Max Frisch

Krise ist ein produktiver Zustand. Man muß ihr nur den Beigeschmack der Katastrophe nehmen.


Max Frisch ii

Die meisten verwechseln Dabeisein mit Erleben.


Max Frisch iii

Man sollte die Wahrheit dem anderen wie einen Mantel hinhalten, daß er hineinschlüpfen kann – nicht wie ein nasses Tuch um den Kopf schlagen.


Max Frisch iv

Worte verbinden nur, wo unsere Wellenlängen längst übereinstimmen.


Dienstboekje
Max Frisch

[…] Boeiend aan deze memoires zijn daarom vooral de vragen die Frisch zich stelt over nut en noodzaak van het leger. Hoe was het bijvoorbeeld gegaan als de Nazi’s wel waren binnengevallen? […]
 
 

boeklog 1104


Overwegingen | 0923

Er dreigt een wereldwijde financiële crisis, of op zijn minst is de situatie onduidelijk. En er is al een oliecrisis ook, waarbij geldt dat olie en gas helaas vooral gewonnen worden in de landen met de meest dubieuze regimes — die daardoor onfatsoenlijk veel macht krijgen. Maar de Nederlandse politiek maakt zich druk om zaken van een nog groter belang;
Prioriteiten moeten worden gesteld;
Zo heeft het land nu een zeer verstandige minister van Defensie — die ruim dertig jaar geleden wel iets beters met zijn tijd wist te doen dan in militaire dienst te gaan;
Dat nu wordt als verraad ervaren, door al diegenen die een wapenrok hebben gedragen — en zich in dienst voornamelijk verveeld hebben, als ze eerlijk zijn;

Toen Max Frisch zijn herinneringen opschreef aan zijn dienstttijd — die dertig jaar duurde, mietjes van de Nederlandse hap — viel hem vooral de totale leegte op van al die tijd;

Beroepsmilitairen vinden het trouwens niet vreselijk vervelend iemand boven zich te hebben die van niets weet;

Maar nee, spoeddebatten in de Kamer zijn al aangevraagd, door schuimbekkende parlementariërs;
Er zitten ook nogal wat reserve-officieren in Den Haag. Van die types die het leuk vinden tijdens hun vrije weekend in uniform oorlogje te spelen in het bos;

Hanneke Groenteman hint dat het einde naakt van de marginale TV-zender Het gesprek;
En ook ik zou het verscheiden betreuren;
Ware het niet dat het beeld nooit iets heeft toegevoegd aan die programma’s, en ik er vooral naar luisterde;
Meer dan radio met plaatjes werd het nooit;

Maar afgezien van de technische malheur in beeld, is me ook opgevallen dat de programmagegevens van Het gesprek nooit hebben geklopt. Die zijn pas sinds een paar weken redelijk in orde — in de zin dat wat op teletekst staat ook werkelijk wordt uitgezonden;

Aan het boekenprogramma van Susan Smit moet ik trouwens nog eens een aparte beschouwing wijden;


Montauk
Max Frisch

[…] De vraag kwam bij me op, omdat ik dit boek van Frisch heel erg goed vond, maar vrijwel zeker weet het in 1991 om precies dezelfde redenen te hebben bewonderd. Terwijl Montauk grotendeels het boek van een oude man is, die erin terugkijkt op zijn leven. Blijkbaar maakte dit niet uit. Volstond het me om de melancholie te proeven, zonder de melancholie in detail te kunnen begrijpen. […]

boeklog 1142


Homo faber
Max Frisch

[…] Faber’s wereldbeeld is ook dat van een exact denkende mens — alleen pest Max Frisch hem nogal door zijn leven te sturen via willekeurige gebeurtenissen die toch een reden lijken te hebben. […]
 
 

boeklog 1145


Vertellen, en schrijven, heeft ook met techniek van doen

Mies Bijzinnen vroeg terecht waarom het liefdesverhaal dan zo’n krachtig plot zou opleveren voor een roman, en wat dan nog meer krachtige plots zijn.

Geen van deze vragen kan ik beantwoorden. Wat niet betekent dat ik niet iets aan antwoord ga proberen, ook al omdat bijna vier jaar boeklog ondertussen wel enkele inzichten heeft opgeleverd.

Maar ik ben ook lang de enige niet die deze vraag heeft getracht te beantwoorden, zonder daarbij tot een definitieve uitkomst te komen. Grappig is alleen de eeuwige discussie over hoeveel plots er in fictie mogelijk zijn. Zesendertig? Eenendertig? Twintig? Zeven? Drie? Eén? Hoeveel u maar wenst?

En wat is een plot dan eigenlijk?

Karel van het Reve was de eerste bij wie ik las dat iedereen die iets aan een ander vertelt daar tijdens de vertelling vorm aan geeft. Lang niet alle details zijn nodig om een ander te boeien met een verhaal, terwijl sommige juist noodzakelijk zijn. Verder is er weinig prettiger dan als een verhaal met een onverwachte ontknoping komt, omdat die een emotionele ontlading oplevert, bij de luisteraar of lezer.

Wij mensen plotten dus van nature. Sterker nog, we zijn zo gewend narratief te denken — in reeksen van oorzaak en gevolg — dat we verhalen zien waar die niet zijn. De simpelste vertellingen zijn daarbij het indringendst, helemaal als die een open einde hebben; iets waar reclamemakers en politici nogal van profiteren. En laat ik voor de gelegenheid de banken ook niet vergeten. Maar het mechanisme speelt overal, op alle denkniveaus. Eén van de meest basale fouten bij het hanteren van statistiek is bijvoorbeeld de verwarring tussen correlatie met causaliteit — maar dat verschijnselen tegelijk optreden, betekent daarmee absoluut niet dat er ook een verband tussen beide is. Toch wordt deze vergissing zo ontstellend vaak gemaakt, dat ik die gemakshalve maar reken tot de menselijke natuur.

Is fictie in romans, of als gefilmd drama, dan iets anders het geraffineerd inspelen op de zo basale behoefte van de mens om in verhalen te denken?

Of laat ik het anders stellen. Is het niet de plicht van elke schrijver de lezer onopvallend telkens de vragen aan te reiken waar deze dan antwoord op wil?

Nu hoeft dat tegenwoordig niet meer per se. Omdat er in de twintigste eeuw andere, meer academische vormen van schrijven zijn ontstaan, waarbij plots of subplots er niet zo zeer toe doen, maar de auteur op andere manieren spanning aan zijn tekst probeert te geven. Veelal vind ik zulke boeken slecht leesbaar. Ze bieden weinig redenen om de volgende pagina om te slaan. Erger nog is de trieste traditie dat mensen het eerst zichzelf verwijten als zij een tekst niet kunnen begrijpen, waarmee zij van de weeromstuit zo’n auteur intelligenter en belangrijker maken dan die is.

Overigens schreef ik vorig jaar al in meer detail dat dit mijn belangrijkste probleem is met de romans van Gysbert Japickx-winnaar Josse de Haan; waarbij in mijn betoog veel terugkomt van waarover ik nu hier schrijf.

Ook aan het intrigerende essay How Fiction Works van criticus James Wood viel me op dat nadruk op de plot van een boek blijkbaar verdacht is geworden. Hij behandelt het hele aspect niet; of slechts heel impliciet, omdat hij wel belangrijk vindt of een tekst waarschijnlijk is. Realisme moet.

Bij Wood, en vele anderen, weegt nogal mee dat er in zijn ogen minderwaardige boeksoorten bestaan die totaal plotgedreven zijn; de genrefictie, zoals de thriller, of de doktersroman. Maar hij kraakt deze boeken in zijn essay alleen af op de kwaliteit van het schrijven op zinsniveau, wat ik nogal merkwaardig vind.

Bij mijzelf merk ik op steeds strenger te kijken of een auteur zijn of haar materiaal onder controle heeft, en geen al te goedkope effecten najaagt. Het plotten is daarbij voor mij in de eerste plaats gereedschap. Meer niet. Maar wel beproefd gereedschap.

Zo beschreef Merel Roze in haar debuutroman Fantastica uitgebreid dat het vriendje van haar vrouwelijke hoofdpersoon een computerhacker was. Dus is het vervolgens een gemiste kans als er in het hele boek nauwelijks iets met die gegeven gebeurt, hoewel de hoofdpersoon ook een actief leven heeft online; waardoor deze hacker toen het uit was haar bestaan nog erger had kunnen ontregelen.

Ik dacht dus tijdens het lezen een plotelement aangereikt te krijgen, waardoor het opviel dat er verderop in het boek niets mee gebeurde. En ja, zoiets mag de auteur verweten worden; zelfs in een debuut. Tekst die niet bijdraagt aan logische voortgang aan het verhaal is uiteindelijk lege tekst. Sterker nog, tekst die slechts bedoeld is om het verhaal ‘echt’ te doen lijken, houdt alleen maar op.

Daar tegenover staat dat als een auteur speelt met de verwachtingen van zijn lezers — zoals Max Frisch doet in Homo Faber, door hints te geven voor mogelijke plotontwikkelingen, en daar dan later pesterig vanaf te wijken — die juist perfect laat zien zijn vak te beheersen.

Helaas valt mij op dat nogal wat gepubliceerde auteurs het maar een vreemd idee vinden dat zij de verantwoordelijkheid dragen voor alle verhaalelementen in hun boeken. Die hele kaboutervete van mij met It Skriuwersboun ontstond zelfs om weinig anders meer.

Toelichting. In de eenentwintigste eeuw alsnog een roman in de Tweede Wereldoorlog plaatsten, zadelt de auteur met zware verplichtingen op, zo meen ik. Dat decor is geen neutrale achtergrond voor een boek; de emotionele verwachtingen bij de lezer liggen door deze keuze namelijk al voor een groot deel vast. De Nazi-tijd is zelfs zo’n uitgekauwd cliché in onze cultuur, dat een schrijver alleen daardoor het gevaar loopt nooit iets van waarde te kunnen schrijven.

Maar dit inzicht bleek geheel onbekend te zijn, in Friesland.

Ook ‘dood’ als plot vind ik vrijwel altijd een zwaktebod. Laat éen van de personages maar sterven, en kondig dit einde vooral tijdig aan, en er zit meteen hoogspanning in het boek. Och, och, wat erg allemaal wat er gebeuren gaat. En hoe waardevol de ervaringen met de nog-net-niet-dode.

Het is natuurlijk te begrijpen dat auteurs naar dit middel grijpen. Doordat Jan Wolkers in Turks fruit Olga laat sterven, wordt met terugwerkende kracht de hevige liefde van de twee hoofdpersonen extra eenmalig. Toch vind ik de dood van belangrijk personage vrijwel altijd nutteloos grof. Het is op zich niet erg dat een auteur mijn emoties stuurt, maar sommige methoden zijn me gewoon te makkelijk. Te vaak gedaan. Cliché alweer. Aan de manipulatie door de schrijver moet vooral niet meteen al opvallen dat die manipulatie is.

Waar het bij fictie in de eerste plaats om gaat, is om het ongeloof bij de lezer voor te zijn. Een boek moet op alle niveaus waarschijnlijk wezen. Maar veel daarin is cultureel bepaald, en daarmee tijdelijk. Dat heeft immense invloed op de nu mogelijke plots voor boeken, TV-series, of films; en daarmee ook de kracht daarvan. Denk ik.

Zo maakte John Allen Paulos ooit de intrigerende opmerking dat wij tegenwoordig in ons leven het toeval het liefst zo veel mogelijk uitbannen. Dit mechanisme heeft vervolgens als uitwerking dat toeval amper gebruikt wordt als plotelement in boeken of films — terwijl in de negentiende eeuw het publiek er juist van smulde als een verhaal gered werd door een stomtoevallige ontwikkeling.

Wij geloven allang niet meer in een goddelijk ingreep in een verhaal.

Karel van het Reve adstrueerde ditzelfde mechanisme door uit te leggen dat stom toeval als element in een verhaal voor ons geen enkele emotionele bevrediging biedt. En tegelijk, dat er toch maar heel weinig nodig is, om de lezer of kijker desondanks tevreden te stellen. Als er maar een verklaring voor dat toeval komt. Niemand gelooft het als iemand een heel boek lang met financiële problemen worstelt, maar nog net gered wordt doordat hij plots op straat een koffertje met geld vindt. Maar geef zo iemand een ver familielid, dat sterft, en plots een rijke erfenis nalaat, en dat is voor bijna iedereen verklaring genoeg voor het einde van de geldproblemen.

Maar is er dan echt niet iets meer te zeggen over wat de sterkste plots oplevert voor verhalen, tenslotte?

Ik denk het niet, gezien de grote culturele component ervan. Werkelijk alles hangt af van de omstandigheden, in tijd, ruimte, en locatie.

Stel, wij lezen een boek waarin een broer uiteindelijk zijn zus vermoordt. Voor ons is dat zonder meer een afschuwelijke daad, die nauwelijks te excuseren is. Maar in meer tribale samenlevingen komt eerwraak nog altijd voor, en is de opoffering van een vrouwelijk familielid om de eer van de familie of stam te herstellen geen schande, maar soms zelfs noodzaak.

Combineer deze twee gegevens, plaats een roman in eenentwintigste-eeuwse Nederlandse stad, en dan ineens is ‘wraak’ als plotelement ontstellend krachtig — en o wat zijn de emoties van de lezers dan ook makkelijk te manipuleren, zonder dat zij dit doorhebben. Plaats hetzelfde verhaal ergens in de Turkse periferie, met alleen lokale personages, en dat alleen al maakt de mogelijkheden met dit plot aanzienlijk beperkter.

En goed, dan gaat het alleen nog maar om de kern van een mogelijk boek, of een film. Dan is er nog niets gezegd over wat voor soort fictie dit oplevert, aan kleur of detail.

Bovendien is er op het moment nog nauwelijks gewerkt met bovenstaand plot, wat een fictieproductie alleen daarom al bijzonder maakt. Pikken teveel schrijvers of filmers deze conflictstof op, wordt die al snel een cliché.

Merk op dat scenarioschrijvers voor films wel lijken door te hebben dat een verhaal kracht krijgt door het op te bouwen uit éen grondidee, en nogal wat boekenschrijvers dit besef ontberen. Hierover is natuurlijk op te merken dat films doorgaans erg simpele vertellingen zijn, vergeleken met wat er in proza kan. Bovendien is de filmindustrie veel professioneler gericht op het manipuleren van het publiek; daar hangt namelijk ook enorm veel geld vanaf. En toch lijken die verklaringen me onvolledig. Ik denk eerder dat er bij literaire schrijvers angst is om voor genreauteurs versleten te worden, en dat vooral hun keuzes kleurt. Al wil ik ook niet uitsluiten dat er te weinig over de techniek achter het vertellen van verhalen wordt nagedacht. Dat de individueelste expressie van de individueelste emotie voorrang heeft.

Tegelijk geldt ook, zoals Kurt Vonnegut terecht opmerkte in zijn auto-interview in Paris Review: zo’n eenduidig plotelement als ‘liefde’ of ‘wraak’ kan veel te sterk te zijn voor wat de schrijver eigenlijk wil met zijn boek.

So much of what happens in storytelling is mechanical, has to do with the technical problems of how to make a story work. Cowboy stories and policeman stories end in shoot-outs, for example, because shoot-outs are the most reliable mechanisms for making such stories end. There is nothing like death to say what is always such an artificial thing to say: The end. I try to keep deep love out of my stories because, once that particular subject comes up, it is almost impossible to talk about anything else. Readers don’t want to hear about anything else. They go gaga about love. If a lover in a story wins his true love, that’s the end of the tale, even if World War III is about to begin, and the sky is black with flying saucers.

INTERVIEWER
So you keep love out.

VONNEGUT
I have other things I want to talk about. Ralph Ellison did the same thing in Invisible Man. If the hero in that magnificent book had found somebody worth loving, somebody who was crazy about him, that would have been the end of the story. Céline did the same thing in Journey to the End of Night: he excluded the possibility of true and final love—so that the story could go on and on and on.


Dagboek 1966 – 1971 | Tagebuch 1966 – 1971
Max Frisch

[…] Het boeiendst aan dit dagboek vond ik uiteindelijk de minst afgewerkte stukken. De passages waarin Frisch de details optekende die hem misschien later nog eens van nut zouden kunnen zijn in het werk. Zo eindigt het boek met indrukwekkende fragmenten over een verblijf in de Verenigde Staten. […]
 

boeklog 1148


Blaubart
Max Frisch

[…] Knap is hoe Frisch de lezer laat balanceren. Heeft Schaad het nu wel gedaan of niet? Dit maakte het voor mijn leesgenot wat vervelend elke wending in de vertelling als kunstgreep te herkennen. […]
 
 

boeklog 1163


Der Mensch erscheint im Holozän
Max Frisch

[…] Dit was een late Frisch, en volgens de geleerden hoort het boek daarmee tot het beste wat hij geschreven heeft. Der Mensch erscheint im Holozän werd ook gekozen tot éen van de twintig belangrijkste Zwitserse boeken ooit, voor een standaardbibliotheek. Maar de criticus Reich-Ranicki was het daarmee niet eens; die vond Montauk aanmerkelijk beter. […]

boeklog 1169


Tagebuch 1946—1949
Max Frisch

[…] recenseren is moeilijk, zoals ik beaam:

wenn ich nach Jahren auf eigene Rezensionen stoße, merke ich fast ohne Ausnahme, das ich stets mich selber gelobt habe, gelobt, was eigenen Bestrebungen entgegenkommt und sich durch Gelingen heiligt, das ist es, was ich (und nicht selten auf Grund eines flinken Mißverständnisses) durch Lobesworte unterstrichen habe… [298]

[…]

boeklog 14 v 2009


Wat vind ik nu een mooi boek? | 07

Lang was mijn plan iets te doen met het hierboven afgebeelde boekenkaft, en ook een postje te wijden aan lelijke vormgeving. Vooral in de jaren zeventig, en in het begin van het desktop design, zijn er behoorlijk verschrikkelijke omslagen gemaakt.

Tegelijk ook begreep ik dat het weinig zin heeft. Kaften doen er niet meer toe als een boek eenmaal gelezen wordt. Bovendien vind ik lelijke omslagen eerder grappig dan storend. Terwijl een slecht vormgegeven inhoud me wel zeer kan storen.

Heel ergerlijk is het bijvoorbeeld om een boek op glimmend papier te drukken, terwijl de tekst daarin belangrijker is dan de illustraties, zoals de uitgever van Alberto Manguel een paar keer presteerde.

Maar nog ergerlijker is wat Augustus deed met de fotosyntheses van Rudy Kousbroek. Terwijl het in de boeken telkens gaat om wat er op een foto te zien is, zijn die foto’s met een zo grof raster afgedrukt dat Kousbroek regelmatig details beschrijft die er helemaal niet lijken te zijn.

Zulks stoort, en zet zich vast in vooroordelen over de uitgever.


15 in 15

Een nieuwe meme: noem binnen een kwartier 15 boeken die je gelezen hebt, en je voor altijd zullen bijblijven:

  1. Saul Bellow, Herzog
  2. Jeroen Brouwers, Kroniek van een karakter
  3. Elias Canetti, Die Provinz des Menschen
  4. Norbert Elias, Über den Prozeß der Zivilisation
  5. Max Frisch, Montauk
  6. Eduardo Galeano, Het boek der omhelzingen
  7. Peter Handke, De last van de wereld
  8. Esther Jansma, Picknick op de wenteltrap
  9. Garrison Keillor, Lake Wobegon Days
  10. Gerrit Komrij, Humeuren en temperamenten
  11. Fernando Pessoa, Het boek der rusteloosheid | The Book of Disquiet
  12. Karel van het Reve, Uren met Henk Broekhuis
  13. Jean-Philippe Toussaint, De badkamer
  14. John Updike, Pigeon Feathers and Other Stories
  15. Rink van der Velde, Feroaring fan lucht

opmerkingen:

  • aan het bijhouden van een boeklog is blijkbaar de eis gekoppeld je favorieten eens in de zoveel tijd te herbezoeken;
  • te weinig vrouwen. Maar Alice Munro noch Renate Rubinstein bijvoorbeeld schreven boeken uit éen stuk; dat maakt het vrijwel onmogelijk een memorabele titel van hen te noemen;
  • romans vind ik blijkbaar de moeite van het herinneren nauwelijks waard;
  • een strikte keuze uit de wetenschappelijke boeken, of filosofie, had een andere lijst opgeleverd;

Aantekenen: volgend jaar opnieuw doen, en kijken of er dan iets is verschoven.


Homo faber
Max Frisch

Arte zond donderdag de speelfilm Homo faber uit, die in het Amerikaans the Voyager heet. Ik ben er niet voor opgebleven. Net zomin deed ik eerder moeite om deze film te zien. Het boek van Max Frisch was me al bekend. Daar kon verfilming alleen aan afdoen.

Maar goed, er bestaan tegenwoordig digitale videorecorders. Die kunnen van alles vastleggen, met een druk op een knop.

Dus keek ik uiteindelijk toch, en bleef ik de volle twee uur hangen aan het beeld.

Homo faber is een filmisch boek, zoals ik indertijd ook al in mijn boeklogje schreef. Om aardige beelden te schieten hoefde Volker Schlöndorff weinig meer te doen dan de elementen op te pakken die er al lagen — een vliegtuigcrash, een jungletocht, een cruise, een kunstbedevaart in Europa.

Wel verloor het boek een laag of wat in de verfilming.

Want, uiteindelijk werd voor mij Sabeth de hoofdrolspeler in de film — gespeeld door een zeer onschuldig uitziende Julie Delphy. Terwijl ik in het boek nauwelijks aandacht had gegeven aan het personage dat ze speelde; omdat Faber zelf, de ingenieur, de perfectionist, al die ruimte al innam. Niet de vrouw waarvan in het boek onduidelijk blijft of ze zijn dochter is, waar de film zich daar nu juist expliciet over uitspreekt. Met dramatische scène en al.


Sturz durch alle Spiegel
Ursula Priess

[…] Beide vrouwen houden het gesprek dan gaande over hoe de gezinssituatie thuis het leven van kinderen voorgoed kan tekenen. Maar tot meer dan die omschrijving van de gedachtewisseling komt het niet in het boek. En dat was de enige keer dat ik me bij het lezen werkelijk bedrogen voelde — zo martelend impliciet had juist dit onderwerp nu ook weer niet behandeld te hoeven worden. Frisch verliet vrouw en kinderen toen Ursula amper tien was; alleen staat ook dit niet in het boek. […]

boeklog 20 xi 2012


Citaat van de dag | 0401

Een keer per jaar werk ik met religieuze toewijding een van de vragenlijsten door die Frisch waarschijnlijk ooit samenstelde om zichzelf te dwingen tot nadenken over het voordehandliggende. Uit jezelf doe je dat niet, nadenken over het voordehandliggende. We hebben de simpele vragen ooit beantwoord en zijn blijven geloven in ideeën over vriendschap, geld en liefde die we sinds onze puberteit koesteren. Wat volgens mij veel bitterheid en GeenStijl verklaart, want de wereld, wijzelf en het leven kunnen nooit voldoen aan de verwachtingen die we toen hadden.

Marcel Möring, ‘Zonder scrupules’

Boeklog over Max Frisch


Overwegingen | 0108

Max Frisch lees ik. Eén van de postuum uitgebrachte dagboeken. Die bij hem nooit echte dagboeken waren, maar eerder reeksen aan korte uitgewerkte teksten;

Frisch herschreef deze notities ook met regelmaat. Om de formuleringen telkens nog preciezer te krijgen;

En de schrijver worstelt telkens met Israël in het boek — want dat land is weer eens in oorlog met een buur, en staat ondertussen zowat voor de poorten van Beiroet. Frisch meent dat hij daar dan iets meer van moet vinden, dan dat oorlog zo deprimerend is;

Bovendien verkeert hij op dat moment in de VS. Om daar te merken dat met geen Amerikaan over politiek te praten is. Ze begrijpen daar de positie van hun eigen land in de wereld niet. Er is geen enkele weet van de agressieve indruk die de buitenlandpolitiek maakt van het land;

Men begrijpt niet eens waar Frisch het over heeft als hij hen daarover iets probeert uit te leggen;

En ik wil hiermee niet zeggen dat je de grote schrijvers alleen moet lezen om troost van hen te ontvangen. Alleen helpt het wel om te zien waar ook zij zoal mee worstelden;

Dezer dagen wreekt het zich wat dat mijn weblogs bedoeld zijn als publieke aantekenschriften. Dat ik welhaast gedwongen ben om mijn ideeën op te schrijven, enkel omdat deze er zijn;

Tegelijk tekende ik vrij bewust niets aan online op de dagen deze eeuw waarin de rest van de mensheid zo zeker wist dat er net een onherstelbaar grote ramp was gebeurd. Omdat er tijden zijn van zwijgen, en momenten van spreken;

Zwijgen is zo veel beter, als regeringsvertegenwoordigers ineens de bek vol hebben over principes waaraan zij zich verder niets gelegen laten liggen. Nog altijd is het Staatstoezicht op mijn communicatie totaal, om een gevaar dat niet bestaat maar door hen bedacht is;

Zelfcensuur lijkt me zelfs hoogst gepast, als Nederlandse cabaret-miljonairs, die van hun leven nog geen grap hebben gemaakt waarvoor iemand de zaal verliet, mij serieus gaan uitleggen waartoe de vrijheid van meningsuiting dient;

Als ik me uit, is dat op een ander moment. Solo. Niet in koor.


Entwürfe zu einem dritten Tagebuch
Max Frisch

[…] het interessantst waren voor mij de minder hoogdravende observaties van Max Frisch. Zoals hoe hij worstelt met het Engels. Aan een brief in deze taal begint, dan telkens het woordenboek nodig heeft, om dan veel later met een heel andere brief te eindigen als hij zich had voorgenomen.

De schrijver heeft het telkens ook moeilijk met Israël in het boek bijvoorbeeld — want dat land is weer eens in oorlog met een buur, en staat ondertussen zowat voor de poorten van Beiroet. Frisch meent dat hij daar dan iets meer van moet vinden dan dat oorlog zo deprimerend is. […]

boeklog 9 i 2015


Aus dem Berliner Journal
Max Frisch

[…] Tegelijk gaan enkele van de langere tekstfragmenten nu net over zijn twijfels als auteur. Vijf tot zes uur zit hij achter zijn typmachine per dag, waarbij Frisch zich absoluut vermaakt. Alleen levert al die inspanning telkens nogal vlak proza op.

Hij meent het niet meer te kunnen, en als schrijver uitgeschreven te zijn. […]

boeklog 16 i 2015


Stiller | in etappes
Max Frisch

Leesproject voor de maand maart 2015 wordt de roman Stiller van Max Frisch uit 1954. Ook dit is weer een dik boek dat me eerder grote moeilijkheden opleverde. Ik weet zelfs niet of ik het ooit heb uitgelezen.

En waarschijnlijk heeft dat te maken met het onderwerp.

Als lezer heb ik nu eenmaal een vreemde allergie voor alles wat dubbelgangers te maken heeft. Want wat is dat toch een versleten motief. Na wat de oude Grieken daar al over bedachten, is hoogstens met de Strange Case of Dr Jekyll and Mr Hyde daar nog eens een nieuwe variant op gekomen. Want Stephenson ging net iets verder dan het oude idee dat iemand met een ander hoedje op, en kleren aan die niet bij zijn sociale klasse hoorden, al onherkenbaar iemand anders zou zijn.

Toch zal dat niemand weerhouden om niet ook nog het dubbelganger-motief te gaan gebruiken in romans over klonen, of met machines die alle menselijke geheugen overnemen — Houellebecq verkende dit namelijk al. En deed dat slecht.

Bij Max Frisch is Stiller de achternaam van de hoofdpersoon in de roman. Zelfs beweert dit personage evenwel White te heten, en Amerikaan te zijn; geen Zwitser.

Naast een onbetrouwbare verteller heeft het boek dus ongetwijfeld veel vragen over wat dat is, identiteit. Want dat fascineerde Frisch nu eenmaal.

[ Lees al mijn overwegingen bij Stiller hier ]


Stiller | Erstes Heft
Max Frisch

Zeven schriften schreef de hoofdpersoon vol in deze roman, als hij zit opgesloten. Maar het eerste vult 85 bladzijden van de 438, en dat was me goed genoeg — dus is een eerste conclusie dat lezen me de komende tijd eerder vier of vijf weken zal kosten dan zeven.

Het boek begint met de zin: ‘Ich bin nicht Stiller!’ Alleen wist ik vooraf aan het lezen al beter.

De hoofdpersoon is op doorreis in Zürich opgepakt, waar hij herkend werd als de beeldhouwer Anatol Ludwig Stiller; die verdacht wordt van spionage voor de Russen.

Zelf beweert hij een Amerikaan te zijn, met de naam James Larkin White. Maar bijna niemand gelooft dit.

Mij bevreemdde wat hoe Frisch negeert dat er weinig Amerikanen zijn die vloeiend Zwitser-Duits zullen spreken, of omgekeerd dat er nooit gezegd wordt of ‘White’ zich in het Engels tot zijn ondervragers richtte of niet.

Alleen is dat een detail.

Evenmin interesseert de hoofdlijn van de roman me in het bijzonder — die vraag wat nu precies iemands identiteit bepaalt.

Frisch schrijft soms heel goed, zij het dan in passages die er niet meteen het meeste toedoen. Stiller/White weet bijvoorbeeld wonderbaarlijke lulverhalen te vertellen aan zijn advocaat. En kijk, dat boeit dan telkens zeer.

[ lees mijn reeksje over Stiller hier ]


Stiller | Zweites Heft, Drittes Heft
Max Frisch

De vraag wat literatuur is, zal nooit beantwoord kunnen worden. Definities schieten tekort. Per definitie. Maar voor mijzelf kan ik wel een antwoord geven op de vraag wat goed schrijven is.

Goed schrijven, is wat Max Frisch presteerde in de roman Stiller. Door dit boek zo veel rijkdom te geven dat er ook van te genieten valt zonder dat het verhaal me nu zo wezenlijk interesseert. De wisselingen in register zijn bijvoorbeeld opvallend knap. En goed voor het tempo; wat opnieuw een kwaliteit vormt.

Want dat verhaal is wel bekend uit de rest van zijn oeuvre. Te vaak lijkt het alsof Frisch in diens fictie alibi’s aan het verzinnen was, voor wat hij mispeuterde in zijn eigen leven. Zoals in zijn vele verwikkelingen met vrouwen. Uit bijna elk boek blijkt dan telkens dat hij niet anders kon dan weer een ander neuken.

Zogenaamd.

Zo gaat het Tweede schrift dat Stiller/White volschrijft over wat deze man af weet over het huwelijk vroeger tussen de beeldhouwer Stiller en de mooie ballerina Julika.

Julika was altijd moe, en als ze eindelijk naar een dokter gaat, blijkt daar ook een reden voor te zijn. Dus moest ze kuren. In Davos.

Aldaar laat ze zich uiteindelijk de belangstelling van een man aanleunen, mede omdat Stiller thuis evenmin stil zat, en een affaire was begonnen met Sybille — een vrouw die veel later de echtgenote zal blijken te zijn van de openbare aanklager, in de zaak waarvoor hij heel de roman gevangen zit.

Het Derde schrift is dan weer net als het eerste, een chaotisch opeenvolging van korte scènes. Met Stiller/White de zwetser voortdurend aan het woord. Al komt opnieuw Julika op visite, en weten dankzij haar nu ook de laatste twijfelaars zeker dat Stiller toch echt Stiller is. En daarmee dat het meeste van wat die mijnheer White hen vertelde lulkoek was.

[ lees mijn reeksje over Stiller hier ]


Stiller | Fiertes Heft, Fünftes Heft, Sechstes Heft
Max Frisch

De roman Stiller is te dik. Al wist ik dat van tevoren ook wel. Erg weinig boeken met meer dan vierhonderd pagina’s zijn namelijk te dun.

Maar de derde leesweek van dit projectje bracht gewoon te weinig plezier. Alles wat gezegd moest worden voor de intrige van het boek, was namelijk in de eerste twee delen al gezegd. Dus brachten de relatieve korte delen vier, vijf, en zes enkel op details nog nieuws. Waarmee nogal wat noodzaak ontbrak aan de tekst.

Vele bladzijden hadden ook zonder problemen weggelaten kunnen worden.

Frisch schreef ook telkens van die ondoorgrondelijk lange paragrafen; die zich dan pagina’s voortslepen, en de layout van zo’n bladzijde tot een afschrikwekkend geheel rechthoekig grijs front maken.

Goed daarom dat ik nog slechts een week hoef van mijzelf met deze roman.

Enfin, aan te tekenen voor het uiteindelijke boeklogje over deze roman moest nog wel dat de openbare aanklager, Rolf, die het nawoord schrijft, ook al eerder in het boek de vertellende instantie is. En over hoe het zit tussen hem en Stiller is me nu meer duidelijk geworden.

[ lees mijn reeksje over Stiller hier ]


Stiller | Siebentes Heft, Nachwort
Max Frisch

Er komt een deus ex machina voor in het boek, die me slecht beviel. Ineens is er een broer van Stiller. Die kalmpjes alle boetes betaalt die Stiller heeft opgelopen; onder meer door zijn burgerlijke plichten niet na te komen. Hij had het bijvoorbeeld moeten melden naar het buitenland te gaan.

Max Frisch wilde verder met de roman. Natuurlijk. Hij had zichzelf wat vastgeschreven met die gestrande man in het gevang, die per definitie niet veel bewegingsruimte heeft. Dus werd er een oplossing gezocht om het verhaal weer vlot te trekken.

En zo’n oplossing van buiten deugt dan niet, wat mij betreft. Die is te makkelijk.

Het tweede boekdeel, dat verteld wordt door de aanklager, gaat dan ineens ook samenvattend over hoe het Stiller verder verging in het leven. Hij en Julika kwamen weer samen, en gingen ergens buitenaf wonen. Haar gezondheid bleef slecht. Ze gaat ook nog dood.

En, dat had allemaal niet gehoeven, van mij.

De attractie van deze roman zit duidelijk in de eerste delen. Als een man plotseling gevangen is genomen, en zich dan verdedigt door zijn omgeving van alles wijs te maken.

Maar, er zijn aanzienlijk betere romans van Max Frisch. Die wetenschap hielp niet bij het lezen.

Boeklogje op vrijdag.

[ lees mijn reeksje over Stiller hier ]


Stiller
Max Frisch

[…] Punt werd wel dat de biografische feiten waar ik graag meer over had gelezen amper in het boek voorkomen. Zo zou Stiller in de Spaanse Burgeroorlog hebben meegevochten.

Ook over zijn beroep — hij is beeldhouwer — wordt vrijwel niets verteld. Behalve dan dat Stiller een licht atelier had.

Is er rond 1950 nog een vlucht van hem naar de VS, om zichzelf helemaal opnieuw uit te vinden; waarbij Stiller een zelfmoordpoging deed. En daar staat het boek al evenmin uitgebreid bij stil.

Nee, bovenal gaat het verhaal in de roman om twee relaties. Om Stiller’s huwelijk met ziekelijke ballerina Julika, en om diens affaire met Sybille; die later de vrouw blijkt te zijn van de openbare aanklager in zijn strafzaak.

En juist door deze verhaalelementen vermocht ik het verwijt te begrijpen dat zo vaak tegen Frisch is ingebracht — net als tegen zo veel mannen van zijn generatie — dat hij geen vrouwen kon beschrijven. Levende wezens werden zij namelijk niet in dit boek. Schaakstukjes waren het, waarvan zo af en toe de positie wisselde; omwille van het grotere strategische plan van de schrijver. […]

boeklog 10 iv 2015


Quote of the Day | 0410

In the early days I thought it was a condition sine qua non that you had to believe, otherwise it’s a bad book. Then I think it changed. Actually, with Gantenbein I took the position that everything was offered as a hypothesis, and that it was not important for you to believe it. It’s playing with possibilities. I don’t believe that one’s biography can only have been this way—your life could have been quite different. Literature should show possibilities and avoid the idea that what happened had to happen. I don’t believe this aphorism.

Max Frisch, The Art of Fiction No. 113