Bedenkingen bij een prachtprestatie

Vaste bezoekers aan dit weblog weten dat ik een zwak voor wielrennen heb. Al gaat mijn voorkeur veel meer naar klassiekers uit dan naar rondes. Ik vind de Tour de France al jaren niet zo boeiend meer, vanwege het gecalculeerde rijden van de mogelijke winnaars.
Toch schreef ik vorige week niets over de overwinning van Floyd Landis in de 17e etappe. Toen er voor de verandering wel eens werd aangevallen. En ondanks dat Landis’ solovlucht tot de meest indrukwekkende sportprestaties behoorde die ik ooit heb gezien in de dertig jaar dat het fietsen me nu interesseert.
Ik was namelijk chagrijnig.
Een winnaar is zo goed als de tegenstand toelaat, en tegenstand was er nauwelijks geweest die donderdag. Het peloton liet hem begaan. Landis mocht zelfs 9 minuten voorsprong nemen van zijn concurrenten. Dus zag ik veel minder strijd dan me lief was.
En goed, dan komt vandaag uit dat Landis mogelijk doping gebruikt heeft, om beter te herstellen van zijn grote inzinking op de dag ervoor. Dat kan me op zich niet zo veel schelen, de anderen in koers doen ook van alles. Al is nu misschien wel verklaard waarom er die dag maar twee renners die laatste helling sneller beklommen dan hij.
Nee, het was die bijna willoze overgave van de anderen – dat gebrek aan strijd – dat me nog altijd ergert. Wedstrijden moeten niet gewonnen worden doordat de tegenstand zich misrekent, zo wil de romanticus in mij.