Memoires van voor ik kon lezen. Een experiment i
Ik herinner mij waar het bed stond: in het midden van de rij links vanaf de deur gezien. Misschien dat het een kinderbed was, misschien een standaardbed, maar alles lijkt groot op die leeftijd. De hekjes aan de zijkanten waren omhooggeklapt, hoewel ik nooit verschrikkelijk woelde. En vooral was het bed verschrikkelijk hoog. Einden van de grond; wat vast handiger voor de verpleegsters was, maar voor mij als vierjarige bijna onoverkomelijk. Dat eeuwigdurende moment als ik daar hing, pogend om mijn rechterknie over dat hekje op het matras te krijgen zodat ophijsen makkelijker zou gaan. En andersom, als ik op mijn buik van het bed langzaam omlaag schoof, maar dan onmogelijk in kon schatten hoe ver mijn bungelende voeten nog van de vloer af waren. Vaak was de landing hard. Toch ging het ook wel eens helemaal goed, zonder dat mijn voeten pijn deden; daar was ik dan trots op.
Ik herinner mij dat er kinderen waren die niet zelf in of uit bed konden komen, en daarbij geholpen moesten worden. Dat ik de eerste keren ook geholpen ben, maar toen zelf durfde, omdat er een andere jongen was die dat gewoon maar deed.
Ik herinner mij dat linkstegenover me een al enorm grote jongen een werkblad had op zijn bed, waarop hij het model van een galjoen aan het maken was. De zeilen hadden verticale banen. Daarvoor moest je veel ouder zijn, want oneindig veel knapper wist ik zeker.
Ik herinner mij dat er een mevrouw was die zei dat ze de juf was, wat mijn kleine hersentjes niet helemaal verwerken konden, want een juf hoorde bij een school. Maar ze was wel aardig. We waren bij haar in een speelruimte, en daar vertelde ze over de operatie. Al die andere kinderen vroegen alle aandacht. En er was poppenkast.
Ik herinner mij een nogal schemerige kamer. Geruststellende stemmen. Uitleg. Een kapje met een zwarte gepolsterde rand dat om mijn mond gezet zou worden. Ik weet sindsdien hoe de dood ruikt, want die heb ik toen even geroken; de dood ruikt allesdoordringend verrot zoet violet. Een keer inademen en ik was helemaal weg.
Ik herinner mij steeds wakker te worden met een keel van vuur. Er stond drinken op het nachtkastje, drinken in een hoge stenen beker dat even alle pijn wegnam als ik slikken durfde. Maar hoe lang ik dat medicijn eerst ook nog in mijn mond hield op het laatst, het was al heel gauw op. Ik durfde niet om meer te vragen; wist zeker dat meer niet mocht. Er waren andere kinderen op de zaal die ook zo’n beker hadden, en daar af en toe een piepklein slokje uit namen – verschrikkelijke kinderen waren dat, zuinige monsters die alleen maar zo weinig drinken namen om mij te pesten.
Het grootste trauma uit mijn jongste jeugd moet dat geweest zijn: de operatie aan mijn amandelen; die standaardingreep voor bijna iedereen van mijn leeftijd. Panacee bij alle kinderklachten, hup eventje de schaar erin. Waren het mijn neusamandelen, mijn keelamandelen, wat gebeurde er eigenlijk allemaal toen? Het enige wat mijn ouders er ooit nog over zeggen, is hoe intens veel medelijden ze met mij hadden, toen ze op het bezoekuur kwamen en mij zagen slapen in een pyjamajasje bevlekt met bloed dat uit mijn mond was gedruppeld.
Verzwakt door de ingreep kreeg ik ook nog een wekenlang durende griep daarna.
[x]#559 fan zaterdag 22 mei 2004 @ 13:50:34