Ruim 1000 dagen werk | iii-vii 1992
Koos van Zomeren
Op alle werkdagen éen maand aan oude columns lezen, dat kon weleens een goed ritme opleveren voor dit project. Vierentwintig à vijfentwintig tekstjes per keer, van iets meer dan 250 woorden het stuk. Van Zomeren publiceerde er iedere week zes, omdat in Nederland nog altijd geen kranten uitkomen op zondag.

En in 1992 al helemaal niet.
Zo’n eerste week met een heel dik boek is allereerst een verkenning — al scheelt het behoorlijk dat ik dit werk al ken, en niet ook bezig moet om de schrijver te leren lezen.
In de eerste maanden van deze verzameling is Koos van Zomeren 46 jaar oud. Hij woont dan in Woerden — tegenwoordig is dat zijn geboortestad Arnhem. En hond Rekel leeft nog. Met grote regelmaat trekt hij er op uit, in Nederland, altijd met als doel ergens de natuur in te duiken.
Ook de vakantie in Grindelwald in juli is allereerst een verslag van hoe het daar buiten is.
Niettemin dook er toch ook al een enkele column op, tussendoor, die een metakarakter heeft, waarin het dan ineens gaat over het schrijven zelf. Ik weet niet of er die dagen verder geen inspiratie was, maar zulke columns vallen ineens op omdat daar niets in gebeurt.
Misschien is de grote kwaliteit van deze tekstjes dus wel altijd geweest dat de taal iets aan beweging had vast te leggen. Waardoor er toch spanning was in wat heel goed tegelijk de beschrijving kan zijn geweest van een verstild moment. Stilte wordt pas echt invoelbaar als het rumoer erom heen ook is benoemd.
Toch, Van Zomeren mag zichzelf dan later in éen van zijn columns een verkleiner hebben genoemd — die altijd een teveel aan indrukken terug brengt tot een enkele zin — in deze eerste columns diende een lange beschrijving met regelmaat wel degelijk om een stuk op lengte te krijgen.
[ Lees al mijn aantekeningen bij Ruim duizend dagen werk hier ]
[x]#14238 fan donderdag 21 juni 2018 @ 00:00:00