Lezen van een scherm

Lezen van een scherm, wordt dat ooit wat? Het antwoord op vragen of iets in de toekomst gebeuren zal, luidt voor mij vrijwel altijd: ja, maar. Er zal zeker iets veranderen, niemand kan alleen zeggen wat; omdat niet met zekerheid te zeggen is hoe het beeldscherm er over vijftien, twintig jaar zal uitzien.
De laatste weken heb ik meerdere malen de vraag gekregen of ik een e-reader kopen zou. Daarop luidde het antwoord niet anders dan op al die vragen over PDA’s, iPods, en andere specialistische apparatuur die jaren terug even flink gehypet werd. Het lijkt me meestal te vroeg om zulk spul aan te schaffen. De technologie is nog te primitief, te lelijk, en er zijn nog te veel vragen over licenties en prijzen.
En ik begrijp het voornaamste bestaansrecht van de elektronische boekenlezer ook niet zo goed. Het ding wordt aanbevolen omdat je een boek dat je niet hebt onmiddellijk kunt bestellen, en dus direct in bezit kunt hebben.
Ik lees en verzamel boeken toch heel anders. Daar speelt snelle behoeftebevrediging bijna geen rol in. Een goed boek is ook eeuwig actueel, en niet alleen geldig op dat ene moment.
Van tijdschriften, of kranten, snap ik weer wel dat het prikkelen kan om die onmiddellijk te willen hebben; vanwege het nieuws dat ze brengen, of het direct gewenste amusement. Maar elektronische boekenlezers worden zelden of nooit aanbevolen om hun kioskfunctie. Al was het maar omdat vrijwel geen kranten en tijdschriften aantrekkelijke digitale versies kunnen leveren.
Uiteindelijk gaat het ook bij e-readers om drie zaken; en onderscheidt het ding zich niets van alle draagbare apparaten die de laatste vijftien twintig jaar op de markt verschenen. Die eerste vraag luidt altijd: wat is de speciale functionaliteit? Daarop gevolgd door: wat is de kwaliteit van het scherm? En de derde vraag is: hoe lang houdt de accu het vol?
En dan valt op dat de boekenlezers altijd op die laatste twee kwaliteiten worden gepromoot. Ze werken met elektronisch papier, en daarvan zou de resolutie, en dus leesbaarheid, groter zijn dan van wat een computerscherm biedt. Bovendien kunnen e-readers het dagenlang volhouden zonder te worden bijgeladen; mits de WiFi of andere communicatiefunctie wordt uitgezet.
Maar andere apparaten zijn ook steeds zuiniger aan het worden. Mijn netbook heeft een autarkie van ruim zes uur, maar er zijn er ook al die acht uur van het stroomnet kunnen, of meer. En dat is een hele werkdag.
Het voornaamste voordeel van elektronisch papier is op het moment dat het geen belichting van achteren nodig heeft, zoals computerschermen. Want zo’n backlight vreet de meeste stroom; meer in elk geval dan de voortdurende verwisselingen van het beeld.
Maar toen Nicholson Baker deze zomer over de Kindle schreef, Amazon.com’s e-reader, merkte hij daarbij op net zo lief van het scherm van een iPod te lezen. Omdat de pixels daarvan zo klein zijn, en dus de schermresolutie zo hoog wordt. Het duurde even voor ik iemand tegenkwam die de Kindle-applicatie op zijn iPhone had, voor die uitspraak te controleren viel. En toen zag ik dat Baker gelijk had.
Mede daarom denk ik dat de huidige e-readers doodgeboren kindjes zijn. En dat toekomstige elektronische boekenlezers in functionaliteit veel meer op een notebook of netbook lijken, dan een apparaat waarop alleen boeken zijn te lezen.
Of er dan nog met beeldschermen wordt gewerkt, lijkt me wel een vraag. Wetenschappers die ik daar over sprak, inmiddels alweer bijna tien jaar terug, verwachtten een ontwikkeling naar heel groot, en heel klein. Elektronisch papier krijgt nut, maar dan op muren, als behang met extra functies. En voor individueel gebruik heeft irisprojectie zo zijn voordelen.
Dus denk ik zelfs dat een discussie met experts over hoe de hersenen reageren op het lezen van een scherm, hoe interessant ook, een tijdelijke discussie is.
Boeklog over Nicholson Baker
Boeklog over Maryanne Wolf