aanclicken in de menubalk [dat ik daar wel zelf heb neergezet, overigens];
  4. ik kan een zogeheten mousegesture maken. Dat is met mijn muis snel twee simpele handelingen doen. De eerste daarvan is een nieuwe pagina te openen, door de muis met de rechtermuisknop ingedrukt omlaag te bewegen. Ten tweede dubbel-click ik dan links in lege pagina.

Hoewel de laatste handeling verreweg de meeste woorden kostte om uit te leggen, is die erg simpel in gebruik. Maar ik merk toch meestal links commando’s in te typen, omdat ik rechts de muis al gebruik.

Dat CTRL-spatiebalk is een commando dat ik erg vaak gebruik. Maar dit valt pas op in browsers die niet begrijpen wat ik daar mee aanwil. Firefox, of Internet Explorer, zijn alleen daarom al minder prettig in gebruik.

Wat ik met dit onnozele voorbeeld maar wil aangeven, is dat het langdurig gebruik van dezelfde software iemands gedrag conditioneert. Dat hoeft op zich niet nadelig te zijn. Wie eenmaal geleerd heeft iets kan kopiëren via het toetsenbord-commando CTRL-C, zal diezelfde truc kunnen toepassen in de meeste andere software met een grafische gebruikersinterface.

Helaas zijn zelfs standaardcommando’s niet universeel. Zo is het in veel programma’s mogelijk het actieve venster te sluiten via CTRL-W, maar lang niet in alle. Ik heb fotosoftware die het plaatje dat ik niet langer wil bekijken prompt tot achtergrond van mijn bureaublad promoveert na CTRL-W.

Honderden keren is dit al mis gegaan.

En omdat ik me deze mechanismen zo goed bewust ben, moet software wel heel veel meer kunnen, wil ik overstappen. Maar nu sta ik voor zo’n bijna fundamentele keuze, toch.

Al die tijd dat ik serieus schrijf, heb ik maar twee verschillende tekstverwerkers gebruikt:

  • 1991-1998: MacWrite ii
  • 1997-2006: Word 97/2000

Ook al dwongen studie, werk of opdrachtgevers me om andere software te gebruiken, met bovengenoemde programmaatjes schreef ik alles. Desgewenst converteerde ik op het laatst nog weleens wat naar een ander bestandsformaat. Of alfabet.

Het wordt nu evenwel steeds logischer om volledig over te stappen op Writer van OpenOffice.org. Al hik ik nogal tegen die keuze aan. Dat programma heeft namelijk twee enorme voordelen.

  1. De software is volledig draagbaar. Dus kan ik, behalve mijn teksten, ook mijn tekstverwerker overal mee naar toenemen. Heb ik altijd dezelfde woordenboeken, sjablonen, en macro’s en andere handigheidjes onder bereik.
  2. Het Open Document Format (ODF).

Maar goed, bestandsformaten, dat is weer een heel ander verhaal.

Dit is het tweede deel van een zomerserie op eamelje.net: wordt vervolgd.
Deel éen staat hier.


Naschriften van een nerd | intermezzo

Zo meteen is het 25 jaar geleden dat de IBM 5150 op de markt werd gebracht. Dat was de rechtstreekse voorvader van de PC waarop deze woorden getypt worden; het begin van een tijdperk.

Toch was die IBM 5150 geen geweldige machine. Er waren zelfs aanmerkelijk betere op de markt. Dat het ding met een Intel-chip werkte, was op zich al opvallend. Geen beroerder processor om in assembly voor te programmeren dan die Intel 8086, zou ik een paar jaar later leren.

Nee, de PC van het moment hebben we eigenlijk te danken aan een fout van IBM. Die gaven de ontwikkelaars van het besturingssysteem PC-DOS toestemming die software met enige vertraging ook onder eigen naam op de markt te brengen. Dat besturingssysteem ging MS-DOS heten. De maker was Microsoft. En vooral dankzij Taiwaneze bedrijven kwamen er snel goedkopere PC’s op de markt die meer konden dan die van IBM, en een heel stuk goedkoper waren. Dus wonnen MS-DOS-systemen vlot aan populariteit.

Dat ging ten koste van al die computerfabrikanten, met kwalitatief betere spullen, die eraan vasthielden om alleen het eigen besturingsysteem te ondersteunen. Vandaag wordt hun naam hoogstens nog in nostalgie uitgesproken.


Naschriften van een nerd | ontwikkelingen

Bij het werken aan mijn websites wreekt zich dat ik zo gewend ben met bepaalde software te werken. Photoshop is al sinds versie 1.0 mijn standaardgereedschap voor het bewerken van beeld. Maar Photoshop werkt weer niet op Linux. Terwijl Linux me nu net het best in staat stelt de innerlijke mechanismen van mijn websites onder controle te houden.

Bij zulke dilemma’s is de oplossing meestal een compromis, en ik heb ervoor gekozen dan maar een Apache-webserver en MySQL-database onder Windows te draaien, als het zo uitkomt.

Dit deed ik altijd met XAMPP. Maar om een of andere reden raken de instellingen van de webserver onder XAMPP nogal eens gecorrumpeerd. Daarom vertrouw ik dit pakket niet helemaal meer.

Nieuwe versies dijden toch al te sterk uit naar mijn zin trouwens, met allemaal functies waar ik niets mee had.

Sinds enige maanden draai ik daarom een test-servertje via WOS Portable, en dan de kleine versie ook nog, zonder phpMyAdmin. Want, het nut van phpMyAdmin is sterk afgenomen, sinds ik voor de meeste taken MySQL Administrator gebruik.

MySQL Administrator laat me namelijk online dingen doen die mijn domeinhost onmogelijk heeft gemaakt in de versie van phpMyAdmin die daar draait.

Ook heb ik met MySQL Administrator nog eens een project kunnen redden van mijn harde schijf, nadat de webserver in XAMPP weer eens hopeloos corrupt was geraakt. De MySQL-server deed het namelijk nog wel. En ach ja, gereedschap dat redt, daar blijf ik een zwak voor houden.

Evenmin pruts ik vaak genoeg aan mijn websites om er ooit goed in te worden. Zoals het nu gaat, zonder fundamentele kennis over object geöriënteerd programmeren, zo kan het nog net.


Naschriften van een nerd | de achterkant van het gelijk

Veel jubilea zijn er alleen maar omdat een gebeurtenis veel later betekenis kreeg. Laatst werd gevierd dat het wereldwijde web vijftien jaar bestond. Maar vijftien jaar geleden was het www helemaal niet interessant, en veertien jaar geleden ook niet. Ik gopherde toen nog overal heen, en postte weleens iets op usenet. Natuurlijk was er e-mail, en met telnet was ook van alles te vinden, maar daarmee hield het internet wel op toen.

Met de populariteit van het www ontstonden er wel steeds meer mogelijkheden om zelf een website te publiceren.

Ook ik heb dat gedaan. Ik heb zelfs nog les gegeven over hoe dat moet, met die opmaaktaal html. Toen dat hele html nog niet zo gek veel kon trouwens.

Interessanter was tien jaar geleden al wat een webserver allemaal kon met scripts. Maar zelf scripts schrijven, had ik geen zin in. En steeds weer met html webpagina’s aanmaken, bleef me te omslachtig.

De misschien wel belangrijkste reden dat ik vijf jaar geleden met dit weblog begon, was dat er ineens gratis scripts beschikbaar kwamen om snel berichtjes te plaatsen online .

Greymatter heette het eerste CMS dat ik gebruikte, en een groot probleem ervan was dat van alles op de server helemaal herbouwd werd als ik een berichtje had gepost. Dat duurde me al gauw te lang. En het proces ging ook weleen mis.

Maar andere weblog-software had weer andere problemen. Dit weblog heeft sinds Greymatter nog op Movable Type en Nucleus gedraaid. Maar beide hadden zo hun eigenaardigheden die me niet bevielen. Dat trage herbouwen na ieder bericht bleef bij Movable Type, en Nucleus was me te zeer geschreven voor blind aan techniek verslaafde geeks.

Het duurde tot b2cafelog en de opvolger WordPress beschikbaar kwamen dat ik eindelijk software vond die me toestond mijn weblog ook onder de pagina naar mijn zin te kneden .

En WordPress is de afgelopen jaren steeds populairder geworden, wat betekent dat er ook steeds meer mensen extra toepassingen voor bedenken. Op mijn boeklog maak ik inmiddels dankbaar gebruik van de inventiviteit van anderen.

Maar, deze vakantie heb ik wel gemerkt dat WordPress 2.0.4 heel anders in elkaar zit dan WordPress 1.2.2, waar dit weblog nog op draait. Mijn boeklog was onder de motorkap nog wel aardig op te voeren. Voor eamelje.net moest ik dat maar niet doen. Er zijn te veel berichten met links naar onderliggende video- en audiospelers die bij een upgrade allemaal veranderd moeten worden, en meer van dat soort nutteloos werk.

Na vijf jaar heeft eamelje.net in elk geval technisch dan toch zijn definitieve vorm gevonden.

Uiterlijk, en inhoudelijk kan er nog van alles veranderen.


Naschriften van een nerd | voorschriften van een nerd

Wat er dan op die USB-stick staat, die altijd zo pontificaal naast dit soort stukjes prijkt?

Dat hangt er vanaf. Ik heb er verscheidene. Maar op de thumb-drive van 512 MB die ik meestal bij me heb, voor als ik op andermans computers moet werken, staat onder meer:

  1. Pstart, om makkelijk alle programmaatjes aan te kunnen roepen die ik bij me heb;
  2. CPU-Z, om even te kunnen kijken uit welke hardware de computer bestaat waarop ik werk. Ook handig om thuis te gebruiken om te zien wat er in een PC-kast zit, zonder die te hoeven openen. Meest verbazingwekkend aan deze software vind ik dat die bijvoorbeeld ook kan uitlezen op welke dag sommige componenten, als de bankjes RAM-geheugen, werden gefabriceerd;
  3. Portable OpenOffice.org, inclusief mijn sjablonen voor brieven en zakelijk schrijfwerk, etc. Voor het schrijven van teksten, het bewerken van spreadsheets, en het aanmaken van pdf-bestanden;
  4. FoxitReader, voor het lezen van pdf-bestanden;
  5. Firefox, portable edition, inclusief extensions, passwords en bookmarks. Om elders net zo te kunnen surfen als thuis. En voor de webmail;
  6. Portable WinSCP/PuTTy, voor alle SSH- en FTP-verkeer. Vergt nog wel nog enige aanpassingen na het installeren op de USB-drive;
  7. UltraVNC Viewer, om ondanks alle vuurmuren en andere restricties toch van afstand mijn computer thuis te kunnen overnemen.
  8. w.Bloggar. De firefox-versie, met Active-X element. Om van overal elders toch ook gewoon aan mijn weblogs te kunnen werken, met alle vertrouwde sneltoetsen, etc. Installatie op een USB-drive vergt wel enig tweaken.
  9. 7-zip, om gecomprimeerde bestanden te openen, of zelf aan te maken.
  10. IrfanView, om plaatjes te bekijken, zoals de foto’s op mijn telefoon.
  11. En een hele verzameling nuttige bestanden, zoals scans van mijn ID-kaart en rijbewijs, bank- en verzekeringsgegevens. Telefoonnummers. Allemaal netjes versleuteld met Private Disk Light. Voor het geval het ding kwijt raakt. U weet wel.

Al de genoemde software is of gratis, of open source programmatuur.

Nog eens te installeren:

  1. portable Skype. Maar daar heb ik dan ook zo’n USB-telefoon bij nodig;

En u?


Hasta la pasta

Ik had nog zo’n lekker ouderwets zeurstuk van je verwacht op je weblog, over Microsoft Vista.

Vista is volkomen oninteressant, daar schreef ik al eerder over.

Een nieuwe motor voor je PC?

Kul.

Niet?

Als je per se in autotermen wilt praten over computers, dan is de CPU nog altijd de motor. De chip. De microprocessor. Dat gedoe over ‘Intel inside’ vroeger, is nog wel enigszins van belang. Al is bijna alle software zo slecht van kwaliteit dat die nauwelijks kan omgaan met het vermogen dat motoren tegenwoordig kunnen ontwikkelen.

Een besturingssysteem, zoals Vista, is niet meer dan het dashboard. De knopjes voor de bediening, en wat daar achter hangt aan draadjes en zekeringen. En daarmee dus werkelijk volkomen oninteressant.

Nu ja, de meeste mensen zullen eerst een nieuwe auto moeten kopen, waar dat opgepimpte dashboard van Microsoft wel inpast, met een behoorlijk zware motor om dat loodzware dashboard voort te kunnen trekken. En daarbij op de koop toenemen dat Microsoft altijd kan besluiten dat je geen spullen meer uit het handschoenenkastje mag pakken, en dat je radio sommige muziek nooit spelen zal.

Hoe verklaar je dan die lawine aan media-aandacht voor Vista?

Daar ga ik niet op in. Dat leidt maar tot misantropie.

Hype, dus?

Dom. En niet je aandacht waardig. Hoogstens een illustratie van hoe primitief die computerwereld nog in elkaar zit, dat het ene dashboard belangrijker en mooier wordt gevonden dan het andere.

Gelukkig maar dat het internet het belang van besturingssystemen zo veel kleiner maakt.


LibreOffice
Reau en ark

De tekstverwerker van mijn voorkeur, en daarmee het gereedschap dat ik het meest gebruik, heet al een kleine twaalf jaar Microsoft Word 2000.

En ik gebruik dit programma altijd zo dat slechts het tekstveld en de woorden daarop zichtbaar zijn. Volledig scherm. F11. De functies die ik nodig heb staan allemaal onder sneltoetsen of de rechtermuisknop.

Niet dat Word 2000 perfect is, maar vergeleken met Word 97 was het programma stabieler, en had het meer functies. Alles wat daarna kwam van de firma Microsoft scheen me logger in gebruik, en voegde niets toe.

Toch heb ik altijd gekeken of het niet nog beter kon. Iets met nog minder systeembelasting, dat even stabiel was. Of iets dat op een USB-stick paste, zodat ik ook op andermans computers mijn tekstverwerker, sjablonen, en macro’s had.

Ik ben nerd genoeg om Word 2000 ook onder Linux te hebben laten werken.

Voor erbij, en voor de karweitjes die dat eisen, heb ik al even ook OpenOffice.org op mij computers staan. Al is dat programma inmiddels in twee verschillende groepen gesplitst1. Daarnet installeerde ik LibreOffice 3.3, deed ik een pricipiële keuze voor openheid, kopieerde alle instellingen van de vorige versie, en kon weer verder.

Toch wordt die software nooit eigen.

En het inladen duurt altijd te lang.

  1. OpenOffice.org was ooit StarOffice, en Duits. Werd gekocht door Sun. Kreeg een betaalde versie en een open versie. En toen werd Sun gekocht door Oracle, waarop vrij snel iedereen die vrijwillig aan OpenOffice.org werkte opstapte, The Document Foundation begon, en nu aan LibreOffice werkt []

WinKey
Reau en ark

Veel van de praktijkwetten die software-ontwikkelaars hebben geformuleerd, gaan over de merkwaardige neiging van programmatuur om almaar ingewikkelder te worden. Want, ook wat al goed werkt, moet worden verbeterd.

En helaas ben ik als simpele consument wel gedwongen mee te gaan in zulke ontwikkelingen. Veel software raakt lek, krijgt een beveiligingsprobleem, en moet dan worden vervangen.

Dus spijt het me dat ik weinig software in gebruik heb, die vrijwel meteen perfect was, en nog altijd goed werkt.

Eén van die uitzonderlijke programmaatjes heet WinKey. En dat doet niet meer dan dat een computergebruiker daarmee ineens de mogelijkheid krijgt iets te doen met die Windows-knop op zijn of haar toetsenbord.

WinKey is bij mij in gebruik sinds 1999. En al die tijd zitten dezelfde programma’s onder dezelfde sneltoetsen. Net als dat ‘windows-key 1’ altijd het document met aantekeningen opent waarin ik zinnen als deze tik.

WinKey is zo goed, dat de makers er in 2005 mee zijn opgehouden het verder te ontwikkelen. Bravo.


TClockEx
Reau en ark

De fabrikant Apple is tegenwoordig zo populair dat TV-programma’s gratis reclame gaan maken, als er iets nieuws van dat bedrijf op de markt komt. Maar ooit, aan het einde van de twintigste eeuw, lag dit anders. Apple maakte toen kwalitatief zeer matig spul.

Wel dwong het bedrijf al zijn klanten tot een grote overstap, omdat het ineens voor andere chipsets koos. Daardoor werkte hun nieuwe besturingsysteem plots niet meer op oudere computers.

Dit waren zo al twee redenen om Apple op te geven, na daar toch de hele jaren negentig mee gewerkt te hebben. En toen bleek dat Windows-computers ook zo hun problemen hadden.

Eén daarvan was dat de systeemklok slechts de tijd in minuten liet zien.

Daardoor kon ik bijvoorbeeld nooit zien of mijn PC traag was met de verwerking van een opdracht, of domweg was vastgelopen.

En de computers liepen nogal eens vast.

Dus zocht ik iets beters, vond TClockEx, en toen zat daar ook nog een veel betere kalender in dan het systeem bood, en is er nooit iets anders in gebruik geweest. Toegegeven, het programma werd geschreven voor het klassieke uiterlijk van het Windows OS. En dat uiterlijk verbeteren is altijd een belangrijke marketingtruc van Microsoft om nieuwe besturingsystemen te kunnen verkopen.

Maar zolang ik de computer gereedschap vind, gaat nuttig nog altijd een heel eind boven oogstrelend.


WordPress
Reau en ark

* geschreven als antwoord op een vraag


WordPress is wat in goed Nederlands een content management systeem [cms] heet. Ofwel, het is software, bestaande uit een verzameling scripts, die het, met inzet van een database, mogelijk maakt om makkelijk teksten en andere media online te zetten.

Mogelijkheden om die teksten in WordPress te schrijven, of om andere media daarin te bewerken, bestaan op zich wel, maar zijn nogal summier. Foto’s kunnen bijgesneden of verkleind worden; daarmee houden de mogelijkheden zo’n beetje op. Tegelijk, een beetje webbrowser heeft tegenwoordig spellingscontrole ingebouwd, dus is ‘de backoffice’ van het programma wel degelijk als tekstverwerker te gebruiken. En WordPress slaat bijvoorbeeld tekstdocumenten die openstaan ook geregeld automatisch op.

Een groot voordeel van de software is tegenwoordig ook dat er goed mee samengewerkt kan worden. Met hulp van een plug-in, die extra functionaliteit brengt, zoals edit-flow, is het zelfs mogelijk een compleet redactiesysteem van WordPress te maken.

Voor website-ontwikkelaars heeft WordPress als voordeel dat de software in enkele jaren tijd zeer populair is geworden. Als sites regelmatig nieuwe inhoud moeten tonen, is het tegenwoordig allang geen uitzondering meer dat voor WordPress gekozen wordt als software om de boel op te draaien; hoewel dat toch ooit slechts begon als software voor weblogs. [Zie ook de showcase op WordPress.org, of de WordPress publisher blog].

En door het grote tal mensen dat zich tegenwoordig bezighoudt met websites die op WordPress draaien, zijn de problemen waar een ontwikkelaar op stuiten kan doorgaans al door anderen opgelost. Er is veel informatie over te vinden online.

Voor veel voorkomende eisen zijn vaak plug-ins beschikbaar. Al heb ik persoonlijk wat een hekel aan dat soort oplossingen. Het is uitzonderlijk, zoals met het hierboven genoemde edit-flow, dat een plugin precies doet wat zou moeten. Bovendien blijft het altijd afwachten of iemand die een plug-in heeft gemaakt, deze eeuwig zal blijven ontwikkelen.

Want, internet is een jungle, en geen enkele software is online voor eeuwig veilig. Ook WordPress moet regelmatig bijgewerkt worden; al gaat dit relatief simpel, met het aanclicken van een button. Maar oude plug-ins werken niet altijd meer op nieuwe versies van WordPress.

Een ander probleem is ook de groeiende populariteit van WordPress. Dit maakt het voor onverlaten steeds aantrekkelijker om de software op lekken te onderzoeken. En helaas, mede door het enorme aantal functies waarmee de scripts tegenwoordig werken, schijnt de beveiliging van WordPress een behoorlijke nachtmerrie te zijn.

Maar alle software en hardware kan op elk moment falen. Back-ups, van wat dan ook, blijven altijd noodzakelijk. Dat geldt voor elk systeem.


Microsoft software
Reau en ark

Google vond uit dat concurrent Bing voor het gemak maar zoekresultaten van Google overneemt. Wat Bing dan weer kan, omdat het van Microsoft is, en Microsoft ook de browser Internet Explorer maakt, waarmee mensen dan weer op Google zoeken.

Feind hört mit.

Imitatie is een vorm van vlijen. Maar wat een gigantische nederlaag is dit van Microsoft. Een bewijs eens te meer ook dat het bedrijf zijn beste tijd heeft gehad.

Trouwens, gebruikers wenden zich steeds vaker af van de computer, en gebruiken nu hun telefoon om online te gaan; of anders een tablet. En op die markten stelt Microsoft niets voor.

Toch heb ik tegenwoordig verder weinig problemen met dat merk; Wat zal komen omdat ik er zo weinig producten als maar kan van gebruik. Het besturingssysteem Windows draait op mijn computers; maar niet nadat ik daar een hoop overtolligs heb uitgehaald met nLite.

En goed, ik schrijf woorden als deze vrijwel standaard in Word 2000; dat nog uit de vorige eeuw stamt;

Maar, wat heb ik dat Windows goed leren kennen, door alle problemen die deze software veroorzaakte, indertijd. En wat is dat vreselijke kennis om te bezitten; hoe handig het ook zijn mag altijd nog iets te kunnen met een kapotte PC.


RFID | OV-Chipkaart
Reau en ark

In de toekomstroman Little Brother laat Cory Doctorow zijn helden gratis en anoniem met het openbaar vervoer reizen, doordat ze telkens snel even de kaartinhoud van een ander klonen op hun eigen OV-Chipkaart. Dit kan, omdat deze kaarten met RFID-chips werken, en deze hebben als eigenschap dat ze op afstand uitleesbaar zijn.

RFID, ofwel radio frequency identification, is zo’n uitvinding waarvan doorgaans de voordelen meer nadruk krijgen dan de nadelen. De chips kosten weinig, en zijn desnoods zandkorrelklein, dus kan letterlijk alles er van worden voorzien. En in winkels of opslagplaatsen is daar zelfs nog wel wat voor te zeggen. Even een RFID-lezer bij de stapel houden, en zonder te tellen, wordt duidelijk hoeveel er nog in voorraad is.

Maar goed, dan zijn er altijd mensen die RFID in kleding willen aanbrengen, zodat de wasmachine altijd het juiste wasprogramma draait. Of weigert om te werken als er een rode sok tussen de witte was is gekomen; wat me al veel irritanter lijkt, gezien de matige kwaliteit van foutmeldingen in de technologie die ons omringt.

RFID in voedselverpakkingen maakt het mogelijk dat de koelkast zelf alvast aanvullingen gaat bestellen bij de supermarkt.

RFID in geld maakt dat veel moeilijker te vervalsen, in theorie, terwijl omgekeerd snoodaards van een afstandje kunnen meten hoeveel geld iemand bij zich draagt.

Zoals alle uitvindingen is RFID voor goede doeleinden en voor kwade zaakjes te gebruiken. En over het gebruik in de OV-Chipkaart heb ik zeer gemengde gevoelens; die ook na een jaar gebruik nog altijd niet helder zijn.

Dat de OV-Chipkaart zeer gemakkelijk te hacken zou zijn, was overigens als jaren terug bekend. Omdat de krentenwegers bij de overheid voor een veel te goedkope chip hebben gekozen, was het slechts een kwestie van tijd voor iemand software zou schrijven waarmee iedereen de kaart kan kraken.

Interessant vind ik overigens wel dat hackers inmiddels de perfecte misdaad hebben bedacht, door te bedenken dat iemand zelf zijn OV-Chipkaart van reisinformatie kan voorzien. Daardoor komt zo’n kaart nooit in aanraking met het in- en uitcheck-systeem, is bij controles niets zichtbaar, en verloopt een reis dus weer geheel anoniem.

Daar had Doctorow toch nog niet aan gedacht, in zijn toekomstroman.

En daarom, maar ook slechts daarom, zou ik er nog wel voor voelen zelf de OV-Chipkaart te gaan kraken.

Voorlopig, en zolang het kan, reis ik nog gewoon op een papieren kaartje in de trein. Bovendien is de OV-Chipkaart onhandig in gebruik voor treinreizen. Bij gebruik in de bus, hoogt het saldo automatisch op als het te laag wordt voor reizen. Maar de NS eist dat er meer dan een normale hoeveelheid saldo op de kaart staat — vanwege de hoge borg die gevraagd wordt — en doorgaans moet je dat met dezelfde automaat ophogen als die ook papieren kaartjes verkopen.

Heb ik voorlopig wel de 40% korting van mijn actiekaart, maar is er geen systeem dat bijhoud waar ik zoal heenreis. [Behalve dan dat mijn GSM die bewegingen verraadt].

Is er ook nog de irritatie dat dezelfde reis iedere keer een ander bedrag kost, dat vergeten uit te checken een kostbare affaire is; ook al omdat het zo’n berg werk kost de borgsom terug te krijgen.

Nee, de OV-bedrijven bewaren de gegevens over de reizen van hun klanten te lang. En dat is tegen de wet. Maar diezelfde wet heeft nog altijd geen enkele bijtkracht getoond.


DNS
Reau en ark

Mijn internetverbinding haperde telkens, vandaag. Maar ook weer nooit lang genoeg om internet onmogelijk te maken. Dus merkte ik het probleem op, zonder er verder een gedachte of emotie aan te wijden.

Dit is wel eens anders geweest. In al die jaren dat ik een vaste breedbandverbinding heb, zijn heel wat problemen gepasseerd. Al bleef het voornaamste probleem dat de provider altijd zwijgt over de storingen.

Mijn internetaanbieder had tot vrij kort geleden regelmatig wegvallende DNS-servers. En dit was vervelend. Het Domain Name System [DNS] werkt als een telefoonboek voor internet. U typt in ‘eamelje.net’, en een DNS-server hielp dan mee uw verzoek om deze website te zien door te zenden naar het IP adres 173.236.138.31.

Machines werken met getallen, mensen met letters.

Dus, als het DNS haperde bij de provider, was de gewenste website niet te bereiken door de naam te gebruiken. Daarmee leek het wereldwijde web stuk.

Alleen kon ik doorgaans makkelijk controleren waar de storing zat. Want van sommige bestemmingen me was het numerieke internetprotocoladres bekend; en doorgaans was daarop zo’n website daarop gewoon te bekijken.

Door de stelselmatige fouten van de internetaanbieder had ik daarom al lang geleden alternatieve oplossingen gezocht. Eén daarvan is om niet de DNS-servers van de eigen provider te gebruiken, maar die van een ander, of van Google. Dat kan iedereen eenvoudig op de eigen computer instellen. De ander was om een automatisch eigen database aan te leggen met de numerieke adressen van gebruikte bestemmingen.

Toen las ik eerder vandaag over het onzalige plan bij de Nederlandse politie om zwarte lijsten aan te leggen met verboden webadressen. Dat was indertijd alleen al een zeldzaam onnozel plan, omdat weinig zo makkelijk te verhuizen is als een website. Terwijl het zeldzaam arbeidsintensief is om mensen de hele dag over het wereldwijde web te laten surfen, en adressen te laten aantekenen.

Punt is alleen wel dat mijn internetprovider geheel vrijwillig de zwarte lijst van de politie overnam, en alle internetverkeer daar naartoe censureerde. Althans, zijn DNS-servers zo inrichtte dat aan de hand van de lijst sommige bestemmingen onbereikbaar werden.

Voor wie het DNS van deze provider gebruikt tenminste.

Dus werd mijn internetabonnement gecensureerd, op vage gronden — want hoe kan de politie alvast beslissen waar rechters voor zijn — alleen gold deze censuur dan weer niet voor mij. Misschien zou ik daarom niet moeten zeuren. Maar principieel blijft dit gedoe stinken.

Bovendien speelt er meer tegenwoordig, omdat het technisch benul bij opsporingsambtenaren nihil is; laat staan bij de politici, die almaar absurder wetten hebben aangenomen. Alleen al dat ik weet hoe je andere DNS-servers gebruikt dan die de eigen internetaanbieder heeft, maakt me waarschijnlijk voor van alles verdacht.


PDF
Reau en ark

Het digitale tijdperk begon in 2002, aldus een Amerikaanse promovendus. Want in dat jaar had de mensheid voor het eerst meer aan informatie digitaal opgeslagen dan tot dan toe in analoge media was vastgelegd.

Tuurlijk jong, stel de miljarden nog niet gewiste foto’s van digitale camera’s, en al die gigabytes aan nutteloze opnamen van bewakingscamera’s, toch vooral gelijk aan alles wat de beschaving ons bracht tot nu toe.

Maar goed, ook ik kan er niet omheen. Mijn digitale archief is groot, en bevat inmiddels misschien wel meer teksten dan mijn papieren bibliotheek. Punt is daarbij wel dat lang niet alles nog gelezen kan worden — zoals al mijn CD-i’s, en vele CD-Roms.

Een andere moeilijkheid is het probleem om iets terug te vinden. Zelfs met software die alle bestanden heeft geïndexeerd.

En een derde moeilijkheid is het formaat waarin die digitale informatie werd opgeslagen.

Ik schreef al eerder over het Portable Document Format [PDF], maar er blijkt veel meer over te zeggen te zijn. Omdat me verbazen blijft hoe matig de software is om met PDF’s om te gaan.

Adobe heeft het bestandsformaat min of meer uitgevonden, en heeft dus een voorsprong bij het ontwikkelen van software om met PDF’s te werken. Alleen zijn zowel Acrobat Pro als de gratis Acrobat Reader vreselijk programma’s, alleen al omdat die zo obees zijn.

FoxIt was jarenlang mijn alternatief, maar de makers daarvan proppen er ook steeds meer onzin in.

Dus heet mijn standaard PDF-lezer tegenwoordig Sumatra. Ook al omdat hiermee als enige gewoon door een document is te scrollen als de bladzijde het hele scherm vult, zonder dat de volgende pagina ineens omhoog springt.

Zijn er nog wel meer alternatieven ook, zoals PDF x-change. En ja, Apple schijnt veel met PDF te kunnen vanuit het besturingssysteem. Maar overtuigend vind ik al deze software niet.

Het wachten blijft op iets dat simpel werkt, snel is, en toch pagina’s uit een PDF kan gooien, of er andere bij kan plakken. Dat met hyperlinks kan omgaan. En dat basaal elektronisch gereedschap heeft om overbodige rotzooi op de pagina weg te gummen.


Flash, aha!
Reau en ark

Adobe meldde de Flash-plugin bij te willen werken, dus dat moest dan maar, en sindsdien doet Flash wat vreemd. In mijn normale browser. Websites geven nu hoogstens aan Flash-movies in te willen laden, maar dit voor nu maar even na te laten.

Dit heeft enkele voordelen. Ineens wordt duidelijk hoeveel nieuwssites bijvoorbeeld doen met Flash, en Flash-reclames. In plaats van een advertentie staat daar nu ineens slechts een donkere cirkel met een lichter naar rechts wijzend driehoekje erin.

Ook werkt de toepassing best, als daar maar op geclickt wordt eerst.

En er bestaan scripts, voor de browser Firefox, die precies dit doen; ze weigeren om Flash in te laden; wat websites heel wat veiliger zou maken.

Sommige mensen wensen het effect dat ik nu als storing ervaar. Misschien went het ook wel. Maar alles went. Behalve hangen.

Enfin. Ik heb nog meegemaakt, indertijd, in 1997, dat Flash, toen nog van Macromedia, voor het eerst interessante grafische effecten mogelijk maakte in heel kleine bestanden.

Nu nog zijn de audioplayer en de videospeler die mijn websites gebruiken slechte enkele kilobytes groot.

Voor ontwerpers is het een groot voordeel dat de meeste webbrowsers Flash geïnstalleerd hebben; in tegenstelling tot andere mediaformaten, als Quicktime, of Real.

Maar, de fabrikant Apple weigert bijvoorbeeld om Flash toe te staan, op zijn iPhone en iPad. Omdat de software te vaak zou vastlopen, of er voor zorgen zou dat andere programma’s van Apple niet meer goed werken.

Een ander nadeel bleek dan weer dat tal van bedrijven het gedrag van bezoekers nog beter dan voorheen konden tracken, door nogal wat informatie op de harde schijf van bezoekers te dumpen, via Flash.

Gratis kost altijd wat, online.


In den beginne
Reau en ark


dat was ooit

[op verzoek geschreven]

Direct na het installeren van Windows, of het in gebruik nemen van een nieuwe computer, begin ik met het opschonen van wat er standaard op de computer is gezet.

Zo laadt Windows allerlei zaken in, die helemaal nooit gebruikt worden, maar wel bronnen wegvreten. Die lijst is onder meer aan te passen via MSConfig [typ in Windows-key-R], of via het onderdeel ‘gereedschap’ in het programma CCleaner.

CCleaner, dat vroeger CrapCleaner heette, is éen van de weinige programma’s waar geen Windows-PC zonder kan. Een andere is Revo Uninstaller [de freeware versie], dat overbodige software prettig radicaal verwijdert.

Zelf houd ik ook erg van TweakUI, om overbodige zaken als menu-animaties uit te zetten, maar dat programma is niet meer beschikbaar voor Windows 7. Anderen raden voor dit besturingssysteem ‘Ultimate Windows Tweaker’ aan, maar dat ken ik niet.

Verder zet ik altijd de Capslock-toets uit. Online zijn talloze hacks te vinden om dit te doen; waarbij dan altijd met de hand in de registry van Windows gewroet wordt. Dat nu is overkill. Haal simpelweg de Windows Server 2003 Resource Kit Tools op. Pak die uit. Daarin is het programma ReMapkey.exe opgenomen. Dat toont twee toetsenborden. Sleep nu de gewenste toets van het bovenste keyboard naar de plek op het onderste die een ander doel moet krijgen. [Sla de verandering op, en reboot].

Tot zover. [Wordt aangevuld als me meer te binnenschiet].


Readability / Cleanpages
Reau en ark

Betrap ik mijzelf er steeds vaker op webpagina’s te bekijken met hulp van een filter, dat alle overbodige informatie uit beeld houdt. Zoals hierboven is afgebeeld. Onderaan dit postje staat dezelfde pagina, maar dan zoals die er zonder beeldcensuur uitziet.

In de browser Opera heet dit filter CleanPages. In Firefox heet deze extra functie Readability, net als in Chrome, Safari, of Internet Explorer.

CleanPages/Readability is alleen wel een wat merkwaardige toevoeging aan een browser. In plaats van rijke pagina’s in de opmaaktaal HTML 4.0, of zelfs 5.0, met multimedia, zijn we terug bij af. In het verleden zagen alle webpagina’s er zo kaal uit.

En wat was daar eigenlijk mis mee?

Readability/CleanPages is overigens maar éen vrij recente ontwikkeling, nadat het toch heel lang stil was over de principes achter de ontwerpen van webpagina’s. De introductie van stylesheets, voor de opmaak, ergens in de buurt van 1997, zorgde nog even voor reuring; vooral omdat Microsoft het vertikte zich aan enige standaard te houden. Sindsdien veranderde er niets aan de principes voor het tonen van inhoud online.

Punt is natuurlijk dat tegenwoordig niet meer te zeggen valt hoe iemand langskomt. Wordt een webpagina bekeken op een telefoon, een tablet, of nog heel ouderwets op een computerscherm?

De vragen die aan dit probleem kleven — want, hoe ontwerp je een webpagina die op alle apparaten goed leesbaar blijft — vind ik heel boeiend. Al zal het nog wel even duren voor ik mijn websites omgooi naar HTML 5.0. Er beweegt nog te veel in die standaard. En, mijn gereedschappen zijn er nog niet op aangepast.
 


Mach 3
Reau en ark

Wat scheert beter? Vijf mesjes parallel in éen houder? Vier? Drie? Een dubbel mesje? Het ouderwetse scheermesje in een zwaar metalen houder, zodat je tenminste voelt iets in je handen te hebben?

Met aloë vera-strip?

Ingezeept met een echte marterharen kwast?

Tim Harford bekeek de vraag economisch, en geeft daarom geen antwoord. Een feit is slechts dat er altijd wel een fabrikant is die aan al je eisen zal willen voldoen.

The Economist schreef al eerder over het probleem dat de Gillettes van deze wereld steeds meer snijvlakken in hun mesjes bouwen, en wat dit dan betekent voor de toekomst van het natte scheren.

The Onion behandelde het probleem eerder ook al afdoende.

En ik? Ik kan na vele dwalingen mijnentwege niet anders constateren dan dat de Mach 3-mesjes van Gillette prettiger in gebruik zijn dan welk ander mesje, van welke fabrikant ook.

Veroordeeld ben ik tot het blijvend betalen van een premie, een merkslaaf, alleen door een verschil in comfort dat betekenis kreeg.

[ eerder op eamelje.net: Moderne dilemma’s ]


ClipX
Reau en ark

Computers hebben grote hoeveelheden werkgeheugen tegenwoordig, en daarnaast is het al niet uitzonderlijk meer als ze een TeraByte aan informatie kunnen opslaan. Maar, op éen front gaat het nog altijd mis.

Wie iets knipt, of kopieert, uit wat op het scherm staat, verdringt daarbij nog altijd wat al in dat aparte stukje geheugen stond.

Dat is heel irritant, als er om en om zaken naar iets moeten worden gekopieerd. Of als er bekende informatie in een bestand moet worden geplakt, zoals naam en adres, om te voorkomen dat er hoop standaard typewerk moet worden overgedaan.

Dus gebruik ik de geheugenextensie ClipX. Die als enige probleem heeft niet te kunnen samenwerken met het uitgebreide plakbord in Microsoft Office. Want Microsoft kan best nuttig spul maken, maar dat werkt alleen leuk samen met andere Microsoft software.

Alleen zij hebben niet alle wijsheid in pacht.


In den beginne | ii
Reau en ark

Door omstandigheden — een nieuwe harde schijf — moet ik nu éen mijner computers opnieuw inrichten tot een prettig werktuig. En bijna alles wat ik een vorige keer schreef over het in gebruik nemen van een nieuw geïnstalleerd besturingssysteem, blijkt niet heel relevant te zijn.

Ja, goed, er moet software op zo’n machine.

Maar, veel belangrijker blijkt te zijn dat de software die er op staat precies zo werkt dat ik er niet over hoef na te denken. En bij zo’n gegeven wordt al snel duidelijk hoeveel pieterpeuterige gewoonten ik me in de loop van deze eeuw heb aangewend.

Een programma mag hoogstens twee regels vol informatie weergeven, boven aan het scherm. Eén zo’n regel is nog mooier. Maar eigenlijk moeten al die menuutjes en iconen ook geheel onzichtbaar gemaakt kunnen worden; liefst via de sneltoets f11.

Alleen houdt vrijwel geen softwareprogramma zich aan zulke simpele eisen. De gebruiker wordt altijd geprikkeld met een overmaat aan informatie.

Dus kost het tijd, altijd meer tijd dan gedacht, om het zo te krijgen dat ik me niet meer erger.


.lit
Reau en ark

Ergens in een mapje in mijn digitale archief bevindt zich een hele bibliotheek. Ik kom er nooit meer aan. Al die boeken zijn in het Microsoft Reader-formaat — .lit — en ik heb geen software meer geïnstalleerd om zulke bestanden te lezen.

Wel nog moet ik in een ander digitaal archief software hebben om zulke bestanden te maken. Zoals ik in het verleden éen of twee keer deed.

Microsoft meldde deze week de ondersteuning van het Reader-formaat te stoppen. Een reden wordt daarbij niet gegeven. Maar het lijkt me simpelweg dat niemand er nog bijzonder in geïnteresseerd is. E-boeken worden tegenwoordig uitgegeven als .pdf, .epub, of in het .mobi-formaat.

Maar ooit, heel lang geleden, was Microsoft Reader even heel bijzonder, omdat het bedrijf daarmee probeerde teksten beter leesbaar te maken van een computerscherm. Microsoft Reader bracht Cleartype, wat vooral op LCD-schermen een grote vooruitgang zou geven.

Voor mij maakt Cleartype nog altijd, zelfs op de geavanceerde schermen van nu, de letters eerder vager dan scherper. Dus ook dat aspect van de technologie kan worden bijgezet in het museum van alle mislukte pogingen tot vooruitgang.


Flodderschijfke
illustratie van week 14

Toen de eerste iMac uitkwam, in 1998, werd er nog schande van gesproken dat het apparaat geen floppy disks meer accepteerde. Want computers en floppies hoorden al decennia onverbrekelijk bij elkaar. Inmiddels zullen er miljoenen jongeren rondlopen die niet eens meer weten wat een floppy is. Of wat er mee kon. Het opslagmedium raakte zo rond de millenniumwisseling toch echt in onbruik.

Maar, omdat ik honderden floppy disks in bezit had, ooit, kom ik per ongeluk nog weleens éen tegen in huis. Die me er dan aan herinneren dat het ooit mogelijk was om een heel besturingsysteem te schrijven dat kleiner was dan 1,44 MegaByte. Die me tonen dat heldere etikettering zinvol was om snel de juiste floppy te kunnen vinden in een doos met tientallen andere.


Hic sunt leones
illustratie van week 15

Hoe het elektronische opslagmedium er ook uitziet, of hoe klein het formaat ook mag zijn, éen ding zal nooit veranderen. Eenmaal een beetje stuk is ook meestal alles stuk. Dus kan je er niet op vertrouwen dat éen digitale kopie van iets wel volstaat. Daarom is het onbegrijpelijk voor mij dat er nog mensen bestaan die nooit een back-up ergens van maken.

Even terug deed het flashkaartje in mijn fototoestel raar. Wilde ik het ding uitlezen dan sloeg prompt mijn computer op tilt. Dus dan wordt het zoeken online, naar de beste methode van aanpak. En dan zou het slechts helpen om het ding nog eens geheel te formatteren. Alleen staan er nog foto’s op die nog geen back-up hebben gekregen; en zullen juist die vernietigd worden bij het formatteren.

Dubben verandert dan niets aan de situatie.


Google Reader
week 11

Er is een permanente golfbeweging zichtbaar op internet. Die er uit bestaat dat bedrijven er telkens proberen een groot publiek aan zich te binden, om daar aan te verdienen, en dat publiek dan afschermen van de rest wat er online gebeurt. Tot deze mensen zich bedrogen voelen en vertrekken.

Facebook is voor mij een concentratiekamp dat de mensen die er binnentreden nauwelijks nog kunnen verlaten. Want iedereen die zij belangrijk vinden, is daar ook.

Maar Facebook is in dit opzicht niet anders dan de ‘walled gardens’ die andere grootbedrijven hebben opgericht. Of ze nu Microsoft heetten, AOL, Compuserve, of noem maar op. Zelfs KPN probeerde niets anders met zijn totaal mislukte mobiele WAP-internetje.

Tot nu toe was het telkens zo dat het de gebruikers op den duur de beperkingen ontdekten van wat hen aangeboden werd. Want, het is grootheidswaanzin van al die bedrijven met hun strafkampjes om te denken dat ze eeuwig alles kunnen bieden dat iedereen tevreden stelt. Te stellen is zelfs dat de innovatie online altijd elders plaatsvindt dan bij de marktleiders.

Dus zal ook Facebook weer verdwijnen. Hoe onwerkelijk dat nu misschien lijkt.

Voor mij is het meest aantrekkelijke aspect van internet dat er geen grenzen aan zitten.

Dus ben ik automatisch kritisch tegen iedereen die toch grenzen wil aanbrengen online.

Daarom omarm ik elke technologie die het beter mogelijk maakt om de rijkdom online beter te ontsluiten. De uitvinding van de RSS-feed was indertijd een groot goed. En dat Google nu zijn RSS-aggregatiedienst Google Reader afsluit zowel een vloek als een zegen.

Ik bekijk alle dagen wat zo’n vierhonderd websites online publiceren met het programma FeedDemon. Daarmee gebruik ook ik Google Reader – omdatFeedDemon synchroniseert met die index online. En dat is ideaal voor wie zoals ik meer dan éen computer gebruikt

FeedDemon is alleen niet heel goede software. De ontwikkeling staat al jaren stil.

En het verdwijnen van Google Reader zorgt misschien nu toch weer voor innovatie.


Moleskine
Reau en ark

Zelden dwaal ik langs mijn boekenkasten om te bewonderen wat daar zoal staat. En toch is dat bezit altijd rijker dan gedacht. Ik heb ooit als een marmot alles van schrijvers die me boeiden naar mijn hol gesleept. Zo ontdekte ik laatst bij het herlezen van John Cheever ook Bruce Chatwin compleet in de kast te hebben staan. Diens boeken stonden ernaast.

Door deze ontdekking groeit er langzaamaan zin om ook Chatwin weer te gaan lezen.

De voornaamste erfenis van Bruce Chatwin’s boeken voor mij nu is nog altijd het gebruik van een bepaald type aantekenboekjes. De inhoud van zijn werk staat me niet altijd meer helder bij.

Chatwin noemde die aantekenboekjes vaak in zijn teksten. En hij gebruikte er dan een raadselachtige naam voor. Moleskine. Wat ik altijd las als ‘moleskin’, dus mollevel. En waardoor ik me dus lang voorstelde dat zijn aantekenboekjes een zacht leren kaft hadden. Dat aaibaar was.

De Moleskine-boekjes en -schriftjes die tegenwoordig in de handel zijn, hebben weinig van doen met wat Chatwin gebruikte. Vroeger maakte iedereen zulke boekjes. Maar een Italiaanse papierboer zag brood in het concept om aantekenboekjes te verkopen met flink wat snob-appeal. Dat daar al een goede naam voor bestond, die nergens gedeponeerd was, zal een grote plus zijn geweest.

En deze onderneming wil nu dus naar de beurs. Uit de prospectus blijkt dat het bedrijf Moleskine een pervers rendement haalt per jaar van meer dan 40%. Dus zijn die aantekenboekjes duur voor de prijs.

Maar, dat wist ik al. Vrijwel alle Moleskines in mijn bezit waren cadeautjes. Voor mij volstaat ook dat mijn aantekenboekjes een stevig kaft hebben, en een elastiek om het ding dicht te houden. Is dat vakje achterin om losse papiertjes te bewaren een plus. Had dat leeslint niet eens gehoeven. Vroeger knipte ik simpelweg een hoekje af onderaan een beschreven bladzijde om te weten waar ik was.

In het stapeltje met aantekenboekjes op de foto is het bovenste boekje van de Hema, en de witte van de Action. De brede daaronder is een echte Moleskine, en de smallere onderaan kocht ik bij Aldi. Heel kritisch over de leverancier, laat staan de merknaam, ben ik dus niet.

Sterker nog, het nadeel van heel erg mooie aantekenboekjes is, net als met heel fraai tekenpapier, voor mij, dat al gauw de vrees ontstaat die pracht met mijn armzalige pennestreken te zullen verknoeien.

Toch prefereer ik papier nog altijd boven het maken van aantekeningen op smartphone, tablet, of laptop.

Aantekeningen maak ik dan ook zelden om ze nog eens na te lezen — of het moet om cijfers gaan, dan wel een routebeschrijving. Aantekeningen maak ik met pen om de ideeën of uitspraken beter in mijn geheugen te verankeren.

Typen heeft zo’n zelfde effect niet. En nooit gehad. Afgezien van alle overige bezwaren tegen het werken met een scherm. Pas nu zijn er apparaten op de markt die buiten leesbaar zijn in felle zon.

Wat dat typen wel doet, in langere tekstjes als deze, is dat ik met twee handen tegelijk ideeën en flarden van inzicht uit mijn hoofd lijk te plukken, om die samen te ballen tot een verhaaltje. Merkwaardig genoeg vergeet ik daarna juist vrij snel wat ik heb opgeschreven. Wat bijvoorbeeld mijn websites steeds duidelijker een soort extern geheugen maakt.

Ergens vorige maand passeerden eamelje.net en boeklog samen de 10.000 postjes mijlpaal zag ik laatst.


Multitools i
Te fietsen | week 52

Onderhoud aan een fiets is de beste preventie tegen problemen. Maar helemaal zijn moeilijkheden onderweg nooit uit te sluiten. Want alles op of aan een fiets is licht van gewicht, zodat het ding handzaam blijft en prettig rijdt, en veel kan daarom ook relatief makkelijk stuk.

Komt daar in deze tijd van het jaar nog bij dat pech gauw eens optreedt in het donker. Dus sleep ik op het moment met regelmaat uit voorzorg allerhande spullen mee waar ik ’s zomers toch echt zonder kan. Zoals een hoofdlampje op batterijen, een reflecterend wegwerkersvest. En als het heel koud wordt: een opgevouwen warme donsjas. Want je mocht eens stranden onderweg en dan met alternatief vervoer naar huis toe moeten.

Bij een auto stop je de reserveonderdelen in de kofferbank — om er hopelijk nooit meer naar om te hoeven kijken. Met een fiets werkt dat net even anders. Bij een fiets dringt zich voor vrijwel elke rit de vraag op wat mee te nemen, en wat niet. Waarbij gemakzucht weleens overheerst. Want het blijft raar om allerhande zaken mee te slepen waarvan je allereerst hoopt ze nooit nodig te hebben.

En dan kan het een oplossing zijn om multitools mee te nemen; omdat die lichter en handzamer zijn dan de gereedschappen uit het werkplaatsje thuis. Zo neem ik vrijwel altijd een dingetje mee van PB Swiss Tools — wat ook onder andere merknamen wordt verkocht. Dat heeft nuttige bandenlichters. En van het weekend kon ik mijn zadel er onderweg nog goed mee rechtzetten, toen bleek dat éen van de twee bouten in de patentzadelpen was losgetrild. Daardoor ging de zadelpunt almaar hoger staan.

Tegelijk zijn zelfs multitools ondingen. Omdat ze altijd meer functies hebben dan nodig is, en doordat ze desondanks nooit alle problemen onderweg kunnen oplossen.

De mijne was dan ook een cadeau. Zelf had ik het ding nooit aangeschaft. Of hoogstens nu dan, in de wetenschap dat het beter is om íets mee te hebben onderweg dan niets. Ook al rijdt het gereedschapje vrijwel altijd ongebruikt mee.

[ wordt vervolgd ]


Multitools ii
Te fietsen | week 52

Terugkijkend op al die fietskilometers van de afgelopen jaren moest de conclusie wel zijn dat de beste multitool om mee te nemen een mobiele telefoon is. Die kan namelijk zo leuk helpen bij de navigatie onderweg, mijn exemplaar heeft zelfs een kompas, er zijn foto’s mee te maken, en is er ook nog muziek mee af te spelen. Of podcasts.

Heb ik er zelfs nog weleens mee gebeld. Niet eens voor mijzelf trouwens. Maar ik kwam twee keer als eerste aan bij een bejaarde die ongelukkig gevallen was met de e-bike. Waarop dan meer hulp nodig was dan ik te bieden had.

Pas verongelukte auto’s heb ik trouwens ook gezien. En een motorrijder die viel, uit schrik voor een plotseling remmende melkrijder.

Mijn eigen ongelukjes waren nooit ernstig genoeg om me te beletten door te fietsen daarentegen.

En ook de mechanische pech leverde nooit onoverkomelijke moeilijkheden op. Dat ooit een pedaal loskwam van zijn as, noemde ik hier zelfs een klein avontuur; omdat die gebeurtenis even de doffe routine doorbrak van dat moment. Ineens was er een heel verhaal te vertellen over gewoon een eindje fietsen.

Verder brak er eens een derailleurkabel onderweg — wat ik ook nog nooit eerder had meegemaakt. Plots lag daardoor de ketting op het allerkleinste tandwielje achter, wat nogal zwaar trapte.

Alleen was me wel bekend dat het in zo’n geval mogelijk is de versnelling achter op een bruikbaarder versnelling te fixeren, door de afgebroken kabel strategisch aan de achtervork vast te knopen.

Geen multitool bestaat er die me bij deze twee problemen beter had kunnen helpen.

Sleep ik overigens meestal wel een Wenger officiersmes mee, speciaal bedacht voor mountainbikers. Ook weer een cadeautje van het soort dat ik voor mijzelf nooit zou hebben aangeschaft. En van de mogelijkheden die dit gereedschap biedt, is in praktijk het tangetje een enkele keer wel nuttig gebleken. De rest is toch allereerst een soort verzekeringspolis.

Het vaakst heb ik dan ook de flesopener gebruikt. Om een fles te openen onderweg.

Of het mes misschien toch, om een verpakking open te krijgen.


Bagage i
Te fietsen | week 52

Stap ik op de fiets om boodschappen te doen dan wordt er een rugzak omgegord. Maar gaat het me meer om het fietsen zelf, dan is de fiets het lastdier en krijgt die een tas mee te torsen.

Toch ligt in de praktijk deze scheiding niet zo zwart-wit. Want ik ga ook weleens boodschappen doen in een dorp verderop. Murw dan van een ochtend achter de computer; mijn pauze combinerend met iets aan vrolijke inspanning buiten.

Dus fiets ik ook weleens 25 kilometer met een rugzak om. En zolang daar niets in zit, kan dit best.

Rugzakken worden pas een last als er gewicht in gaat. Dan kunnen ze nog vervelend de bloedsomloop in mijn schouders afklemmen, of een nare drukplek geven op mijn rug. Zwijg ik nog over de zweetplekken daar. Die last is hoogstens enige kilometers vol te houden.

Aan fietstassen heb ik in de loop der tijd van alles gehad. Van enorme PVC-gevaarten, met multiplexen achtervlak, waar de kranten in moesten om te worden bezorgd, tot luxe waterdichte afpaktassen voor op vakantie.

En toch houd ik inmiddels erg van de grote zadeltas — al lijk ik daar in Nederland vrij alleen in te staan.

Belangrijkste reden daarvoor is dat al mijn fietsen een zadel hebben, met metalen tashaken bovendien, waar zo’n tas dan aan te hangen is. Terwijl slechts twee van mijn fietsen een bagagedrager hebben.

Ook hangt bagage daar beter. Elke fiets is ontworpen om op zadelhoogte een groot gewicht te torsen. Dus vallen die paar kilo meer in de zadeltas niet op. Die hebben geen invloed op het rijgedrag verder.

Komt daar nog bij dat traditionele fietstassen in de winter, als de wegen er nat bijliggen, nogal smerig kunnen worden van opspattend vocht met troep daarin. Een zadeltas hangt hier te hoog voor.

Moet ik wel toegeven dat zelfs de grote zadeltas beter kon. Sinds begin dit jaar rijd ik daarom rond met die tas op een metalen rekje. Kostte omgerekend liefst € 50 om dat ding uit het Verenigd Koninkrijk hier te krijgen. Maar nu is de tas in tien tellen aan een zadel te hangen, en in drie tellen weer los.

En ineens ook fiets ik een stuk minder vaak met een rugzak om.


Multitools iii
Te fietsen | week 17

Eerder stelde ik al eens verbaasd vast dat een fiets eigenlijk uit niet meer bestaat dan een frame waaraan van alles werd vastgeklemd. Want als iets eenmaal vast zit, is zo makkelijk te vergeten dat dit ook weer los kan. En moet soms.

Een vouwfiets laat je dat van die klemmen nooit vergeten. Want cruciale onderdelen van zo’n fiets moeten nu eenmaal snel los kunnen worden gemaakt, zonder gereedschap liefst, opdat het ding dan inklapt, of uitvouwt.

En doe zo’n handige klem daarop een paar keer open en dicht, en de klemkracht ligt meteen een stuk lager.

Het duidelijkst werd me dat bij de snelspanner om de zadelpen. Steeds als ik die een paar keer benut had, om het zadel snel te laten zakken, of omhoog te doen, stond deze een beetje losser. Waardoor het gebeurde dat ik tijdens het fietsen langzaam telkens lager kwam te zitten. De zadelpen kan dan in de zadelbuis omlaag glijden.

Gelukkig is dit probleem makkelijk te herstellen. De inbusbout in die snelspanner moet dan even weer wat strakker worden aangedraaid. Dus is het zaak altijd de juiste inbussleutel mee te hebben met de vouwfiets op reis. En dat dingetje van Swiss Tools PB weegt dan niets; plus dat ie een inbussleutel van 5 mm heeft, en bitjes om die van 4 en 6 mm na te doen.

Heb ik me inmiddels toch ook de ‘Tern tool’ aangeschaft — en dan vooral omdat deze multitool als enige een bruikbare kleine 15 mm-sleutel heeft, om de wielen of pedalen los te kunnen maken; wat nuttig is voor zo veel meer fietsen in mijn stal dan enkel de vouwer; zoals al eens eerder gememoreerd.

Klap van dit ding alle schroevendraaiers en inbussleutels naar achteren, vouw het dikke neoprene hoesje daar omheen, en ziet, de sleutel wordt zelfs lang genoeg om een nuttige hefboom te hebben.


Derailleuroog
Te fietsen | week 44

Nogal wat onderhoud aan een fiets is te doen met normaal gereedschap. Zo heb ik nog altijd geen pedaalsleutel. Want een standaard sleutel 15 volstond tot nu toe bijna altijd om pedalen los te krijgen, of vast te zetten. Op die ene keer na dan dat ik toch een extra lange hefboom nodig had bij een vastgerot pedaal, en die toen improviseerde met een stalen liniaal.

Toch merk ik bij mezelf dit jaar ineens de neiging op om liever dat gespecialiseerde gereedschap te kopen — ondanks dat er vaak vast ook een oplossing te improviseren was geweest.

Geldt wel, naast dat je geld uitspaart, heeft het leren om te improviseren grote waarde. De kennis opgedaan verruimt je mogelijkheden om toch verder te kunnen rijden bij pech onderweg. En dat blijft een nuttige vaardigheid. Zelfs in deze tijden van smartphones waarmee altijd hulp in te roepen is.

Maar gereedschap dat precies voor zijn taak ontworpen werd, werkt zo prettig, zo is me ondertussen gebleken. Het werk dat er mee gebeuren moet, wordt er bevattelijker door. De taken daarmee des te kleiner.

Dus kocht ik onder meer een richter, om te controleren of de derailleurogen van enkele fietsen nog wel goed stonden.

Zo’n derailleuroog hoort precies parallel te zijn aan de as van het wiel — en daarmee dus perfect haaks op de velg van het wiel te staan. Als dit niet zo is, kan het zijn dat de achterderailleur niet goed meer schakelt.

Dus omgekeerd, als het schakelen niet goed meer gaat, en de kabelspanning van de derailleur is in orde, dan loont het gauw om te kijken of alles nog perfect uitlijnt.

En ja, ik weet dat je ook de as van je voorwiel in het -oog of de derailleurpad kunt schroeven, om te kijken of beide wielen dan parallel aan elkaar staan. Alleen is dat nu net zo’n oplossing voor onderweg; voor als een fiets ongelukkig viel, of verfrommeld uit het vliegtuig kwam, en je vlug een reparatie improviseren moest.

Zo’n richter meet niet alleen of er een afwijking is. De hefboom van het ding maakt het ook wel heel makkelijk de eventuele fout direct te corrigeren.

Viel me alleen wel op dat oud staal nogal vlotjes buigt.


Borgmoersleutel
Te fietsen | week 44

Vrijwel al mijn fietsen hebben heel traditionele, inmiddels ouderwets geworden trapassen. Met zo’n losse as, en met kogellagers waarvan de kogels stuk voor stuk te vervangen zijn. Maar die werken verder goed. De meeste innovatie die sinds 1980 aan trapassen is verricht, biedt voor mij niet per se verbeteringen. Stijver hoeft niet van mij, want ik fiets op souplesse, en van lichtere constructies is me al evenmin het voordeel duidelijk.

Hoogstens is nog te discussiëren over de vraag of hedendaagse trapassen met afgesloten kogellagers niet onderhoudsvriendelijker zijn. Want, dat oude systeem van mijn fietsen weert het water van buiten veel minder goed. En eenmaal er vocht in zo’n bracketpot kan komen, begint de slijtage. Helemaal als het winters vocht is, met zout erin.

Nu fiets ook ik weleens in de regen, ondanks de voorspellingen van Buienradar, vanwege ons zeeklimaat. Alleen wordt mijn fiets thuis vervolgens altijd in een droge ruimte opgeborgen. Ook komt het eigenlijk nooit voor dat er eentje lang buiten in de regen staat.

En het lijkt me dat er daarmee al twee oorzaken zijn weggenomen om vochtproblemen in dat bracket te krijgen.

Bij de grote beurt in het voorjaar hoefde ik tot nu toe nooit wat te doen aan de trapas van een fiets. Hoogstens ging er dan weer even wat vers kogellagervet in.

Heb ik ondertussen wel een Tacx borgmoersleutel gekocht, om makkelijker aan die trapassen te kunnen werken, voor die ene keer per jaar. Het lukte ook om zo’n borgmoer te verwijderen met een haaksleutel. Alleen gleed die wel heel makkelijk weg — en da’s nooit prettig bij gereedschap wat enige kracht vereist bij het gebruik.

Die Tacx heeft nu net een kunststof tegenhouder om dat wegglijden te voorkomen.

Zit de opening in deze sleutel voor mijn gevoel wel vreemd gespiegeld ten opzichte van het gebruik. Alleen werkt het ding zo ook.


Bandenknecht
Te fietsen | week 23

Er bestaat dus gereedschap waar niemand je ooit over verteld, en dat prompt nogal onmisbaar wordt als je het hebt aangeschaft.

De bandenknecht is éen zo’n nuttige uitvinding. Helpt enorm als het erom gaat om snel en pijnloos net dat laatste stukje buitenband over de velgrand te krijgen.

Mijn vader heeft me weliswaar ooit goed en grondig geleerd om een binnenband te plakken — als zoon en kleinzoon van een fietsenmaker moest hij dat wel. Alleen wilde ook hij dat je naderhand dan het laatste kleine onwillige stukje buitenband met je duimen over de velgrand terugduwde.

En dat doet dan pijn aan je duimen. Als je nog geen harde werkhanden hebt.

Beter is het trouwens ook al om te duwen met het gedeelte van je hand net onder de duim.

Maar gebruik nooit een bandenlichter voor dat laatste moeizame stukje; zoals mijn vader me al waarschuwde. Al dateert dit advies uit de tijd van de dunne stalen bandenlichters, waarmee er inderdaad heel makkelijk een gat in de binnenband was te prikken; als zo’n ding een keertje uitschoot.

Een buitenband om de velg leggen is het moeilijkst bij nieuwe buitenbanden. Zijn vouwbandjes, met hun kevlar hieldraad, in mijn ervaring vaak nog net een stukje stugger ook dan de klassieke draadbandjes. Voeg nog wat antilek-gordels toe in zo’n band, waardoor die extra onbuigzaam wordt, en gereedschap is dan al haast verplicht.

Enige nadeel van zo’n plastic bandenknecht is alleen wel dat ze allemaal stuk gaan, op den duur. Dat kunststof haakje waarmee je het onwillige stuk band grijpt, breekt dan altijd af.