Homo ludens | een poging
Johan Huizinga

Van alle boeken die ik ooit in huis haalde en nooit eerder las, staat inmiddels het werk van Johan Huizinga me het meest verwijtend aan te staren met de rug. Werd er nog wel zo vaak over hem gesproken in het eerste jaar dat ik geschiedenis studeerde.

Al werd eigenlijk alleen telkens die ene wandeling langs het Damsterdiep gememoreerd, die hem het idee zou hebben opgeleverd voor Herfsttij der Middeleeuwen.

Herfsttij las ik dan wel. En de voornaamste indruk die van dat boek blijf hangen, is een herinnering aan de moeite die er aanvankelijk was met lezen van dat gebeeldhouwde Nederlandse van hem. Wat ik hoor te weten over dit boek kwam ook eerder via culturele osmose tot me dan uit die eigen ervaring.

Ook Homo ludens is een boek met een reputatie. En lezing moet me de komende weken iets meer opleveren dan de algemene wijsheid over deze uitgave dat volgens Huizinga het spel voorafging aan de cultuur. Of dat in dit boek voor het eerst het woord ‘ludiek’ is gebruikt.

Verder speelt mee dat ik vermoed dat me mogelijk iets aan Hesse’s Glasperlenspiel ontgaan is — in die roman wordt namelijk juist een spel gezien als hoogst denkbare vorm van cultuur.

Daarnaast is er mijn bevreemding, zoals opgemerkt bij de boeken van Wagendorp of Stokvis op boeklog, dat knalharde strijdmetaforen zo’n vreemd stevige plek innemen in onze huidige samenleving.

[ lees hier al mijn gedachten bij Huizinga’s Homo ludens ]


Homo ludens | I, II, III
Johan Huizinga

De eerste twee hoofdstukken van dit boek stemden niet erg optimistisch over het vervolg. Al werd zeker duidelijk dat Huizinga daarin met filosofie bezig was. En dus ideeën over de werkelijkheid projecteerde.

Een heel hoofdstuk wijden aan het gegeven dat het woord spel in het grote tal aan hem bekende talen voorkomt, is niet zo heel boeiend. Zelfs al bestaan er dan nuanceverschillen tussen die talen.

Maar in hoofdstuk III bracht de historicus echte feiten in, uit de geschiedenis, en daarmee werd het hele thema van het boek ook meteen een stuk begrijpelijker. Zo benadrukte Huizinga dat verzekeringen lang nogal negatief bekeken werden. Ze golden als een gokspel — omdat ze een weddenschap leken op wat er in de toekomst kon gebeuren.

Op mijn weblogs is de huizenmarkt in Nederland al te vaak een piramidespel genoemd om daarom niet meteen parallellen te zien. Iedereen met een koophuis gokt erop dat dit meer waard gaat worden de komende jaren, en de vaderlandsche politiek ondersteunt die gok met miljarden per jaar. Kost wat om een heel land met onverantwoord hoge schulden op te zadelen, maar dan heb je ook niets, behalve een kunstmatig hoog opgekrikt Bruto binnenlands product, zo lijkt het idee te zijn.

Dat spel en wedijver een onderdeel is van elke cultuur, zoals Huizinga claimde, daar wil ik dus inmiddels wel aan. Van zijn voornaamste premisse, dat spel vooraf zou gaan aan cultuur, is me zeker nog niet alles helder.

[ lees hier al mijn gedachten bij Huizinga’s Homo ludens ]


Homo ludens | IV, V, VI, VII, VIII
Johan Huizinga

Voornaamste associatie die Homo ludens oproept, is er opvallend genoeg éen met een boek dat in de tijd net iets daarvoor geschreven werd. Het standaardwerk Über den Prozeß der Zivilisation van Norbert Elias.

Grappig alleen al is dat de socioloog Elias in zijn werk heel wat meer historisch verantwoord bezig was dan de historicus Huizinga met diens nogal vrij-zwevende filosofietjes lukte — Huizinga bedreef duidelijk wetenschap zonder mogelijk bewijs.

Maar, beide hadden iets opgemerkt aan de samenleving en de cultuur waarin zij leefden. Dat er regels waren namelijk. En dat daar opmerkelijk aan was vooral dat lang niet al die regels opgeschreven stonden, en ook dat lang niet iedereen zich altijd en overal aan zulke afspraken hield.

De kern van de twee hierboven genoemde boeken lijkt me zo bezien aardig gelijk. Vervolgens verschilt nogal wat de auteurs met dat uitgangspunt hebben gedaan.

Elias zocht uit welke regels wij zijn gaan internaliseren, en welk gedrag daarmee ineens onbeschaafd werd gevonden, en welk beschaafd. Weinig mensen pissen tegenwoordig nog in een hoek van hun woonkamer, als ze moeten.

Huizinga vind ik tot nu toe nog vooral een soort postzegelverzamelaar, die overal kleurige bewijsjes vandaan plukt die goed in zijn betoog passen. Dus stonden er nu hoofdstukken op mijn leesmenu over het spelelement — en dus de ervaren spelregels — in de rechtspraak, in de krijg, in raadsels, in de poëzie, of in de verbeelding.

Dit boek moet wel een heel sterk slothoofdstuk krijgen, wil ik nog van meer overtuigd raken dan van Huizinga’s brede belezenheid en talenkennis.

[De eerste Nederlandse recensie van Über den Prozeß der Zivilisation verscheen overigens in 1940. Toch is voor mij een vraag of de beroemde Huizinga het werk van de toen nog vrijwel totaal onbekende Elias gekend kan hebben.]

[ lees hier al mijn gedachten bij Huizinga’s Homo ludens ]


Homo ludens | IX, X, XI, XII
Johan Huizinga

Voor wie eenmaal een hamer heeft, wordt alles een spijker. Ofwel, tot bijna het einde van dit boek meende ik vooral dat Johan Huizinga met die nadruk op dat spel een krachtige nieuwe metafoor had gevonden om van alles mee te verklaren waar eerder nooit een goede verklaring voor had bestaan.

Ook ik heb bijvoorbeeld debatten in de huidige Tweede Kamer vaak genoeg vergeleken met een zielloos spelletje. Zoiets als ganzenborden. ‘Going throught the moves’. Omdat voor de oppositie altijd de put wacht, doordat de regeringspartijen nu eenmaal besloten hebben hun bewindslieden te zullen steunen; maakt niet uit hoe legitiem of waar de argumenten daar tegen zijn; óf hoe onnozel de machthebbers daardoor lijken.

Weet bovendien ook nog niemand wat regeringsbeleid precies uithaalt in de praktijk, omdat daar nu eenmaal geen enkele structurele controle op is.

Maar, Huizinga zag dit dus zelf ook, in éen van de slothoofdstukken, dat hij een heel sterke metafoor gevonden had, die zo makkelijk over alles te projecteren was, dat de werkelijkheid daar geheel onder kan verdwijnen.

Homo ludens eindigt tamelijk in mineur, als een kritiek op een cultuur waarin het spel weg was. Omdat Huizinga constateren moest dat in de negentiende eeuw, vooral onder invloed van al die nieuwe opkomende politieke stromingen, het spelelement in de cultuur verdwenen zou. Om niet meer terug te keren ook.

Zelfs dat de wedstrijdsport zich door vooral Engelse initiatieven ontwikkelde, en zich naar vaste regels voegde, waardoor sporters ineens hun sport als beroep konden gaan uitoefenen, betekende toch allereerst dat alle speelsheid er daardoor uit verdwijnen zou.

Ik vermoed nog éen en ander om dit boek te moeten lezen om iets meer te begrijpen over het cultuurpessimisme van Johan Huizinga — Homo ludens verscheen bovendien in 1938, toen voor velen de vraag niet was óf er een nieuwe oorlog zou komen, hoogstens wanneer.

Boeklogje volgt desalniettemin hopelijk snel.

[ lees hier al mijn gedachten bij Huizinga’s Homo ludens ]


Homo ludens
J. Huizinga

[…] Het beste is, zo heb ik ondertussen geleerd, om vooraf aan het lezen van een klassiek boek geen verwachtingen te hebben over de inhoud. Wat ooit uniek was aan zo’n tekst zal gauw eens zijn overgenomen door navolgers, die daarmee onzichtbaar hebben gemaakt wat de eigenlijke kwaliteit was van het werk. Daarentegen zal doorgaans snel duidelijk zijn waarin zo’n boek is achtergebleven in de tijd.

Alleen was wel nuttig geweest als ik van Homo ludens had geweten dat het uiteindelijk een cultuurkritiek is. Dat de historicus Johan Huizinga heel zijn boek gebruikte om te wijzen op welke rijkdom het spel de cultuur heeft gebracht, om daarop te kunnen klagen dat het spelelement inmiddels nogal schrijnend ontbreekt overal. Impliciet stelt hij dat verkalking lijkt te zijn opgetreden in alles. Bewegingsvrijheid ontbreekt.

Al ontstond dat probleem al in de negentiende eeuw, volgens Huizinga, door de opkomst van de massabewegingen met een politieke kleur. […]

boeklog 15 vi 2018