Geur
Te fietsen | week 02

Zicht is het verreweg belangrijkste zintuig dat aangesproken wordt op de fiets. Want wie niets ziet, rijdt zo makkelijk ergens tegen op. Of die wordt al snel door anderen overreden.

Gehoor is om dezelfde redenen van belang. Verkeer van achterop maakt zich nu eenmaal het eerst kenbaar door geluid te maken, voor wie geen ogen in zijn achterhoofd heeft.

Wonderlijk genoeg heb ik inmiddels ervaring genoeg met achteropkomend verkeer om te kunnen horen hoe snel dit rijdt, en hoe zwaar en breed dit is. Het geluid dat ontstaat doordat voertuigen lucht verplaatsen, vertelt nogal veel.

Andere zintuigen spelen veel minder een rol op de fiets. Tastzin is hoogstens van belang om op gevoel een drinkbus uit de houder te halen, of die daarin weer terug te zetten. En de smaak stompt altijd af tijdens een lange rit — ik kan dan dingen eten die me thuis niet zouden aanstaan.

Evenwicht is vanzelfsprekend hoogst nuttig op een fiets; alleen wordt evenwicht nooit bij de vijf zintuigen gerekend die er toe doen — wat aantoont dat het onzin is om over slechts vijf zintuigen te blijven spreken.

Geur flakkert als zintuig hoogst zelden even op tijdens het fietsen.

Fietsend door de stad is reukzin een nutteloos orgaan, door alle kwalijke dampen van het verkeer. Buitenuit zijn het ook allereerst de sterke geuren die de aandacht opeisen. Geen varkenshouderij of pluimveefokkerij is voorbij te rijden of ik herken ze aan de stank.

Zelden ruikt het ergens echt lekker. Hoogstens wil het in de lente op een windstil plekje nog weleens zwaar naar bloesem ruiken.

Regen op een warm wegdek tijdens een zomerdag heeft heel een eigen geur.

Dennenbossen.

En de zee ruikt. Vanzelfsprekend. Al is die zilte geur iets landinwaarts prettiger dan heel nabij het water; waar zo gauw de stank overheerst die ik dan rottend zeewier noem.

Heel soms is er een menselijke activiteit die prettig ruikt. Op het lokale industrieterrein rook het weleens naar winegums — want die werden daar gemaakt. Ook in Oosterwolde staat een welriekend snoepfabriekje. En op Tweede Kerstdag reed ik richting Joure terwijl het bijna windstil was, waardoor de geur van koffie uit de Douwe Egberts-fabriek niet kon verwaaien, en me werkelijk kilometers lang omhulde.

Maar dat was dan weer van het goede te veel. Daar kreeg ik dorst van, en zin om met het fietsen te stoppen; om ergens even een bakkie te halen.


[x]#11450 fan maandag 6 januari 2014 @ 12:36:21