Diary | 1955-1956
Witold Gombrowicz

Aan het einde van het dagboek over 1956 zijn ineens twee nogal polemische essays opgenomen in Gombrowicz’ Diary. In het eerste keert hij zich tegen alle dichters — om dat hun taal hem de meest saaie denkbaar lijkt. In het tweede rekent hij af met de tot dan onaantastbare Henryk Sienkiewicz; de Poolse grootmeester van het historische drama; en de Nobelprijswinnaar voor literatuur van 1905.
En ik mag zulke polemiek graag lezen. Zonder het altijd eens te hoeven zijn met de auteur.
Al geldt bij Gombrowicz ook dat hij inmiddels heeft bewezen doorgaans betrouwbaar te oordelen; gezien de vele opinies in de vier jaar aan literair dagboek daarvoor die te controleren waren.
Maar ik begrijp zo goed waarom het soms nodig is om eens even wat stevige uitspraken te doen. Want daarvoor hoeft het niet eens nodig te zijn die te menen. Enkel de exercitie om alle normale beleefdheid eens te negeren, en gewoon eens te zien wat er dan aan ergernis opwelt, kan al zo verrijkend zijn. Ik bedoel, toen ik serieus begon te lezen waren er in de Nederlandse literatuur ook vele heilige huisjes — zoals die ‘Grote Drie’ — die decennia iedere normale discussie onmogelijk maakten over wat er deugde en wat niet hier.
En ook ik zou me nog eens luidop moeten uitspreken over wat me aan poëzie ergert. Verder dan wat terloopse sneren op boeklog en hier kwam het nog niet. Terwijl er geen literair genre is waarvan het rendement bij het lezen voor mij lager ligt dan het gedicht.
Desondanks staan de kasten bij mij vol met dichtbundels.
Dus zo neem ik Gombrowicz’ dagboek tot me. Minder passief lezend dan in vele andere boeken. Hij daagt me met regelmaat uit om na te denken, en tegenwerpingen te verzinnen, en ook om nu eindelijk eens zelf iet te doen.
Dat is allemaal heel plezierig. Alleen al.
[ lees al mijn gedachten over Gombrowicz’ dagboeken hier ]
[x]#10411 fan zaterdag 20 oktober 2012 @ 23:58:00
Achille van den Branden op 24 oktober 2012 @ 00:35:05
En opnieuw lijkt het of we twee verschillende dagboeken aan het lezen zijn. De tirade tegen Sienkiewicz staat bij mij midden in het jaar 1955, niet op het eind van ’56.