Het zijn net mensen
Joris Luyendijk

[…] Als ik kritiek moet hebben op Luyendijk’s boek, dan toch dat hij er niet op ingaat hoe het komt dat de koers van de persbureaus is zoals die is.

Wel weet hij heel goed aan te tonen wie de zegslieden zijn in die dictaturen daar; hoe lonend het is voor de gemiddelde wetenschapper in Caïro om door de New York Times geciteerd te worden. Want, dat levert uitnodigingen op voor fora in het buitenland, wat aanmerkelijk beter betaalt dan de betrekking in eigen land. […]

boeklog 415


Zomergasten viii

Ron Kaal schrijft nu al een paar jaar in de Varagids profielen van de komende gast in het VPRO TV-programma Zomergasten. En hij doet dat met een diep etsende zuurheid.

Eerder besteedde ik al eens aandacht aan wat hij op de boeken van Joost Zwagerman had aan te merken. En ook Leon de Winter’s werk komt er niet best vanaf.

Goed geschreven zijn deze romans bepaald niet. Alles wordt herhaald (bang dat de lezer de draad kwijtraakt?), alles wordt benoemd (bang dat de lezer het niet snapt?), alles wordt voorgekauwd. De lezer hoeft niet zelf te denken, alleen maar te slikken. Is dat het recept voor een bestseller?

[…] in de romans van De Winter begroet de lezer de fictie van de film.

Goed, ook ik vond Kaplan zo’n merkwaardig zwak boek dat ik nooit meer iets van De Winter zal lezen. En toch gaat morgenavond Zomergasten aan, bij mij.

Maar dat heeft een andere reden. Leon de Winter heeft duidelijke meningen over wat er in het Midden-Oosten gebeurt, al lijken mij die meningen meestal op weinig anders dan vooringenomenheid gebaseerd te zijn.

Zijn interviewer, Joris Luyendijk, heeft een heel andere visie. Al is het wel afwachten of hij de bedeesde beleefdheid durft op te geven die de eerdere afleveringen van Zomergasten dit jaar nogal mat maakten.

eerder over Zomergasten op dit weblog


Zomergasten ix

Interviewen is verschrikkelijk moeilijk. En toch brengen bijna alle media iedere dag tal van vraaggesprekken. Dat komt omdat interviewen heel erg makkelijk lijkt. Stel een vraag, laat een bandje meelopen voor het antwoord, en zend of typ dat uit.

De goede vraag op het juiste moment stellen, vraagt ervaring, tact en kennis, en bovenal het vermogen om te luisteren. Dat eist nogal wat inspanning van de journalist. Het is daarom een heel stuk makkelijker om met een vooropgezet plan een vraaggesprek aan te gaan. Wat vaak gebeurt, is dat de journalist de antwoorden van tevoren zelf al bedenkt, en alleen nog de intonatie en woordkeus van de gesprekspartner als variabele nodig heeft.

En soms zelfs dat niet eens.

Mijn doorgaans zo negatieve oordeel over het niveau van de Nederlandse journalistiek is mede gebaseerd op de ervaringen die ik opdeed met de slachtoffers. Nogal wat mensen willen niet meer geïnterviewd worden, omdat hun woorden eerder al eens verkeerd zijn weergegeven of eenvoudigweg niet eens begrepen werden.

Maar goed, niet zelden is het ook omgekeerd. Dan heeft de journalist zich wel voorbereid en moet die verbijsterd merken dat de gesprekspartner alleen maar holle clichés weet te spuien.

Misschien was dat voor mij wel de meest ingrijpende ervaring die ik opdeed in de journalistiek. Om mee te maken dat diegene die tegenover mij zat weliswaar soms verbluffend goed met woorden om kon gaan, maar dat vooral deed om te verbergen niets te zeggen te hebben. Al was het maar door een elementair gebrek aan kennis.


click image to play. 2.05 minutes

Nogal wat politici ontmaskerden zichzelf zo in een vraaggesprek met mij.

Leon de Winter is ook zo’n hol daverend vat gebleken. Dit weet nu mede dankzij de uitzending van ‘Zomergasten‘ gisteravond.

Gastheer Joris Luyendijk stelde na zo’n anderhalf uur in de uitzending, toen de geestelijke vermoeidheid aan beide kanten had toegeslagen, een nogal hondse vraag. De verwoording was aanzienlijk beschaafder, maar eigenlijk vroeg hij: wie ben jij dan wel dat je zo zeker weet wat je allemaal stelt in je polemische stukken?

De Winter maakte de fout daarop in te gaan, en toen hij besefte nooit een goed antwoord te kunnen geven een blufferige tegenaanval in te zetten.

Nu weet ik niet hoe hij zich hier wel uit had kunnen redden. Misschien had alleen een cynisch grapje gewerkt. ‘Ja Joris, we weten allebei dat je het makkelijkst meningen formuleert over waar je het minst van af weet.’

Toch beving me gisteravond weer de bijna existentiële paniek die zich opdringt als ik weer een nietswetende politicus interview. Is dit werkelijk alles wat er nodig is? Wat handigheid met taal en een onwrikbaar dom vertrouwen in het eigen gelijk?


Lies, damned lies, and statistics | 2

Dat Google Analytics biedt toch wel veel informatie, als enigszins inzicht verkregen is hoe die software zijn schatten prijsgeeft. Zo leerde ik vandaag dat de afdeling geschiedenisboeken, of wat ik daar dan onder versta, hogelijk gewaardeerd wordt op mijn boeklog. Nergens anders blijven zo veel bezoekers zo lang online.

Verder levert het opvragen van de adressen op de eerste en de tweede plaats in deze ranglijst dezelfde pagina op. Verschil had daarin van mij niet gemaakt hoeven te worden.

Een boek bespreken van internetberoemdheid La Roze levert toeloop op, en het boek van Joris Luyendijk werd deze zomer ineens erg populair toen hij ‘Zomergasten’ op televisie ging presenteren. Dat is twee keer weer een bewijs dat faam zijn eigen belangstelling genereert.

Maar toch, geschiedenis.

Terwijl ik geen enkele monografie heb behandeld, en de boeken die ik beroepshalve las niet eens besproken heb.

Eens kijken of dit eind van het jaar nog zo is.


Lijstjes van 2006 | 12

Het populairste bericht op eamelje.net is dit jaar: mijn opname van Harold Pinter’s toneelstukje ‘Apart from that’. Tevens het enige postje waarnaar gelinkt wordt vanaf wikipedia, bij mijn weten.

Het populairste boek op boeklog is: Joris Luyendijk’s Het zijn net mensen; niet in geringe mate vanwege zijn klus bij het TV-programma ‘Zomergasten’. Als ik had geweten dat er zoveel vraag naar zou zijn, had ik wel iets meer werk van die bespreking gemaakt.

Ook verrassend populair: de lijst met besproken titels.


Plaats des oordeels

Robert Fisk, éen van de weinig correspondenten in het Midden-Oosten die ik wel vertrouw, werd vorig jaar geïnterviewd voor het project ‘Conversations with history’. Uit dat gesprek is me éen ding vooral bijgebleven.

Fisk citeerde daarvoor een oudere collega:

He said, “Bob, a lot of people will tell you the Israelis are right, or the Syrians are right, or Palestinians are right, or the Christians are right, or the Muslims are right in Lebanon.” He said, “Believe me, they’re all bastards.”

Het fundamentele probleem van alle journalistiek is dat problemen versimpeld moeten worden, om ze voor een groot publiek begrijpbaar te maken. En wat mij opvalt aan die versimpeling is dat daarvoor vaak klassieke sjablonen uit de vertelkunst worden ingezet.

Goed tegenover fout zetten, is éen zo’n sjabloon. Het vertelt veel makkelijker als het publiek voor tenminste éen partij sympathie krijgt.

Zij tegenover wij zetten, is ook een makkelijke keuze. Hele religies zijn op dat simpele onderscheid gebaseerd.

Hoor tegenover wederhoor plaatsen, is zo’n zelfde schematische aanpak gebruiken. Journalisten wanen zich onpartijdig, en vinden daarom dat zij zich altijd aan hoor en wederhoor moeten houden. Maar wat dan als beide ondervraagde partijen liegen? Of als éen partij zeer ervaren is in het bespelen van de media, en de andere totaal niet?

En dat zijn nog maar de vragen die spelen als er twee duidelijk te onderscheiden partijen te interviewen zijn.

Ik schreef eerder over deze problematiek, onder meer hier. Daarom viel het boeklogje wat kort uit dat ik maakte over Joris Luyendijk’s boek Het zijn net mensen. Maar de titel was me wel meteen opgevallen, ruim voor het een bestseller werd.

Gisteravond toonde VPRO’s documentairereeks Tegenlicht de film bij dit boek. Die bracht op zich geen nieuwe inzichten, al was het fijn nu ook beelden te hebben bij Luyendijk’s kritiek op de verslaggeving over het Midden-Oosten.


click image to play. 1.36 minutes

Maar toch. Hoe vertel je mensen via de media dat het nieuws dat zij iedere avond om acht uur bekijken, niet deugt? Dat een gerespecteerd instituut een enge en vertekende blik op de werkelijkheid geeft?

Zie ook:
boeklog 266: Het journaal
boeklog 567: Journaaljaren


The Screen Wipe Guide to TV

Iedere woensdagnacht op BBC2, media-educatie van een niveau waarbij Joris Luyendijk vergeleken nog maar een beginneling is.


een brave en meegaande journalistieke cultuur

Nederland heeft, en ik citeer, ‘een brave en meegaande journalistieke cultuur’, zegt Simpson, en in zulke landen kan het twee kanten op. Ik citeer opnieuw: ‘Of je krijgt een arrogante politieke cultuur die niet meer de noodzaak voelt zich te verantwoorden. Of je krijgt een politieke cultuur die saai en vervelend is, en niet langer de samenleving vertegenwoordigt. Ik weet niet welke van de twee erger is.’

Joris Luyendijk, in zijn Van der Leeuw-lezing [pdf]

Zie ook de Van der Leeuw-lezing 2007 van Seymour Hersh [pdf].


Weblogjaar 2007

De meeste bezochte pagina’s op eamelje.net in 2007 waren:

  1. Opruiming [alleen om de foto van Claudia de Breij, en de schaamhaarmode van 2005]
  2. MP3 van week 44 | 2006, omdat daar een link opstond naar dat liedje van de reclame met die parapluzwevers;
  3. De borsten van Franka, uit mei 2004 alweer;

runners-up: het filmpje met de palings van Achterwerk in de kast, Katja Schuurman bij Zomergasten.

Conclusie: sex sells. En niets van wat ik in 2007 wrochtte kon het publiek massaal bekoren.

 

De meest bezochte besprekinkjes op boeklog waren in 2007:

  1. De literaire kring, van Marjolijn Februari;
  2. Het zijn net mensen, van Joris Luyendijk;
  3. Prisma Woordenboek Fries;

Conclusies: een boek dat besproken werd in april 2007 voert de ranglijst aan, voor een boek waarover ik in juli 2006 al schreef. Maar had ik eerder over het Prisma Woordenboek Fries geschreven, had dit waarschijnlijk de lijst aangevoerd.


Overwegingen | 52

  1. Het is triest om te moeten constateren dat vlak na mijn woorden gisteravond, over onze oorlog in Afghanistan, er vandaag alweer twee doden zijn te melden daar;
  2. Dat maakt het totaal zestien nu;
  3. Gaat het wel om de Nederlandse militairen, hè. Over de doden onder de Aghaanse bevolking, die onze aanwezigheid daar brengt, wordt nu nooit eens bericht;
  4. Dat kan ook niet, zo legde Joris Luyendijk vorig jaar in de Van der Leeuw-lezing al uit. Doe niet zo naïef:

    Wat in Uruzgan gebeurt? Hij schudde het hoofd met een mengeling van gene en minachting:

    Daarvan krijgen jullie in Nederland dus echt bijna niets mee, en dat is logisch: wij rapporteren ieder contact met de vijand. Dat rapport gaat naar de basis en daar kijkt eerst een jurist ernaar en daarna een communicatiedeskundige.

    Vervolgens wordt het officieel naar buiten gebracht, dat wil zeggen, tenzij zo’n bericht militaire of politieke belangen kan schaden. Nou, alleen al doordat de hele operatie politiek is verkocht als een opbouwmissie en niet als een vechtmissie, blijft vrijwel alles op de basis.

  5. Of zoals Luyendijk het verderop in zijn lezing [pdf] stelt: als Afghanistan een nieuwe schande als Srebrenica zou opleveren, welke journalist zou daar dan ooit iets over te weten kunnen komen?
  6. Maar, je moet durven investeren in goede Transatlantische betrekkingen, zo heeft mijnheer Balkenende al eerder bedacht met zijn mannenbroeders;
  7. Een stevige band met een corrupt Amerikaanse regime is makkelijk zestien doden waard;
  8. Oud-CDA-leider De Hoop Scheffer keurig een nieuw baantje bezorgen, was het wel waard om de Nederlandse democratie voor te ondermijnen;
  9. Onderzoek komt er nooit, naar het waarom van de steun aan de illegale invallen van twee autonome landen;
  10. De politieke partijen die zulk onderzoek blokkeren, zijn daarmee medeplichtig aan alle oorlogsmisdaden gepleegd te Afghanistan en Irak;
  11. Bij alle triestheid is dan toch goed nieuws dat hoge ambtenaren erop wijzen dat Balkenende cs. geen juridische legitimatie hebben voor hun steun aan beide oorlogen;

Flat Earth News

In mijn boeklogje van vandaag refereer ik in algemene zin aan Joris Luyendijk, terwijl andere media dezer dagen nogal wat aandacht hebben voor een boek dat tegen inmiddels hem werd geschreven. In de marge daar weer van signaleert Arnold Karskens dat Luyendijk bang is geworden. En toch is dat gekrakeel onder journalisten oninteressant.

Elke verslaggever meent maar tegen de fnuikende trends van het vak in te gaan, en zelf wel een hoge standaard aan werk te bieden.

Tuurlijk.

Goed, deze waan gun ik de journalisten ook wel. Zulk leuk werk doen ze meestal niet. Dat zij zich desondanks uitverkoren weten, helpt vast om dat door anderen gestuurde rotleven vol te houden. Hup, jongens, dus maar. Zet hem op.

De zelfwaan verklaart alleen niet waarom zelfs in de couranten zo zelden iets staat dat me werkelijk interesseert. Of waarom de Nederlandse pers zo abominabel slecht volgt wat er in Brussel besloten wordt. Om maar eens twee grieven te noemen die ik heb.

Interessanter is wat TV-criticus Hans Beerenkamp signaleerde, door simpelweg te turven wie er het vaakst verschenen in de min of meer serieuze talkshows op de publieke omroep.

Dat blijken vooral politici te zijn, van minstens 40 jaar en ouder. Mannen bovendien. Alhoewel mevrouw Verdonk de ranglijst aanvoert.

Buiten de politici komen vooral beschouwers aan het woord. Journalisten, programmamakers, en een handvol deskundigen. Allen bekend van TV, omdat ze snappen hoe het medium werkt, en meebuigen.

Pas wanneer slecht in de mal van praatprogramma en actualiteitenrubriek passende, originele persoonlijkheden bij uitzondering in beeld verschijnen, valt op hoe weinig verfrissend de rest van het peloton is. Deze week waren Herman Stevens (consul van Birma) en D. Hooijer (winnaar van de Libris Literatuurprijs) mooie voorbeelden van afwijkingen van de norm. Zij gaven korzelige, weinig meegaande antwoorden en bleven helemaal zichzelf. Ook blijkt dan uit de verwarring van hun interviewers hoe groot de gewenning is aan de gebruikelijke leveranciers van kant-en-klare soundbites.

Andere, dodelijke constatering van Beerenkamp:

Wat vooral ontbreekt zijn de originele denkers, de creatieve geesten, de eigenheimers, intellectuelen en non-conformisten. Ze laten zich vermoedelijk deels afschrikken door de onmogelijkheid om in het formaat van een snelle dagelijkse nieuwsrubriek een betoog tot een goed einde te brengen. De televisie denkt dat de kijker korte, flitsende interacties wil, met een ondervrager die de touwtjes strak in handen probeert te houden. Het is de vraag of dat waar is; in ieder geval worden we op die voorkeur afgericht.

En dat is nu net wat ik vrijwel al die journalisten en buitenlandcorrespondenten ook verwijt. Zij helpen tezamen een ernstig versimpeld wereldbeeld in stand te houden dat helemaal niet zo bestaat.

Nederlandse politici zijn volkomen oninteressant, omdat ze geen bewegingsvrijheid hebben. De belangrijkste beslissingen worden elders genomen. In Washington, of Brussel, of in die vieze schimmel aan adviesraden en andere oncontrontroleerbare instituten om Den Haag.

En deze maanden worden de Amerikaanse presidentsverkiezingen belangrijk gemaakt, terwijl welke nieuwe president ook amper verschil zal kunnen maken met de huidige. Hoogstens mag je hopen dat de volgende niet Iran gaat binnenvallen om de olie daar.

Maar zo kakelt het maar door. Zo kakelt het maar door.

boeklog 987: Flat Earth News


Het Frisia-Nederland conflict

Op pagina 141/142 van Het zijn net mensen poogt Joris Luyendijk de oorlog tussen Israël en de Palestijnen te verduidelijken met Nederlandse verhoudingen. Bij hem scheidt dan in 1946 Frisia zich van Nederland af, om vervolgens met steun van de VS langzaam de rest van het land in te nemen.

Ruiter Jansen werkte dit gegeven uit in een kaart. Die, zoals ook met kaarten in historische atlassen, verhelderend werkt. Bij wie de vergelijking vindt kunnen, tenminste.

[via]


Help, ik moet met de media omgaan | 12
Warna Oosterbaan en Hans Wansink

* deze tekst staat ook online als het boeklogje van 13 vi 2010

Journalisten hebben merkwaardige waanideeën. Ze denken dat kranten om nieuws draaien, en dat geen samenleving zonder hun goede werken kan. Daardoor vinden journalisten het bedreigend dat er kranten verdwijnen, en de bladen die er zijn zo veel lezers verliezen.

Warna Oosterbaan en Hans Wansink zijn journalisten; of waren dat toen zij dit boek schreven eind 2008. De eerste werkt bij NRC-Handelsblad, de tweede bij De Volkskrant. Beide couranten heten kwaliteit te bieden. Alleen vind ik die claim overtrokken, want ik mis stelselmatig een heel aantal onderwerpen in deze dagbladen, en zie te veel aandacht gaan naar zaken die beter zonder konden doen.

Dat Oosterbaan en Wansink journalisten zijn, betekent helaas dat als zij al kennis bezitten, deze kennis oppervlakkig is. Om dan toch iets te schrijven waaruit inzicht spreekt, moeten zij vrijwel steeds anderen aan het woord laten. Dat is op zich een gebruikelijke werkwijze, en ook niet erg, ware het niet dat vervolgens uit de samenstelling van dit boek duidelijk wordt hoe weinig inzicht de heren hebben. Wat aandacht krijgt in dit boek, toont vooral hoe vastgeroest zij zitten in hun positie als dagbladjournalist; voor wie zelfs ideeën over de exploitatie van hun podium al iets vreemds zijn.

Ook alle digitale ontwikkelingen in het medialandschap worden beschreven als een onweer op afstand. Over wat weblogs zijn, hebben Oosterbaan en Wansink bijvoorbeeld in boeken gelezen. Terwijl boeken nu net bij ontwikkelingen op internet al bij verschijning op de feiten achterlopen.

Dus in plaats iets eigens over het weblog te schrijven, komen ook zij niet verder dan wat gebruikelijke clichés onder mensen die al te lang voor de papieren media werken. Zoals in dit citaat, dat me pijn deed door zijn arrogante nietszeggendheid:

In Nederland zijn de bloggers te vinden op hun eigen sites, op verzamelsites als Weblog.nl of Blogger of Blogspot, en op tal van andere plekken. Tot de journalistiek kunnen al die bijdragen moeilijk gerekend worden. Het zijn veel privézaken die de revue passeren en de bloggers geven wel commentaar op allerlei berichten, maar dat zijn vrijwel altijd de berichten die door de gevestigde media zijn aangedragen. Vaak ook zijn het geruchten en speculaties die aanleiding zijn voor hun reacties. [78]

Nu vind ik het mooie aan weblogs dat ze zo divers zijn. Zo lees ik een behoorlijk aantal die mij juist nieuws vertellen dat de massamedia niet brengt; of hoogstens pas vele weken later. Ook zijn er vele weblogs die boeken bespreken waar de massamedia aan voorbij gaan. Of mij inderdaad wijzen naar pareltjes van artikelen elders; die lang niet altijd eerst op papier verschenen zijn.

Bestaan er ook nog vele andere digitale media daarnaast.

Het enige dat weblogs voor mij gemeen hebben, is een zekere gezamenlijke architectuur en navigatie. Ze op éen hoop gooien, en dan ook nog stellen dat hun makers allemaal journalisten willen zijn, maar dit niveau niet halen, is een zeer onnozele vorm van zelffelicitatie van deze beide heren.

Maar, wat mij domweg verbijstert, is dat zo’n vooroordeel als dat over weblogs slechts benadrukt hoe zeer zij in hun ideeën beperkt zijn. Dat kranten door uitgevers gemaakt werden om advertenties te verkopen, en dat zo de wildgroei aan katernen en bijlagen is te verklaren, komt niet bij hen op.

Evenmin zien zij dat, zoals de Amerikaanse socioloog Herbert J. Gans het formuleerde, de papieren courant voor de generaties na ons een onbegrijpelijk merkwaardig product zal zijn. Vanwege alle moeite en geld die het kost dit product bij de lezer te bezorgen. En door de beperking daarbij dat nieuws maar éen keer per dag geactualiseerd wordt. Plus op zondagen niet.

Voor Wansink en Oosterbaan blijft namelijk de grabbelton heilig die elke papieren courant inhoudelijk is. Want het publiek moet niet alleen lezen waar het over wil lezen.

En zelfs aan hun pleidooi aan vakgenoten en uitgevers om voor kwaliteitsjournalistiek te kiezen — waar toch het hele boek aan is opgehangen — kleeft iets merkwaardigs.

Zo wordt er onder meer veel aandacht gegeven aan een rede van Jan Blokker, die inmiddels tot boek is uitgewerkt, waarin de Nederlandse journalistiek nu net een stelselmatig gebrek aan kwaliteit verweten wordt. Persmensen waren lang meestal lieden die in andere beroepen mislukt waren. Dagbladen dienden ook allereerst een zuil, en dus éen bevolkingsgroep, wat de kwaliteit van hun informatie bezoedelde. En pas sinds de jaren zeventig is er sprake van enige kwaliteitsverhoging. Al zit die er vooral in dat kranten meer artikelen afdrukken, en dat onder die artikelen meer opinie en duiding is te vinden.

Zeldzaam hypocriet vind ik zelfs de proloog uit De krant moet kiezen; waarin Wansink en Oosterbaan juichen hoe goed de kwaliteitskranten over de moord op Pim Fortuyn schreven, de dag daarop. Omdat dezelfde kwaliteitskranten in de maanden voordien nu juist zo stevig meehielpen de atmosfeer te kweken waarin het een logisch idee kon worden om een populistische politicus te gaan vermoorden. Een blindheid die de hoofdredacteuren overigens later met meel in de mond hebben toegegeven.

Evenmin weten deze couranten momenteel raad met Geert Wilders, of de vraag waarom er mensen zijn die op diens partij stemmen.

En ook nog, De Volkskrant deed een openlijke poging de verkiezingen van 9 juni 2010 te beïnvloeden, door groot een artikel te publiceren over de onhaalbare begrotingen van de verschillende partijen. Dat stuk bleek alleen een canard.

Bij de verkiezingen van eind 2006 deed De Volkskrant een vergelijkbare poging tot beïnvloeding, toen met een canard over martelpraktijken in Afghanistan.

Ik vind het dus vreemd om steeds zo veel bewijzen te zien dat kwaliteitsjournalistiek hier amper bestaat. En waar die bestaat dan hoogstens in boeken en documentaires wordt aangeboden. En in de couranten zeker niet voorkomt, alleen al om de aard van die media. Dit maakt het onbegrijpelijk om twee heren te zien beweren dat kwaliteitsjournalistiek wel degelijk kan in een dagblad, en zelfs aan couranten de redding moet brengen.

Nu ja, ze zijn sympathiek over Joris Luyendijk’s bedenkingen bij wat een correspondent kan brengen aan nieuws uit een dictatuur.

Merkwaardige dromers zijn het kortom, die Oosterbaan en Wansink. Omdat het zo vreemd is om kwaliteitsjournalistiek gepromoot te zien worden met een boek waaruit blijkt dat twee hoog aangeschreven journalisten van zogeheten kwaliteitscouranten niets hoeven te weten van het landschap waarin zij opereren. Noch het gezonde verstand hoeven te hebben die beperking op een andere manier te overwinnen.

Warna Oosterbaan en Hans Wansink
De krant moet kiezen
De toekomst van de kwaliteitsjournalistiek

197 pagina’s
Prometheus, november 2008

Help, ik moet met de media omgaan | 15
Joris Luyendijk

verscheen onder andere titel ook als het boeklogje van 19 xi 2010

Lobbyisten besteden maar een klein deel van hun tijd op het Binnenhof, om parlementariërs te masseren. Dit ontdekte Joris Luyendijk tot zijn grote verbazing tijdens gesprekken met deze beroepsgroep. Het is veel effectiever om in Brussel te lobbyen, of op een eerder moment ambtenaren te voeren. Als beleidskeuzes nog in Den Haag beïnvloed moeten worden, is dit eigenlijk al te laat.

Dus begrijpt Luyendijk ineens niet meer zo goed dat de media alleen maar aandacht hebben voor wat er rond het Binnenhof gebeurt. Of waarom bijna alle verhalen in de kranten en op televisie over de poppetjes daar gaan.

Ik begrijp al die zo verkeerd gerichte media-aandacht evenmin. En de dossiers Democratie? en Media in crisis op boeklog getuigen ervan dat ik daar altijd al antwoorden zocht op de vraag naar de redenen voor die journalistieke gemakzucht.

Joris Luyendijk had een andere motivatie. Hij mocht het functioneren van de Haagse perssociëteit Nieuwspoort voor een maand observeren, in opdracht van deze organisatie. En omdat hij ooit tot antropoloog was opgeleid, werd het mogelijk politiek Den Haag te bestuderen alsof het een vreemde stam was, met hele eigen rituelen.

In Nieuwspoort komt namelijk iedereen. En tegelijk komt er niets uit Nieuwspoort. Dat is namelijk verboden. Het geheim. De sociëteit is ook ingebouwd in het gebouw van de Tweede Kamer, al zit de hoofdingang apart aan de zijkant.

Wat aan de rituelen van de stam opvalt, is hoe weinig open of transparant het politieke bedrijf in Nederland bedreven wordt. Een ledenlijst van Nieuwspoort krijgt Luyendijk niet. Welke journalisten en lobbyisten een pas hebben voor het Tweede Kamer-gebouw is geheim. Terwijl zulke lobbyisten in en uit kunnen lopen bij Tweede-Kamerleden; bij wie de deuren van hun kantoren niet eens op slot kunnen.

Bewindslieden hier schrijven ook vrijwel nooit memoires, zo stelt Luyendijk. [Boeklog heeft overigens een dossiertje]. En journalisten melden al evenmin alles wat ze weten. Anders krijgen ze een volgende keer niets meer toegeworpen aan nieuws. Doen ze eens een keer iets niet goed, in de ogen van politici, dan volgt er ook rustig een eenzijdige boycott.

De enige journalist in Den Haag die er positief uitspringt bij Luyendijk is Peter Middendorp. Maar die lijkt inmiddels vooral geaccepteerd te zijn als dorpsidioot. Middendorp geeft op zijn beurt aan vooral medelijden te hebben met iedereen werkzaam daar.

Terloops wordt ook even gesignaleerd dat de oppositiepartijen nauwelijks de kennis hebben, of de middelen, om adequaat tegenspel te bieden tegen regeringsvoorstellen. Een geciteerd Kamerlid vertrouwt erop dat de Nederlandse ambtenaar iedereen goed van dienst zal zijn.

Ondertussen worden Kamervragen meestal gebaseerd op krantenberichies, en andere hypes. Waarover de media dan opnieuw kunnen berichten, in een vicieuze cirkel aan nutteloos rumoer, denk ik dan.

Luyendijk verwoordt dan geen andere conclusie als C. John Summerville al in 1999 trok, en daarbij ook veel beter uitwerkte. Politiek nieuws werkt als een soap, met morgen weer een nieuwe aflevering, en daarom met hoogstens een cliffhanger vandaag.

Joris Luyendijk liep in september 2010 rond in Den Haag. Toen er volgens de media vreselijk veel speelde, omdat de kabinetsformatie het nieuws domineerde. Hij leerde daar vooral uit hoe belangrijk het voor de door gelegerde journalisten was om gezien te blijven worden, zelfs al wilde geen van de politici aan het einde van een dag onderhandelen iets meedelen. Maar het blijft nodig de familieband daar goed te houden; in die incestueuze kliek.

Mede daarom probeert hij de komende maanden, samen met de krant NRC-next, eens politieke journalistiek te bedrijven op een dieper niveau. Om dan te kijken hoe een wet echt tot stand komt. En dat lijkt me nuttig, en goed, en ook een hoop werk.

Ik hoop wel dat hij daarbij ook eens bronnen met naam opvoert, in plaats van slechts anonieme zegslieden aan te halen, zoals in dit pamflet.

Nu is het beste aan dit boekje dat Luyendijk enigszins bekendheid heeft, door de TV, en zijn kritiek daarom hopelijk ook eens mensen bereikt voor wie het wel nieuws is wat hij vertelt.

Joris Luyendijk, Je hebt het niet van mij, maar…
Een maand aan het Binnenhof
111 pagina’s

Overwegingen | 1122

Kritiek op de media hebben, is best. Zolang je maar niet voor de media werkt;
De aanmerkingen van buitenstaanders worden namelijk gewoon genegeerd;
Maar kritische vakbroeders moeten hun plaats weten. Anders zijn er altijd wel vrijwilligers om hen op hun plaats te zetten;
En zo blijft een toch heel nuttige discussie almaar uit;

Vorige week kwam het boekje Je hebt het niet van mij, maar… uit, van Joris Luyendijk;
Ik schreef daar donderdag over, op boeklog. Waarbij mijn voornaamste conclusie in de eerste alinea’s staat;
Als ook Luyendijk constateert dat de Haagse politiek niet vreselijk belangrijk is, waarom covert de journalistiek dan toch alleen maar altijd die Haagse politiek?

Vandaag reageerde Hans Laroes, de hoofdredacteur van het Journaal, in een briesend stuk op Luyendijk’s veldwerk;
Mooiste aan dat betoog is nog wel dat Laroes zichzelf gelijkstelt aan een Woodward & Bernstein;
Terwijl het Journaal, waarvoor dagelijks honderden journalisten werken, toch nooit enige scoop van formaat had;

Ad van Liempt, die de geschiedenis van het Journaal onderzocht toen het vijftig jaar bestond, kon slechts éen saillant feit vinden;
Eén keer in die halve eeuw was er een minister afgetreden, om iets dat het Journaal aan het rollen had gebracht;

En Woodward & Bernstein zijn de schaamlap voor de hele journalistiek;
Al bijna veertig jaar lang inmiddels;
Terwijl het stom toeval was dat zij tijd hadden om te onderzoeken wat er speelde bij die inbraak in het Watergate-gebouw;
En dit enkel omdat ze gedegradeerd waren naar de stadsredactie — de politieke redactie zag er geen verhaal in;

Zou Laroes dus Woodward & Bernstein willen zijn, dan moet hij zichzelf toch eerst degraderen;

En terwijl op dit moment de euro op allerlei manieren ondergraven wordt, moet ik mijn informatie daarover toch echt in buitenland halen;


Confrontaties

Interviewen is moeilijk, schreef ik hier in 2006.

Geïnterviewd worden, is ook niet eenvoudig. Dit zei voormalig PvdA-leider Wouter Bos op het eerste interviewgala in Amsterdam.

Tegelijk kunnen interviews heel illustratief zijn. Bos telt vele interviews onder zijn favoriete TV-fragmenten. Waaronder de confrontatie tussen Joris Luyendijk en Leon de Winter, hierboven. Zoals ik in 2006 ook al zag.

Overigens, leeft Leon de Winter nog, of blok ik hem inmiddels automatisch weg?


Citaat van de dag | 1215

Als mensen echt gaan ontdekken dat ze dertig, veertig jaar lang gewerkt hebben voor een pensioen dat er niet meer is, dat hun huis niet zo veel waard is als ze in volle huizenboom geloofd hebben, denk je dat ze zich dan vragen zullen stellen bij hun eigen gedrag? Nee, ik loop hier nu al bijna veertig jaar rond op aarde, en ik weet dat ze liever zullen roepen dat een ander het heeft gedaan. Iemand zal de schuld krijgen.

Joris Luyendijk, bij Humo

Luyendijk’s weblog bij The Guardian over de financiële wereld in Londen.
Boeklog over Luyendijk


Citaat van de dag | 0321

Alle collega’s van de jongeman bij de kredietbeoordelaar zijn volgens hem hardcore neoliberaal. En toch zijn ze tegen privatisering, want het werkt niet.

Ik heb de afgelopen week proberen na te denken waarom journalisten, columnisten en politici hier niet veel meer op hameren. Hypothese: het is erg moeilijk om een kartel als problematisch te zien als je er zelf ook in zit. Hoeveel kwaliteitskranten zijn er nu? Hoeveel hoogwaardige nieuws- en achtergrondprogramma’s op tv en radio? En hoeveel grote politieke partijen?

Joris Luyendijk, ‘Het probleem van de vrije markt’