Lees:Tijd ii
Overwegingen | week 16
Nogmaals trok dat lezen mijn voornaamste aandacht de afgelopen week. Eerst om de publieke protesten van taalkundige Marc van Oostendorp over de staat van het literatuuronderwijs — tweedegraads docenten krijgen in hun opleiding niets meer mee aan literatuur van voor 1880. En een paar dagen later bracht de Raad voor Cultuur (RvC) een adviesrapport uit, met de waarschuwing dat te veel jongeren niets aan lezen meekrijgen thuis; en dat bestaande initiatieven voor leesbevordering niet goed aanslaan.
Vooral de uitspraak van de Raad dat men om het lezen te bevorderen meer moet uitgaan van wat niet-lezers interesseert, leverde nogal wat hoon op in de sociale media.
Voor mij blijft dan staan dat weliswaar overal met de mond beleden wordt hoe vreselijk belangrijk lezen is, en dat ik daar in praktijk niets van merk. Zolang als mijn boeklog blijft worden gezien als de Sisyfusarbeid van een halfidioot, zolang bestaat er hier in Nederland geen leescultuur.
Die is er ook nooit geweest.
En het lijkt me niet dat zo’n cultuur van bovenaf is op te leggen.
Van Oostendorp is al jaren kritisch over de manier waarop Nederlands wordt gegeven in het middelbaar onderwijs. En dan vooral op welke manier dat vak geëxamineerd wordt. Daar speelt ook bij mee dat hij aan een universiteit werkt, aan een Letterenfaculteit, en het tal studenten dat voor een Letterenstudie kiest enorm gedaald is.
Ik ben al decennia kritisch op de manier waarop in Nederland het middelbaar onderwijs georganiseerd is. Wat vanzelfsprekend komt omdat klassikaal lesgeven nooit heeft gewerkt voor mij. En als de premisse is dat school een leerling in elk geval moet leren wat hij of zij kàn, en waar hun interesse van nature zit, dan heeft mijn opleiding op werkelijk alle fronten gefaald.
Dus plaats ik automatisch grote vraagtekens bij iedere aanklacht over wat er verkeerd gaat in het onderwijs als daarbij voor het gemak het industriële karakter van de instellingen genegeerd wordt. Met zijn mallen, waarin iedereen misvormd wordt.
Het literatuuronderwijs op school, dat van een kwaliteit zou zijn geweest waar nu dus hevig naar wordt terug verlangd, drong aan mij op dat Harry Mulisch een groot schrijver zou zijn — wat ik toen al niet geloofde. Pas later lukte het me om de argumenten te vinden waarom; omdat gelukkig niet alle eigenzin kapot was onderwezen. Mulisch is weliswaar handig met taal, alleen toch ook een oplichter; iemand die niet denken kan.
Dat maakt het nu wel heel makkelijk om alle pretenties van literatuuronderwijs verdacht te vinden.
Tegelijk begrijp ik Van Oostendorp’s wens dat onderwijs context moet bieden. Dat Nederlands van ons komt ergens vandaan. Alleen komt die biologie van ons ook ergens vandaan, net als de wiskunde, en de economie.
Constante bij de talloze malen dat ik mensen bijles gaf in mijn leven, was ook altijd dat het benul ontbrak waarom ze leren moesten wat ze moesten leren. Dat al de aangeboden kennis ergens in wortelde, had geen ooit meegekregen. Bijles bestond daarmee ook doorgaans meer uit het wijzer maken over de wereld, dan uit het domweg drillen van weer een trucje om een examen te kunnen halen.
Onderzoeken naar de staat van het onderwijs leren steevast dat het sterk van de kwaliteit van een individuele leraar afhangt of er iets overkomt en blijft hangen, of niet. Nooit van de school, of het type school. Laat staan van de directieven vanuit het ministerie.
Het geluk om een leraar te treffen die het verschil maakte, mocht me nooit overkomen. Godezijdank had ik in dat lezen lol.
[x]#14019 fan zondag 22 april 2018 @ 23:58:22