Ruim 1000 dagen werk | vii-xii 1993
Koos van Zomeren

Ruim halfweg, en nog altijd zeker drie weken van dit. Bijna elke dag een maand aan teksten lezen van vijfentwintig jaar terug. Zonder twijfel is dit nu al de leeservaring van 2018.

Van Zomeren, ondertussen, had heel goed door welke uitwerking die korte columns hadden op zijn lezers.

De mensen beginnen mij aardig te vinden. Ik bedoel mensen die me niet kennen maar zo nu en dan een stukje van me lezen, en ja, dat zijn nu eenmaal aardige stukjes; huisje, boompje, beestje en in het ergste geval een wolk erboven, daar zul je je niet gauw een buil aan vallen; en ja, het is ook zo, iemand met zo’n fijn gevoel voor een vogeltje in zijn hand kan niet slecht zijn, niet echt.
[…]

De tol

Ik sta iets ambivalenter tegenover de auteur. Later werk toonde hem ook weleens in een veel negatiever hoedanigheid. Maar, hij blijft er telkens op uitgaan, en dat alleen al is zeldzaam bij een schrijver, en hij neemt dan waar. En misschien gaat het me nog net iets meer om hoe die waarnemingen dan verwoord werden dan om de waarneming op zich. Dat er dankzij Van Zomeren iets te zien valt in zijn stukjes is al zo rijk; zelfs al is dat kijken dan tweedehands.

Directe opinies bieden zijn teksten zo veel minder.

Tekenen des tijds: Koos van Zomeren stuurde zijn columns elke dag nog met de fax naar de krant. Natuurlijk. Zo ging dat toen.

En, in Zwitersland op hoogte zien ze dat de gletschers aan een grote terugtocht zijn begonnen sinds een jaar of tien. Geen woord nog over een ‘opwarming van de aarde’, of hoe het taalgebruik nu ook luidt. ‘Broeikaseffect’ hoor ik nooit meer. Gewoon de constatering: in de negentiende eeuw waren hier nog enorme pakken sneeuw en ijs, dat verminderde, en nu lijkt alles wel heel rap te verdwijnen. De berg ziet er daardoor nogal anders uit.

[ Lees al mijn aantekeningen bij Ruim duizend dagen werk hier ]


[x]#14319 fan woensdag 11 juli 2018 @ 00:00:00