OV-Chipkaart
week 01

 

Een goed besluit was het van de Tweede Kamer om de Nederlandse Spoorwegen te dwingen de komende jaren papieren kaartjes te blijven accepteren. Het alternatief is namelijk te verschrikkelijk voor woorden.

Toegegeven, als de OV-Chipkaart goed werkt, is het handig om op de bus of trein te kunnen stappen zonder daarvoor eerst nog ergens een kaartje te hoeven hebben kopen.

Alleen geldt voor alle technologie dat deze prachtig is zolang die goed werkt.

Bepalender voor de kwaliteit lijkt me eerder hoe vaak er problemen voorkomen, en hoe simpel deze vervolgens te verhelpen zijn.

En dan blijkt de OV-Chipkaart te vaak onbruikbare technologie te zijn, omdat de infrastructuur erachter nog altijd niet deugt. Merkwaardig dat een heel land dit accepteert; dat niet hele treinen vol gaan weigeren te betalen.

De kaart eist dat een gebruiker voor een rit incheckt, en op zijn eindbestemming uitcheckt. Alleen is uitchecken lang niet altijd mogelijk –omdat poortjes dan niet werken, of zelfs geheel onvindbaar zijn. Daarop incasseert het bedrijf achter de OV-Chipkaart automatisch de borg die betaald werd bij het inchecken, die meestal veel hoger als de ritprijs is.

Dit probleem kan worden rechtgezet, alleen moet daartoe een website worden bezocht. En die site is compleet onbruikbaar. Ik ben een ervaren gebruiker van elektronische systemen; ik weet zelfs al decennia hoe nerds denken. Maar zelfs voor mij is die website doorgaans onmogelijk te gebruiken.

Altijd gaat er iets mis.

Sterker nog, als het me wel lukt om een keer een overzicht te krijgen van betaalde ritten voelt dit bijna als een grootse prestatie. In plaats dat dit normaal zou zijn.

Dus reis ik nu weer steevast op een papieren treinkaartje als ik de reis kan declareren.

Dit was in 2012 nog een paar keer extra nuttig ook; omdat ik daarmee bewijs had dat mijn reis te lang geduurd had, en NS reiskosten terug moest betalen. Had ik via de website een ritoverzicht moeten uitdraaien, had ik bedankt voor de moeite.

De vervoersbedrijven maken dus alleen al miljoenenwinsten sinds de invoering van de OV-Chipkaart door a] meer borg te innen dan waar ze recht op hebben, b] en het onmogelijk te maken deze fout recht te zetten.

Ondertussen heb ik al lang genoeg een OV-Chipkaart om dit jaar een nieuwe te moeten aanvragen. De krengen hebben nog een houdbaarheidsdatum ook.

Anderen leerden me al dat het hervernieuwen van de kaart online moet gebeuren, op dezelfde onmogelijk website, en dat je daarbij in een gekmakende eeuwige loop terecht komt.


Sex
week 02

De Nederlandse boekhandel is in 2012 gered door drie boeken met sexfantasietjes van een mevrouw E.L. James. Naar eigen zeggen, de weerslag van haar midlife crisis. Wat doorgaans onderbelicht blijft, als over de uitgaven geschreven wordt, is dat deze boeken voortkomen uit fanfic — een genre dat al bloeit sinds de begindagen van internet. Ik kwam het twintig jaar geleden al tegen.

Toen was het evenmin iets.

Mevrouw James schreef onder het pseudoniem ‘Snowqueen’s Icedragon’ online fan fiction over de Twilight-reeks van Stephenie Meyers. Wat inhoudt dat ze de personages uit deze vampierserie stal, en die in verhaaltjes onderling relaties liet aanknopen op een manier die de oorspronkelijke auteur nooit bedoeld kon hebben.

De drie Fifty shades-boeken zijn een omwerking van fanfic die ze van de fans van de serie niet langer op de Twilight-forums mocht plaatsen, vanwege te smerig.

Veel later pas bleek dat James het nieuwe boekgenre mamaporno heeft bedacht; nadat een eerste uitgave nog in eigen beheer moest plaatsvinden. Ongetwijfeld leverde deze vondst haar in menige slaapkamer grote dankbaarheid op. Net als dat de Nederlandse boekhandelaren mevrouw James op hun blote knietjes mogen danken.

Ik prijs me slechts gelukkig dat bestsellers meestal eenmalige successen zijn. Dat het doorgaans geen zin heeft om met een vergelijkbaar product net zo te willen scoren.

Tegelijk vrees ik evenwel dat uitgevers nu de internetfora afsneupen naar andere vormen van fanfic — want er wordt wat gefantaseerd en geschreven in de wereld. Dat is mij allemaal best. En ik wil absoluut ook niet elitair doen over lezen ter ontspanning.

Het blijft alleen jammer dat in een wereld met zo veel boeken steeds meer mensen kiezen om net dat ene boek te lezen, en verder niets.
 


Tour de Wrangs
week 03

Wie wat begint, hoort dat af te maken. Dus, omdat ik hier al tien jaar over het dopinggebruik van onder meer Lance Armstrong schrijf, moet ik nu ook aandacht geven aan zijn ‘alles onhullende’ interview met Oprah Winfrey. Waarin Armstrong bekende van alles gebruikt te hebben tijdens zijn zeven overwinningen in de Tour de France.

Dit interview is nu eenmaal het gesprek van de week.

Maar dat er zo’n bekentenis zou komen, was al bekend. Dus leek het me de moeite niet om de wekker te zetten en ’s nachts om drie uur naar de rechtstreekse TV-uitzending te kijken — van slechts het eerste deel dan ook nog.

Een vlugge blik op wat de commentatoren schreven die wel keken, bevestigde mijn gelijk. Oprah ontbeerde kennis over de materie. Oprah vroeg niet door waar dat wel had gemoeten. Oprah was al blij iemand aan het woord te laten die zich schaamde. En Armstrong ontweek vooral alles wat hem juridisch nog verder in de problemen kon brengen.

Zelfs die éenwoordige bevestiging telkens dat hij EPO en groeihormoon en steroïden had gebruikt, was berekenend. Voor overtredingen van acht jaar of langer geleden kan hij niet meer bestraft worden. Dus was het niet moeilijk om alles te bekennen van wat er voor 2005 gebeurde.

Maar vandaar dat hij ontkende in latere deelnames aan wielerwedstrijden gedopet te hebben. Terwijl zijn bloedwaarden uit bijvoorbeeld 2009 een heel ander verhaal vertellen.

Enfin. Vorig jaar al schreef de website ‘Het is Koers’ een portret van Armstrong voor de lopende reeks over vergeten renners.

Na zijn loopbaan verdween Lance Armstrong volledig in de anonimiteit. Verhalen dat hij onder een schuilnaam een ranch met koeien en paarden uit zou baten, zijn nooit bevestigd. Eerder genoemde Mart Smeets ging in 2016 nog een keer naar Austin, Texas. De documentaire “Zoektocht naar een oude vriend” won een Gouden Palm op het Filmfestival van Cannes. Vooral de scène waarin Smeets een bebaarde cowboy aanspreekt en vervolgens met oude bidons wordt bekogeld, staat in veler geheugen gegrift.

Was het maar zo ver.

zie ook »»


Sjablonen
week 04

Friese instellingen en de provinciale media zijn er doorgaans nogal gretig in om iedereen te annexeren die ook maar iets met de regio van doen heeft.

Een snelschaatstertje dat uit een ander landsdeel naar Heerenveen verhuist om dichter bij de belangrijkste ijsbaan van het land te wonen? Die is voortaan Fries. Tot ze weer ergens anders wonen gaat. Of niet meer presteert.

Iemand die toevallig in een Fries ziekenhuis geboren werd, maar meteen daarna uit de provincie vertrok? Zijn hele leven een Fries. Ongeacht de ouders.

Een politicus met een tweede huisje ergens in de provincie? Al bijna Fries. En daarmee eigen.

Er is éen uitzondering op deze regel. Om een Fries schrijver te mogen heten, moet je in de taal publiceren. En dan ook in deze taal alleen. Dus tellen Vestdijk noch Slauerhoff mee in het wereldje of de Friese literatuuroverzichten. Ondanks dat ze in Friesland geboren werden en er school gingen. Dat ze voor de eerste Rijkstaal kozen, en niet de tweede, is reden genoeg hun werk verder te negeren.

Theun de Vries uit Veenwouden wordt nog net gedoogd, door wat jeugdpoëzie en de Friese verzen die hij op hoogbejaarde leeftijd schreef.

En dan blijkt dat de provincie ook een grote aantrekkingskracht heeft op de grootste bestsellerauteurs van al. De streekromanschrijfsters. Die alleen al aan hun nom de plume zo duidelijk laten zien waar zij voor staan. Degelijk getrouwde vrouwen zijn het altijd, schrijvend voor vrouwen van krekt hetzelfde slag.

Toen Henny Thijssing-Boer de meest uitgeleende schrijfster ooit bleek te zijn in de bibliotheken, woonde zij in Drachten.

Toen ‘million seller’ Julia Burgers-Drost overleed, woonde ze in Nijlân.

Maar streekromanschrijfsters horen helemaal nergens bij — behalve dan dat ze een hondstrouw publiek hebben. Hun werk wordt geheel genegeerd in de kritiek. Terwijl het me geen toeval lijkt dat minstens twee van de bestverkopende auteurs ooit in het genre in Friesland woonden — waar ze de rust hadden om hun diep conservatieve wereldbeeld in verhalen te vangen. Om de boeken te schrijven waarmee de lezeressen altijd zo blij zijn omdat ze al precies weten wat er komen gaat.

Drie romans per jaar schreef mevrouw Burgers-Drost. Steun van het Letterenfonds of andere subsidiegevers had ze daarbij niet nodig. Sommige sjablonen hebben hun voordeel.


Familiebedrijf
week 05

Moe gaat met pensioen. Ze durft het ineens wel aan om haar oudste de leiding van het familiebedrijf te geven. De onderneming begon zo meteen ook al tweehonderd jaar terug. En dat jubileum moet nog groots en uitbundig worden gevierd, wat een hoop plichtplegingen met zich mee zal brengen. Het is daarom wel goed zo.

En de pensionering van oude krachten is meestal ook een onvermijdelijk gegeven. Maar zodra leeftijdsbezwaren gaan spelen in het Koningshuis springen de Nederlandse media meteen in standje hysterisch. Vooral de televisie is op zulke dagen in éen klap compleet nutteloos als informatiebron.

Die overdaad aan nietszeggendheden ettert bovendien rustig nog dagen door.

Willem-Alexander wordt pas op 30 april tot koning ingezworen. Nu al weet ik dat de hermelijnvlooien van de pers mij de komende drie maanden onophoudelijk jeuk gaan bezorgen.

Helaas interesseert dat Koningshuis me werkelijk niets. Mijn enige associatie met de Nederlandse royalty is zelfs dat daar eeuwig over getut wordt door een vreselijk slag mensen. Het soort volk dat zich ineens heel belangrijk waant door de associatie.

Maar het Koningshuis is niet meer dan een kalender met blonde prinsjes. Een gezicht op het kleingeld. Een trommel met pepermuntjes.

Mij boeit overigens evenmin wat het genootschap aan republikeinen daar tegenover zet.

Zelfs het ooit zo saillante gegeven dat Willem-Alexander een leeftijdsgenoot is, van amper een goede veertien dagen ouder, zegt me niets meer. De schok dat de jongetjes van mijn jaren ineens geroepen worden tot hoge ambten was er al jaren terug. Broekeman David Cameron is van oktober 1966. Ventje Rutte van februari 1967.

De maatschappij verlangt inmiddels al even volwassenheid van mij.


Dutch disease ii
week 06

Is de aardgasvondst eind jaren vijftig, en de exploitatie daarvan sinds 1963, de belangrijkste politieke kwestie in het Nederland sindsdien?

Ik meen stellig van wel. Heb me daarover zelfs al eens eerder uitgelaten. Mede omdat wat nu even nieuws lijkt zo zelden uit het niets komt.

Een fundamenteel probleem is bijvoorbeeld dat door het gemak van die eeuwig forse aardgasbaten de Hollandse ziekte kon ontstaan – die in het land zelf merkwaardig onbekend blijkt te zijn, of zelfs ontkend wordt. Nederland werd er te rijk voor zijn eigen bestwil door. Wat de overheden hooghartig maakt, en de politici domweg lui.

Zolang een land te rijk is, kan met pappen en nathouden aan beleid worden volstaan. Valt het niet op dat er geen visie is. Laat staan intelligentie.

De ernst van de huidige crisis komt ook voort uit het structurele onvermogen bij de bestuurders om te bedenken hoe een land geld kan verdienen – zolang Rotterdam de grootste haven van Duitsland is, en zolang het aardgas goudgeld oplevert, hoefde Nederland immers niets.

Het Rijk neemt nu al vijftig jaar eenzijdig alle baten van die aardgaswinning in. En speelt daar mooi weer mee. Doorgaans worden er gaten in de begroting mee gedicht — want het Fonds Economische Structuurversterking dat voorheen een deel van de aardgasgelden ontving bestaat amper nog.

En dan meldt het Staatstoezicht op de Mijnen voor de verandering nu eens dat extractie niet ongestraft kan. Dat er daardoor een gevaar ontstaat voor aardschokken onder Groningen. Dat de aardgaswinning een stuk teruggeschroefd zou moeten worden. En dan meldt het kabinet nog net de ongerustheid van de bewoners in het gebied te kunnen begrijpen.

Ondertussen onaangenaam verrast waarschijnlijk dat er verdorie nu toch een overheidsorgaan is dat heeft durven toegeven dat gaswinning gevolgen heeft.

boeklog over het Groninger aardgas


Eiwitten
week 07

Opmerkelijk aan het laatste voedselschandaal is niet dat het er is. Opvallend vond ik vooral dat tegenwoordig DNA-testen worden uitgevoerd op vlees. Want vroeger kon dat niet. Dat was tot voor kort veel te duur, en voordien ontbrak de kennis simpelweg om een stukje koe te onderscheiden van een korrel paard.

Waarmee mijn vraag eigenlijk is hoe lang er al paardenvlees onder andere naam verkocht wordt — handelaren hebben dure producten nu eenmaal altijd versneden met goedkopere waar.

Tegenwoordig gebeurt dat alleen slimmer dan vroeger. De tijden zijn voorbij dat de melk werd aangelengd met water en krijt, en er zaagsel in brood zat. Maar de inmiddels zo omstreden plofkip kan evengoed waterhoen heten, gezien de grote hoeveelheid vocht in dat vlees om het gewicht te geven.

Bioloog Midas Dekkers stelde ooit dat het jammer was dat fabrieken wel snoep kunnen maken, en nog geen vlees. Terwijl dat nochtans simpel te doen zou moeten zijn.

Veel populaire vleesgerechten zijn immers niet meer dan een standaard vormpje. Een hamburger is een plat schijfje van gehakt vlees. En omdat de kruiderij toch de smaak overheerst, zou van alles als vlees kunnen gebruikt.

Zelfs ik doe paneermeel en ei in mijn gehaktballen.

Veel verschil lijkt mij niet te zitten tussen de eiwitten en aminozuren van bijvoorbeeld een made en die in een lapje koeienvlees. Toch zullen weinig mensen die made als een delicatesse zien, en hamburgers van madeneiwit willen kopen; zelfs niet al die de helft goedkoper zijn dan alle andere aanbod. Terwijl zo’n koe toch een oneindig omslachtiger manier is om vlees te produceren.

Hoe kleiner het dier, des te groter het aandeel levende stof ook.

Eten heeft dan ook alles met gewoonten te maken — persoonlijke tradities doorgaans aangeleerd tijdens de kindertijd, en daarmee al gauw eens verheiligd.


Gehackt
week 08

Misschien komt het door mijn weblogs, en de onmacht die ik had om te voorkomen dat er van alles op de servers werd gezet dat daar niet hoorde. Sinds enige tijd is er berusting. Als mijn websites of computers gehackt worden, dan worden ze maar gehackt.

Wel zal ik mijn best doen om altijd goede back-ups te hebben. Zodat een geschonden weblog of een besmette computer simpel te wissen is — en er zo snel als kan een schone kopie terug wordt gezet.

En natuurlijk ben ik voorzichtig.

De meeste kwaadaardige software komt tegenwoordig binnen na een zogeheten ‘drive-by’ besmetting. Ik bezoek dan een website, en de malware wordt dan doorgaans via een advertentie op mijn computer gezet.

Daarom draaien mijn browsers standaard AdBlock.

Evenmin heb ik veel van de vaak misbruikte browser-toevoegingen geïnstalleerd. Java is beruchte lekke troep, die nergens voor nodig is. En ook Acrobat Reader van Adobe vind ik onbedaarlijk slechte en onveilige rotzooi.

Helaas wil de Nederlandse Belastingdienst dat ik Acrobat Reader gebruik voor de communicatie over de omzetbelasting. Daarom is die software nog op éen enkele oude computer geïnstalleerd. Die alleen gebruikt wordt om met de fiscus te praten, en verder van mij het internet niet op mag.

Tegelijk ben ik me bewust altijd een hoogstens toevallig slachtoffer te zijn geweest van hacks of besmettingen.

Mocht iemand ooit gericht pogingen doen mijn computers te infiltreren, is me inmiddels duidelijk dat dit vaak zo slim gebeurt, dat ik daar geen verweer tegen zal hebben.

Dus als overheden gaan verkondigen dat niets of niemand op hun systemen heeft ingebroken, dan past daar niet meer dan een schamper lachje op. In tegendeel. De boven ons gestelden lijken enkel nog dommer door zo’n ontkenning. Alsof zij geen gericht doelwit zouden zijn.
 


Bonus
week 09

Boeklog levert mij soms een onmogelijke verplichting op. Er zijn namelijk boeken waarover niet meteen wat te schrijven is – zoals ik toch het liefste doe. Omdat mijn eerste onmiddellijke reactie geen recht doet aan de schok die ik voelde.

Gelukkig zijn dat niet heel veel boeken over een heel jaar gerekend.

Jammer genoeg zijn dat niet heel veel boeken over een heel jaar gerekend.

Want misschien bieden juist wel deze boeken dát waarom ik lees. Omdat door zulk lezen iets verschuift.

Toegegeven, door boeklog heb ik ook al weleens ontdekt een boek toe te juichen om redenen die me jaren daarvoor ook al eens erg enthousiast hadden gemaakt. Had al die opwinding eerder toch geen enkele uitwerking — omdat de aanleiding blijkbaar geen blijvend effect opleverde.

Maar. Het boek Debt. The First 5,000 Years van David Graeber schudt mijn ideeën over economie nogal grondig op. Omdat het zo radicaal anders is dan de gebruikelijke inzichten die economen te bieden hebben.

David Graeber is een Amerikaanse antropoloog. Maar hij werd ook dé adviseur achter de Occupy-beweging; Graeber is de man die de slogan bedacht:

We are the 99%

Al geldt tegelijk ook dat het onzin is hier bij Graeber nadruk op te leggen, en bij economen als Krugman, Stiglitz, of Galbraith te negeren dat zij voor de Amerikaanse overheid hebben gewerkt, en daarmee een agressief oorlogsvoerende macht te hebben gediend.

Graeber herschreef slechts de wereldgeschiedenis in zijn boek. Het vergt tijd om dat te verwerken.

Ondertussen valt over de huidige financiële crisis simpelweg te zeggen dat de financiële wereld niets meer te maken heeft met de reële economie.

Ondertussen houden de banken simpelweg de nationale regeringen in gijzeling. En mede daardoor is er nog nooit zo veel geld geweest als op het moment. Al dit haalt zelden het nieuws. De feiten zijn te groot, en wijken te veel af van wat de media gewoon zijn te brengen — vanwege te systeemondermijnend.

Algemeen nieuws werd wel dat de Zwitsers voor een wet hebben gestemd, die aandeelhouders de macht geeft om bonussen aan het management te blokkeren. Want dat gegeven valt nog net wel te behappen.


Boogie
week 10

Toen de koningin haar troonsafstand aankondigde, ging de meest gemaakte grap op Twitter — want god wat is men er leuk — over de oud-wielrenner Michael Boogerd.

Als er ooit een goed moment was geweest om publiek te bekennen dat hij jarenlang doping had gebruikt in de koers, dan die avond wel. Alle mediabelangstelling was immers heel ergens anders op gericht.

Maar Michael Boogerd wachtte met de onvermijdelijke bekentenis tot na zijn dopingboer de rekeningen voor de leveranties aan een krant had gegeven.

Dat was aan de late kant.

Al zal de timing voor hem misschien nog wel deugen. Na de publieke coming out van Lance Armstrong — die in dezelfde periode fietste als Boogerd — en van verschillende andere renners van het vroegere Rabo-team weet het grote publiek het wel. Onverschilligheid heeft inmiddels toegeslagen. Wielrennen staat gelijk aan doping. Maakt niet uit dat alle renners die nu hun gebruik bekennen al een tijd met de sport gestopt zijn.

Nu is een constante factor bij alle aandacht die ik aan doping besteed op mijn weblogs dat het onderwerp me eigenlijk ook niet zo heel erg boeit. Zelfs al lijkt door zo velen bewezen te zijn dat bloeddoping een zeer effectief middel is om prestaties te verbeteren.

De fysieke preparatie voor een race is nu eenmaal slechts zo’n klein deel van de wedstrijd. Hoe die ook plaatsvindt. De koers is slechts boeiend om de koers, en om hoe die verloopt. Eenmaal de winnaar bekend is, houdt alle belang op ook. Al de rest is gelul achteraf; wind en Engelse notting.

Hoogstens bewijst ‘Der Fall Michael Boogerd’ het zoveelste gebod, dat je je beter geen afgodsbeelden kunt oprichten. 1.

Helden worden gemaakt.
 

  1. Het hangt van de religie af welk rangnummer dit gebod krijgt []

Google Reader
week 11

Er is een permanente golfbeweging zichtbaar op internet. Die er uit bestaat dat bedrijven er telkens proberen een groot publiek aan zich te binden, om daar aan te verdienen, en dat publiek dan afschermen van de rest wat er online gebeurt. Tot deze mensen zich bedrogen voelen en vertrekken.

Facebook is voor mij een concentratiekamp dat de mensen die er binnentreden nauwelijks nog kunnen verlaten. Want iedereen die zij belangrijk vinden, is daar ook.

Maar Facebook is in dit opzicht niet anders dan de ‘walled gardens’ die andere grootbedrijven hebben opgericht. Of ze nu Microsoft heetten, AOL, Compuserve, of noem maar op. Zelfs KPN probeerde niets anders met zijn totaal mislukte mobiele WAP-internetje.

Tot nu toe was het telkens zo dat het de gebruikers op den duur de beperkingen ontdekten van wat hen aangeboden werd. Want, het is grootheidswaanzin van al die bedrijven met hun strafkampjes om te denken dat ze eeuwig alles kunnen bieden dat iedereen tevreden stelt. Te stellen is zelfs dat de innovatie online altijd elders plaatsvindt dan bij de marktleiders.

Dus zal ook Facebook weer verdwijnen. Hoe onwerkelijk dat nu misschien lijkt.

Voor mij is het meest aantrekkelijke aspect van internet dat er geen grenzen aan zitten.

Dus ben ik automatisch kritisch tegen iedereen die toch grenzen wil aanbrengen online.

Daarom omarm ik elke technologie die het beter mogelijk maakt om de rijkdom online beter te ontsluiten. De uitvinding van de RSS-feed was indertijd een groot goed. En dat Google nu zijn RSS-aggregatiedienst Google Reader afsluit zowel een vloek als een zegen.

Ik bekijk alle dagen wat zo’n vierhonderd websites online publiceren met het programma FeedDemon. Daarmee gebruik ook ik Google Reader – omdatFeedDemon synchroniseert met die index online. En dat is ideaal voor wie zoals ik meer dan éen computer gebruikt

FeedDemon is alleen niet heel goede software. De ontwikkeling staat al jaren stil.

En het verdwijnen van Google Reader zorgt misschien nu toch weer voor innovatie.


Correspondent
week 12

Veel werd er deze week online gebabbeld over een nieuw journalistiek initiatief. Rob Wijnberg — als hoofdredacteur bruut ontslagen bij NRC Next — meent dat het helemaal anders moet met de journalistiek.

Duizenden geloven hem op zijn woord, en tekenden in om De Correspondent te steunen.

Maar, kritiek is er ondertussen ook al genoeg.

Ik wacht voorlopig af. Net als dat ik voorlopig afwacht met dat andere nieuwe journalistieke initiatief, DNP [De Nieuwe Pers]. Als beide projecten iets opleveren dat de moeite van het lezen waard is, merk ik dat vanzelf wel. Een keer.

En goed, dan is dat wel in kritische afwachting. Zowel op eamelje.net als boeklog zijn tal van teksten gewijd aan de problemen van de traditionele journalistiek.

Tegelijk kan ik onmogelijk van de nieuwe journalistieke initiatieven verlangen dat die wel ineens het gigantische democratische deficit in Nederland gaan wegnemen. Eén De Correspondent + éen DNP zullen niet in staat zijn om wel ineens die ruim vierhonderd gemeenteraden in Nederland adequaat en kritisch te volgen in hun besluitvorming.

Eén De Correspondent + éen DNP zullen blijvend moeten gaan uitleggen dat alle belangstelling voor de Haagse politiek in de andere nieuwsmedia sterk overdreven is, en zelfs misleidend. Alleen al omdat zo veel in Brussel besloten wordt. En dit soms al minstens anderhalf jaar eerder besloten is.

En nieuwsmedia maken niet voor niets deel uit van het establishment. Zij mochten nooit te raar activistisch worden, anders zou geen adverteerder zijn reclame bij hen durven te plaatsen.

Nieuwsmedia kunnen evenmin hun publiek iedere dag weer een geweten trachten te schoppen. Omdat niemand elke dag wil horen een veel te onverschillige klootzak te zijn. Terwijl de nieuwe digitale nieuwsmedia wel beweren dit te willen gaan doen, op de keper beschouwd.

De kans dat De Correspondent en DNP fundamenteel iets gaan veranderen, lijkt me daarom klein. Omdat ze iets paradoxaals nastreven.

Al dit staat overigens los van het andere fundamentele gegeven, dat internet zo veel meer mogelijk zou horen te maken.


Bewijs
week 13

Meest verontrustend aan de zaak was nog niet eens dat politiebeambten bewijs vervalst hadden in een strafzaak. Schrikbarend voor mij was vooral dat vervolgens advocaten opmerkten dat zoiets vrij structureel gebeurt. En dat dit alleen weleens uitkomt in relatief grote zaken — waar de verdediging er werk van maakt.

Het is immers zo simpel. Nederland heet een rechtstaat te zijn. En die rechtstaat is zo ingedeeld dat zowel opsporingsapparaat als openbaar ministerie niet alleen het bewijs moeten verzamelen dat tegen de verdachte van een misdrijf spreekt. Zo horen even veel moeite te doen om ontlastend bewijs te verzamelen.

Maar zowel de politie als de officieren van justitie laten dat laatste er altijd wat bij zitten. En dat is trouwens een standaardklacht, waarover op boeklog misschien nu al te vaak werd geschreven.

Net als dat ik de huidige staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ook al eens vaker de gevaarlijkste man in de Nederlandse politiek heb genoemd. Want gevaarlijker mensen dan domme mannen met geldingsdrang bestaan er niet. En ik denk niet dat Fred Teeven [VVD] ooit van het Dunning-Kruger-effect heeft gehoord.

Maar diezelfde Teeven moest ooit naar de politiek vluchten omdat in zijn vorige carrière, toen hij officier van justitie was, uitkwam dat hij getuigen oneigenlijk beïnvloed had. Daar is indertijd de Hoge Raad nog aan te pas gekomen, voor een schrobbering. Dus moest hij voortaan parkeerboetes afhandelen. In plaats als ‘crime fighter’ Teeven in de rechtszalen te pronken met zijn harde aanpak van allerlei drugsproblematiek — op de keper beschouwd overigens een heel merkwaardige misdaad. Mensen hebben overal en altijd in de hele geschiedenis roesmiddelen gebruikt. Dit maakt het vreemd willekeurig zo niet onnozel dat sommige strikt verboden zijn, en andere overal verkocht worden, in plaats dat daar een politieke oplossing voor is gekozen waar wijsheid uit spreekt.

Zo’n Teeven stamt uit een bedrijfscultuur, en die cultuur is rot. Dus mag het niet eens vreemd heten als wat dienders bewijs vervalsen door telefoontaps van iemand die drugs wilde kópen te laten klinken alsof deze man iets in de aanbieding had.

De Rijksrecherche kennende, zullen de betreffende politiebeambten vooral geprezen worden om hun buitengewone inzet.


Annechien
week 14

Teletekst is een merkwaardig medium. Uitgevonden al in de jaren zeventig. Door slimme mensen die meenden dat het mogelijk moest zijn om extra informatie mee te sturen in de ongebruikte lijnen van het TV-signaal. Weliswaar is deze techniek inmiddels achterhaald, maar juist door de vorm lijkt Teletekst me tegenwoordig sterker dan ooit.

Voorheen haalde iedereen zijn nieuws van het TV-scherm af — waarop ook Teletekst te zien was. Daarna kwam de bureaucomputer op. Maar inmiddels groeit er een hele generatie op die nooit iets anders heeft gekend dan internet via de eigen mobiele telefoon.

En op zo’n klein telefoonschermpje worden niet alleen de nieuwsaanbieders een soort Teletekst. Iedereen moet ineens wel erg korte en beknopte koppen brengen. En ieders artikelen moeten de belangrijkste informatie in de eerste vijftig woorden gaan bieden.

Ook worden lijstjes belangrijker dan ooit; om een overzicht te tonen, van wat een website verder te bieden heeft.

Zelfs nu ik bestudeer hoe mijn weblogs er het best uit kunnen zien op een smartphone, valt op dat alle opmaaksjablonen als homepage enkel zo’n lijst met titels bieden, met nog net een piepklein logootje daarboven.

En het lijstje aller overzichtlijstjes is al decennia Teletekst pagina 101.

Wie het tot de 101 schopt, heeft het daarom gemaakt in medialand.

Misschien daarom dat de Teletekst-redactie zo vaak simpele personeelsmutaties in bevriende media op deze overzichtspagina meldt. Er kan nog geen nieuwe weerman worden aangetrokken voor het TV-journaal, of dat luttele feit wordt tot belangrijk nieuws gebombardeerd.

En vervolgens nemen alle andere nieuwsmedia dat dan slaafs over. Op alle nieuwsredacties staat nog altijd standaard een TV aan met Teletekst daarop.

Dus toen een presentatrice meldde op te houden met het voorlezen van het 8-uur journaal, was dat niet alleen brekend nieuws. Dat er vervolgens een opvolgster komt, werd eveneens overal groot gebracht.

Terwijl. Dat 8-uur journaal?

Het is altijd een slecht teken als presentatie zo belangrijk wordt gemaakt; omdat het dan lijkt of presentatie boven inhoud gaat.

Die kritiek is alleen te weerleggen als de inhoud dagelijks uitmuntende keuzes toont. Terwijl, de journaalredactie heeft honderden mensen in dienst, maar geen enkele wetenschapsredacteur. Daarmee staan ze machteloos tegenover iedereen met een academische graad en ongezonde ambities. Dit alleen al is zo’n brevet van onvermogen dat zwijgen verder beter is.

Maar, leuk voor Annechien. Fris.


Huizenprijzen
week 15

Over huizen en huizenbouw denk ik al heel lang na. Simpelweg om de moeite die het niet alleen mij, maar vrijwel iedereen kost om telkens een aardig plekje te vinden om te wonen.

Die moeilijkheid riep al vroeg vragen op. Ook al omdat woningbouw en het volkshuisvestingbeleid tot de weinige zaken zijn waar onze overheden zelf over beslissen; zonder daar in Europees verband richtlijnen over te krijgen opgelegd.

Als het hier een zootje wordt, is dat enkel onze bestuurderen te verwijten.

Tegelijk is enig volkshuisvestingbeleid zeker nodig. Mensen trekken automatisch naar de plaatsen waar werk is. Dus moet een overheid meehelpen om te zorgen dat er in het hele land arbeidsplaatsen zijn; zodat niet iedereen zich op die ene plek verdringt.

Maar dit lukt niet al te goed.

Kijk ik naar mijn eigen woonprovincie, Friesland, dan is daar een probleem dat iedereen met enig verstand al jong verbannen wordt, om elders te gaan studeren. En terugkeren lukt de meeste van hen niet, omdat in de geboorteprovincie banen voor hoger opgeleiden schaars zijn.

Mede daarom blijven degenen met wel een baan op dat niveau daar lang aan hun werkplek kleven. Wat dan weer grote gevolgen heeft voor de doorstroming, en daarmee het vermogen tot vernieuwen van organisaties, en dus zelfs de kwaliteit van het werk dat er wordt gedaan.

Wat mij daarom verbaast, is dat een overheid er een volkshuisvestingsbeleid op na houdt dat onverkort voor heel het land geldt.

Zo leek het me al heel lang onzin dat in Friesland, of Groningen, de huizen percentueel zeker zo veel duurder moesten worden, als ze de afgelopen twintig jaar werden in de Randstad.

Tenzij er sprake was van speculatie. Tenzij ook alle gemeenten in de perifere provincies gretig meegokten in het piramidespel. En aan het uitgeven van bouwgrond een prachtige bron van inkomsten dachten te hebben.

De conclusies die het rapport biedt van het Kamerlid Verhoeven [D66] en zijn Commissie huizenprijzen zijn daarom veel te beperkt. Iedereen was namelijk geldbewust. Iedereen deed mee aan het spel. Er leken geen immers slachtoffers te zijn. Behalve dan de paar stakkers nu die tot 2007 voor veel te veel geld een veel te duur huis kochten, met een veel te hoge hypotheek, verstrekt door banken die dat geld niet eens hadden.

Zeggen dat er een huizenbubbel was, is makkelijk praten achteraf. Tijdens een economische crisis. Als de luchtbel eindelijk aan het leeglopen is. Tot voor kort heb ik politici namelijk altijd halsstarrig horen ontkennen dat de huizen in Nederland te duur zouden zijn. Terwijl OESO-economen al heel lang op de kunstmatig hoge huizenprijzen hier wijzen. Zeker al vanaf medio jaren negentig — en misschien wel eerder, alleen las ik hun rapporten toen nog niet.

Zelfs in 2008 klaagde ik hier nog dat het onderwerp niet eens leek te bestaan. Jaren en jaren daarvoor had ik daarover al in het Engels gediscussieerd, elders online.

Het enige nieuwsfeit dat me deze week trof is dat dus al veertig jaar gepleit wordt voor het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek. Zo lang is dit onbetaalbaar dure belastingvoordeel dus al onaantastbaar gebleken.

In het vorige kabinet zat dan ook een minister met een hypotheek van ruim twee miljoen, en navenante aftrek. Cijfers over de huidige bewindslieden met een villasubsidie heb ik nog niet gezien.


Discriminatie
week 16

Maakt het uit wie een boek schrijft, om mij dat boek ook te laten lezen?

Ik kan wel menen van niet. Of dat de inhoud altijd ver voorop staat. Feit blijft dat ik heel wat meer mannelijke schrijvers lees dan vrouwen.

Het gaat me alleen te ver om deze keuze gelijk te stellen aan discriminatie — zoals regelmatig gebeurt. Evenmin heb ik zin om hier nu een heel rijtje boeken van vrouwelijke schrijvers op te noemen die ik waardeer. Omdat ik niet het idee heb me ergens voor te moeten verdedigen.

Boeklog toont trouwens vrij onbarmhartig mijn leespatronen, voor wie deze bestuderen wil.

Als ik al een algemeen verschil moet noemen, ontstaat dat volgens mij door de wet van de grote getallen. Er zijn veel meer mannelijke genieën dan vrouwelijke, net als dat er aanzienlijk meer mannelijke debielen zijn. De standaarddeviatie tussen de sexen verschilt.

En ik heb de neiging om ‘elitaire boeken’ te willen lezen. Boeken waaraan de maker vaak lang gewerkt heeft, omdat deze iets nieuws of heel specialistisch vertellen wilde. Dikwijls ten koste van veel.

Een bekende rekensom is dan dat vrijwel alle schrijvers tegen een uurloon werken dat zelfs een schoonmaker of een hamburgerbakker al in een paar minuten verdient. Ik acht de meeste vrouwen te verstandig om dit niet ook te zien. Extreme en daarmee voor mij interessante boeken zullen vaker door mannen zijn geschreven.

Ook werken er overal meer mannen, dus zullen er meer mannen vanuit hun beroep boeken publiceren.

Merkwaardig in die discussie over de achterstelling van vrouwen in het literaire prijzencircuit is bovendien dat er elders in de boekenbranche helemaal geen achterstelling bestaat. Naast bekende bestsellerauteurs zoals Saskia Noort en Heleen van Royen worden vele van de best verkochte boeken in Nederland voor vrouwen geschreven door andere vrouwen. De maaksters van streekromans namelijk. Die doorgaans overal worden doodgezwegen.

En dat is pas discriminatie.


Dictaat
week 17

Al sinds ik eamelje.net begon, wordt me verweten dat deze website niet genoeg aan het Fries doet. De naam roept dat blijkbaar op dat die taal mijn voorkeur zou hebben. En daar heb ik dan geen antwoord op. Behalve dat er een geschiedenis ligt. In 2001 bestonden er vrijwel geen Friestalige weblogs, op dat van Joop Boomsma na misschien. Alle beweging vond elders plaats.

Dus leek er ook geen publiek te zijn.

Bovendien ligt het er het simpele feit dat ik oneindig veel meer training heb in het schrijven van het Nederlands dan in welke andere taal ook. Nederlands van allerlei aard daarbij.

Dus kan ik me schrijvend in deze taal meteen op de inhoud concentreren, omdat het met de woorden vanzelf wel goed zit, terwijl dit in het Engels, Duits, of Fries iets meer aan moeite vergt.

En op mijn weblogs staan altijd eerste versies van teksten. Daar wordt zelden nog iets aan veranderd. Meerdere versies schrijven van iets gebeurt alleen als het om werk gaat.

Dat deze woorden hier in het Nederlands staan, is kortom zeker geen principiële keuze. Tenzij gemakzucht ineens een principe is. En daar zou iets voor te zeggen zijn. Beleidsmakers in Nederland zouden er volgens mij goed aan doen een stuk gemakzuchtiger te worden; en het nu eens na te laten om overhaast maatregelen te treffen.

Omdat ik in meerdere talen lees en schrijf, is aardig te vergelijken hoe moeilijk deze me vallen in de praktijk. Alleen weegt ook dan mee dat gewenning alles kleurt. Het Engels heeft natuurlijk een krankzinnige spelling, omdat uitspraak en schrijfwijze zo vaak verschillen. Maar deze moeilijkheid valt mij niet meer op — gewend als ik ben aan het woordbeeld.

Het Fries heeft ook iets idioots in zijn spelling — maar dan omgekeerd, omdat deskundigen juist zo goed mogelijk daarin de uitspraak wilden volgen. Dat is alleen al vreemd omdat de taal geen eenheidstaal is, maar bestaat uit verschillende dialecten — waarin de meest basale woorden al verschillend worden uitgesproken. Slechts in het geschreven Fries bestaat er een standaard.

En daarin worden alle leenwoorden worden sinds die invoering van de Steatestavering ruim dertig jaar terug fonetisch geschreven. Ofwel, toen zijn al deze woorden van hun achtergrond en geschiedenis ontdaan. Niemand heeft me ooit kunnen uitleggen waarom. Dus is mijn theorette dat men dacht dat het Fries zich zo duidelijker kon onderscheiden van andere talen1. Terwijl ik juist meen dat juist door het doorsnijden van de band met die collectieve leenwoordenschat de taal met zijn rug naar de wereld is gaan staan.

De keuze voor een afwijkend woordbeeld benadeelt volgens mij ook iedereen die het Fries wil leren schrijven — behalve de allergrootste fanaten; de mensen van slechts éen taal. Training om aan die fonetisch Fries gespelde woorden te wennen, is in een minderheidstaal veel minder goed mogelijk dan in talen waarin meer mensen schrijven. En dus meer in druk beschikbaar is.

Ik blijf er domweg moeite mee houden om een woord als journalist, dat in vrijwel alle West-Europese talen gewoon journalist is, in het Fries te spellen als sjoernalist.

Tegelijk is spelling het meest oninteressante aspect aan een taal.

In het Nederlands bestaat er zowel het Groene boekje als het Witte boekje, en beide claimen een woordenlijst te bieden met de juiste spelling. Daardoor bestaat de juiste spelling per definitie al niet. En is ook zo’n jaarlijks Groot Dictee van de Nederlandse taal leuke poppenkast, goedkoop drie uur op TV gevuld, en verder onzin.

Praktisch gesproken, spel ik zoals het me uitkomt. De algemene regels worden braaf gevolgd — zodat iedereen ziet dat ik niet van de straat ben. De uitzonderingen daarop vul ik naar eigen voorkeur in. En in mijn werk geeft dit nooit problemen.

Keer ik me daarom nu fel tegen de aanstaande spellingswijziging van het Fries? Zoals Provinciale Staten onlangs, zonder discussie, tot een voldongen feit maakte?

Ik begrijp allereerst zo’n beslissing niet. Waarom Statenleden, die normaal vooral over ruimtelijke ordening gaat — zoals de vraag of een boomwal gekapt of herplant moet worden — ineens ook menen over taal te kunnen oordelen. En daarvan dan zeker weten dat daar nog aan geklooid mag worden, omdat die nog veel beter kan.

Maakbaarheidsillusies zijn o zo gevaarlijk.

  1. lees: zo veel als kon van het Nederlands zou gaan afwijken []

Zo waarlijk helpe mij
week 18

De meeste tradities lijken oud,maar zijn opvallend jong; omdat ze kort geleden werden uitgevonden. Alleen moet je een oprechte belangstelling voor geschiedenis hebben om dit te willen zien. En wie heeft dat, en durft dan nog een te relativeren?

Het is immers zo veel makkelijker om bij alles met de menigte mee te juichen.

Nederland heeft slechts goed dertig jaar een absoluut koningschap gekend. En dat dit er kwam was al toeval.

Napoleon lijfde de Republiek der Nederlanden in, en maakte daar plots een monarchie van — had zijn broertje ook leuk vast werk. En toen Napoleon wat later naar Elba verdween, waren de overige landen in Europa heel blij om eindelijk eens eisen op te kunnen leggen aan die merkwaardige Republiek van voorheen. Dus kregen de Nederlanden een soeverein vorst toegewezen.

Schoonheidsfoutje was toen dat die Willem I zich binnen een jaar zelf tot koning maakte.

Maar ach, in 1848 kwam er een grondwet die de positie van het parlement tegenover de monarch vastlegde, en was het gedaan met het absolute koningsschap. De oude situatie werd als het ware hersteld. Want Nederland is al sinds de opkomst van de steden in de late Middeleeuwen een maatschappij van regenten en handelslieden.

Hoogstens had in tijden van crisis de aanstelling van een adellijk heer tot stadhouder nut — omdat deze dan iets van centraal gezag kon nemen, zonder bij alles eerst te hoeven vergaderen.

Maar tot vergaderen is Nederland dus al snel teruggekeerd. En in die zin was het toepasselijk dat koning Willem-Alexander in een vergadering zwoer de Grondwet trouw te dienen. Hoogstens was vreemd dat daar zo veel visite bij zat, voor de pronk.

Hij werd ook koning door even een contractje te tekenen. En wanneer zijn zulke juridische handelingen ooit feestelijk?

Al de rest eromheen was poppenkast, ons verkocht als traditie, en daarmee kunstmatig gewichtig gemaakt. Waarbij de nationale omroep de hele dag rechtstreeks verslag bleef doen van niets — en het geouwehoer van de ingehuurde deskundigen bijzonder ijle hoogten haalde — om te benadrukken hoe bijzonder 30 april 2013 wel niet was.

Ik teken daarom nu maar aan, mocht me in een komende decennium de nieuwsgierigheid overvallen om nog eens te willen weten hoe ik de troonswisseling ervoer: werkelijk niemand durfde deze personeelsmutatie in het familiebedrijf publiek te relativeren. Alles toeterde dat het geweldig was wat er gebeurde.

Maar meest ergerlijk nog was dat die permanente opwinding al sinds eind januari dat jaar duurde.


3D
week 19

Eén voordeel heeft het om goede SF te lezen. Er is vaak al eens iemand geweest die plots actuele problemen zag aankomen, en daarop dan al heeft doorgedacht.

Vanzelfsprekend zullen 3D-printers gebruikt worden om wapens te maken. Dat is eigen aan mannen. Maar Cory Doctorow gaf al terloops aan in de roman Makers wat daar dan tegen te doen is.

Als je er vanuit moet gaan dat iedereen over een pistool kan beschikken, zorg dan dat de kogels duizend dollar kosten per stuk.

Makers lijkt als boek een verkenning te zijn van wat 3D-printers allemaal mogelijk gaan maken. Enerzijds is dat spannend. Anderzijds valt dan wel op dat de schrijver voor het gemak heel wat praktische problemen negeerde.

Zelf geloof ik namelijk niet direct in de blijvende kwaliteit van producten die met hulp van een poedertje of gel geprint worden. Dat komt simpelweg door de materiaaleigenschappen van nogal wat dat de industrie fabriceert — daar komt vaak enorme hitte bij van pas, ter versteviging bijvoorbeeld; of zelfs om andere kristalstructuren te laten ontstaan in een metaal.

Er zijn heel goede redenen voor dat staal in een hoogoven geproduceerd wordt, met forse walserijen. En dat staal niet simpelweg te maken is door wat roest bij elkaar te vegen, en dan met een gel aan elkaar te kitten.

Dus ben ik het voor de verandering eens met de autoriteiten die waarschuwen tegen het zelf printen van pistolen.

Het geprinte pistool is voor mij van dezelfde orde als geklooi in een schuurtje om vuurwerk te maken dat nog harder knalt. Jazeker, er is zwart kruit uit rotjes te halen, en bij elkaar te gooien in een grotere buis.

Klaag alleen niet als deze doe-het-zelferij al ontploft op het moment dat jou niet goed uitkomt.


Kamervragen
week 20

Het Kamerlidmaatschap is een droevig lidmaatschap. Hoogstens de leden van de traditionele regentenpartijen mogen hopen dat hun tijd daar slechts even een sociale dienstplicht is. Een nare rite de passage.

Daarna kunnen ze plaatsnemen op de eeuwig draaiende baantjescarrousel van de uitzendbureaus CDA, VVD, en PvdA, en wordt het leven leuker.

Immers, wie in de Tweede Kamer zit namens een regeringspartij is niet meer dan stemvee — er is van hogerhand al besloten hoe hij of zij moet denken.

Een Kamerlid van de oppositie daarentegen heeft nog minder te vertellen. Die ontbeert de kennis en mankracht om echt gefundeerde kritiek te kunnen uiten op het regeringsbeleid, en zo een meerderheid aan zijn zijde te krijgen.

Daarom werd ooit de Raad van Economisch Adviseurs (REA) opgericht. Die zou het kennisniveau van de Kamer moeten opkrikken; en dan vooral over ontwikkelingen op lange termijn. En die Raad gaf behoorlijk drieste adviezen — al valt op dat hun wens om het ministerie van Landbouw af te schaffen inmiddels stilletjes toch vervuld is.

Maar ook REA maakte het verschil niet. De Raad werd ook snel weer opgeheven. En de Kamerleden uit de oppositie baseerden zich ondertussen weer vooral op krantenberichten uit boulevardblad De Telegraaf om vragen te stellen aan het kabinet.

Nu denk ik niet dat het beantwoorden van een Kamervraag een vast bedrag vergt, zoals weleens beweerd wordt. Dat welke willekeurige hersenscheet van een Kamerlid de samenleving meteen € 20.000 à € 30.000 kost.

Maar toch. Welk landsbelang is er gediend met het indienen van Kamervragen over een eindexamentekst? Heeft de geschiedenis dan niet geleerd hoe onnozel dat is?

Toegegeven. Mevrouw Roos Vonk is allereerst activiste, en daarmee niet bepaald iemand die waardenvrije wetenschap bedrijft. Zo ze al een benul heeft van wat wetenschap is.

Vraag dan waarom de Radboud Universiteit haar gehandhaafd heeft, ondanks haar innige samenwerking met de Baron von Münchhausen der psychologie: Diederik Stapel.


Klantgegevens
week 21

Vreemd eigenlijk dat nu het nieuws haalde dat banken hun klantgegevens wilden doorverkopen. Ik was er namelijk van overtuigd dat dit allang gebeurde. Of dat anders de winkels wel een bankrekening koppelden aan een transactie.

Als er iemand vermist wordt in Nederland, komt toch altijd al snel in het nieuws wanneer deze voor het laatst zijn of haar bankpas gebruikt heeft. En doorgaans ook wat daar dan mee werd gekocht.

En als in de VS de supermarkten kunnen weten wanneer vrouwen zwanger zijn — want dan verandert plots wat ze inslaan — lijkt me dat de winkels hier dat ook kunnen.

Met mijn paranoïa over zulke ontwikkelingen valt het overigens wel mee — ondanks alle makkelijk te formuleren bezwaren tegen datamining en profilering.

De kwaliteit van de commerciële analyse van klantgegevens valt namelijk tot nu toe behoorlijk tegen. Slechts de hele grote veranderingen lijken te worden opgepikt; zoals dat een zwangere vrouw ineens andere spullen koopt.

Vrijwel alle boekwinkels online waar ik weleens iets kocht, wilden mij bijvoorbeeld de nieuwste van Dan Brown aansmeren. Verschillende noemden dat boek in hun mailings zelf het nieuwste meesterwerk van Dan Brown. Terwijl toch helemaal niets in mijn aankoopgeschiedenis waar ook laat zien dat ik werk van deze schrijver zou appreciëren.

Sterker nog, in discussies online heb ik in het verleden vrolijk gemaakt over diens ongelooflijk klunzige manier van schrijven.

Dan Brown is voor mij een schrijver om hoogstens aan te schaffen als cadeau voor een gehate ander, en dan nog in een vreemde stad, in een boekhandel waar niemand mij kent, contant afgerekend.

Zal ik wel op de fiets naar die vreemde stad moeten overigens. En dan geen telefoon meenemen. Zelfs anonieme OV-chipkaarten zijn niet anoniem. Kentekens van auto’s worden automatisch overal geregistreerd. En GSM’s die aan staan blijven maar naar de dichtstbijzijnde zendmasten zoeken — zodat uit die verkeersgegevens ook een reis is af te leiden.

Dat intermediair Equens nu plots de pin-gegevens niet meer verkoopt, komt ook omdat dit een commercieel bedrijf is; afhankelijk van klanten. Commotie verkoopt dan slecht.

De overheid trekt zich van bedenkingen over privacy-schendingen niets aan. Die handelt oneindig veel blinder en dus gevaarlijker op dit gebied.


Mingelen
week 22

Zelden voel ik me alleen, laat staan eenzaam. Maar toen iedereen op Twitter het vreselijk bleek te vinden dat politiek anchorman Ferry Mingelen ontslag is aangezegd, begreep ik de mensheid even niet meer.

Mingelen personifieert voor mij namelijk alles wat er mis is met de politieke verslaggeving in Nederland. Deze journalisten informeren niet, maar scheppen allereerst hun eigen werkelijkheid. Waarin dan bijvoorbeeld net gedaan wordt of de politieke partijen in Nederland voortdurend in hevige competitie zijn met elkaar, en er vrijwel elke dag een machtsstrijd plaatsvindt in de Tweede Kamer.

Daarbij worden alle trucs gebruikt die C. John Sommerville zo goed beschreven heeft in How The News Makes Us Dumb. Alles om te maken dat de kijker morgen zeker weer kijkt, in de hoop dan wel te weten hoe of het verder gaat.

Maar vrijwel niemand snapt dus dat Nederland een land is dat geregeerd wordt door coalities. Dat geen partij een andere partij kan afvallen, want bij de volgende verkiezingen is de stoelendans misschien zo dat juist zij met elkaar moeten regeren.

Theater is het daarmee wat ons door de vaderlandse parlementaire pers wordt voorgeschoteld. En de spreekstalmeester tussen de scènes door in dat theater is gauw eens Ferry Mingelen. Die altijd doet of hij op een gigantische afstand staat van alles, en daardoor ironisch commentaar kan leveren.

Dat dit nare maniertje toch zo geloofd wordt…

Want. Mingelen. De man wiens haar veertig jaar jonger is dan de rest van zijn hoofd, zodat ik niet eens naar hem kijken kan met het geluid uit.

Maar goed, gaat hij weg, komt er een ander pratend pak of mantelpakje voor terug, die dan Mingelen gaat nadoen.

Mijn kritiek blijft basaal: wie op een goede manier aan politieke verslaggeving doet, beschrijft de effecten van politiek beleid in de praktijk. En ja, dat is nogal wat meer werk dan leuk wat rondhangen op het Binnenhof, en dan doen of daar alles gebeurt. Precies omdat het de overheid betrekkelijk onverschillig laat wat politiek beleid in de praktijk betekent — onderzoek dat daar naar gebeurt, gaat er voornamelijk over of de juiste procedures wel gevolgd zijn.

Dus krijg je die onzin hier dat een overheid zijn bevolking niet eens op een fatsoenlijk betaalbare manier huisvesten kan.

* het definitieve portret van Ferry Mingelen is al eens geschreven, door Peter Middendorp, en staat hier.


PRISM
week 23

Een week al is publiek bekend dat de Amerikaanse inlichtingendienst NSA clandestien alle internetgedrag van ons vastlegt — en nog altijd heb ik daar niet op gereageerd in het openbaar.

En dit komt dan vooral omdat het nieuws mij niet wezenlijk schokt.

Hoogstens lijkt nu vast te staan wat iedereen met enig benul van informatica al tijden vermoedde. Bijvoorbeeld dat Microsoft achterdeurtjes inbouwt in het besturingssysteem Windows; opdat die NSA altijd van afstand in andermans computer kan binnenkomen.

Eén simpele reden waarom Microsoft zo nodig de internettelefoniedienst Skype moest kopen? Terwijl ze al een goed eigen VoIP-systeem hadden? Om deze technologie onschadelijk te maken. Skype-gesprekken zijn versleuteld. En het bedrijf stond opsporingsdiensten nooit toe om telefoonverkeer af te tappen.

Zal daar ongetwijfeld enige miljarden aan overheidsopdrachten voor Microsoft tegenover hebben gestaan voor de moeite een lastige concurrent op te kopen.

Dat de NSA ook toegang heeft tot de servers van Google, Facebook, en nog zo wat diensten is al evenmin raar. Dat deze bedrijven dit ontkennen evenmin; omdat ze straf zullen krijgen bij een bevestiging.

Eerder was bijvoorbeeld al bekend dat de VS alle Europese banktransacties kon inzien via een programma met de naam Swift. En dan was er Echelon nog; waarmee eerst alle telefoongesprekken hier en later ook de satellieten en het internetverkeer werd afgetapt.

Er spelen hierbij alleen nog andere ontwikkelingen.

Overheden verzamelen openlijk ook al op grote schaal informatie in over hun burgers. Nederland heeft zeker 5.000 databases aangelegd. Allemaal legaal. En dit gebeurt allemaal in een absurd vertrouwen dat technologie problemen kan gaan signaleren; en daarmee voorkomen.

Maar als er iets misgaat, bijvoorbeeld met een kind hier, dan blijkt vrijwel steeds dat de situatie allang bekend was. En in de databases stond. Alleen werkten er dan verschillende instanties langs elkaar heen — waardoor er uiteindelijk niets gebeurde.

Het meest gesofisticeerde systeem inlichtingensysteem dat de geschiedenis tot nu toe voortbracht — de Stasi had in Oost-Duitsland 1 informant op elke 6,5 inwoners — leert ook dat de gigantische hoeveelheid ingezamelde data daar niet te behappen was.

Zouden slimme algoritmen daar nu werkelijk zo veel verschil in kunnen maken?

Bij honderdduizenden vrouwen is voor niets een borst geamputeerd, omdat onderzoekers niets van onzekerheden snappen. En ook bij valse positieve meldingen liever het zekere voor het onzekere namen, de technologie blind geloofden — en ingrepen.

Als databases aan ambtenaren gaan opleggen hoe deze moeten handelen, wordt de toekomst voor mij niet vrolijker. Vanwege de oneindige hoeveelheid missers die ‘Big Data’ zal produceren.

Uiteindelijk moet altijd een mens een beslissing nemen over wat al die ingezamelde informatie vertelt. Alleen is zo’n mens daarbij niet neutraal. Die werkt daarbij voor een groter geheel. Die staat daarbij in een bepaalde cultuur. Die lijdt al gauw aan bedrijfsblindheid.

De hele digitale revolutie van het moment — en het blinde vertrouwen in technologie vooral — vraagt om zo veel meer discussie dan alleen een protest over het afluisteren door inlichtingendiensten. Want juist deze discussie is zo makkelijk te negeren door te verwijzen naar de belangen voor de staatveiligheid.

De problemen zijn zo veel groter.

Principieel moet de vraag worden gesteld: zijn we niet gewoon te onnozel om verstandig om te gaan met alle informatie die wordt ingezameld.

En als dit zo is: welke waarborgen zijn nodig om te voorkomen dat onze eigen onnozelheid onschuldige slachtoffers maakt? En waarom is de bepaling uit de privacywet dat iedereen het recht heeft om de gegevens in te zien die over hem of haar staan opgeslagen toch zo’n dode letter?


Opinies zijn als kontgaten
weken 24 t/m 52

Een persoonlijk weblog is een prachtig bezit. Helemaal omdat er niets hoeft met dat bezit. Zoals in 2013 gebeurde. Toen een groot deel van de tijd me de lust ontbrak om alle dagen iets publiek te maken op eamelje.net.

Van mijn beide weblogs is boeklog ook verreweg het makkelijkst om bij te houden.

Al zit aan boeklog dan wel het werk dat ik eerst al die verrekte boeken ook nog lezen moet.

Maar vervolgens is er altijd wel een mening over het gelezene, of wil ik iets aantekenen om dat niet te vergeten, en daarom schrijven de meeste boeklogjes zich bijna vanzelf.

Eamelje.net heeft als enige functie een openbare verzameling aantekeningen te zijn. Al is een groot nadeel daarbij wel dat zo veel op internet, als ik er naar verwijs, al zo vaak snel niet meer te vinden is. Linkrot woedt nog altijd volop online. Wat ik een merkwaardig fenomeen blijf vinden. Zo moeilijk is het niet om hyperlinks werkend te houden. Voor wie wil.

Dus lijkt de grootste waarde van dit weblog te zijn dat het ook mijn persoonlijke aantekeningen toont.

En soms is het inderdaad prettig om terug te lezen dat ik tien jaar geleden al wist wat ik vandaag verrast ontdekt lijk te hebben.

Maar steeds vaker is het eerder andersom. Juist door mijn gewoonte om bijvoorbeeld de actuele opwinding van een moment net iets breder te willen plaatsen, kom ik steeds op dezelfde onderwerpen terug. En daarover veranderen mijn ideeën doorgaans niet meer.

Dus brak mijn veer in 2013, toen ik mijn afkeer beschreef van de variétéartiest Ferry Mingelen — die zo universeel geroemd werd toen zijn afscheid eindelijk aangekondigd werd. Omdat Mingelen nu eenmaal de personificatie is van alles wat me tegenstaat in de Nederlandse journalistiek. En ik al zo vaak geschreven heb over de grote problemen met de kwaliteit van die journalistiek; en die van de parlementaire pers in het bijzonder.

Ook het grootste nieuws van gisteren, dat een adviseur van het Europese Hof stelt dat dataretentie tegen de grondrechten in gaat van ons [pdf], acht ik geen nieuws.

Het Duitse Constitutionele hof heeft datzelfde al eens geoordeeld. Maar iedereen met enig benul van grondrechten hoort te beseffen, zo lijkt me, dat er iets fundamenteels mis gaat als politici oordelen dat onze GSM’s en Smartphones voortaan ook als peilzenders moeten fungeren. En dat al ons internetgebruik voortaan vastgelegd hoorde te worden.

Toch hoorde ik daar vrijwel nooit iemand over; op een verdwaasde enkeling na; zoals ikzelve.

Wil ik blijvend iets hebben aan eamelje.net als aantekenplek, dan moet ik het dus eerder zoeken in de goede formulering dan in de juiste opinie. Want al die meninkjes liggen nu wel vast.

Zo lijkt me. Nu, 12½ jaar na oprichting van dit weblog.1

  1. Ik reken met 1 april 2001 als startdatum, hoewel uit die eerste maanden toen niets blijvend bewaard is gebleven, door mijn gepruts het juiste CMS te vinden. []