Te fietsen | week 01
de Clubman

Kon ik alles nog wel af met mijn bescheiden verzameling rollend materieel? Dat was de vraag die zich opdrong vorig jaar, nadat ik weer in fietsen geïnteresseerd raakte, als bezigheid om te doen.

Maar eigenlijk klopte die vraag zo niet. Eerst moet er een doel zijn om die fiets voor te gebruiken. En aan dat doel zijn dan ideale eigenschappen te koppelen. En vervolgens past daar weer éen type fiets het beste bij.

Deze gedachtegang leidde tot de conclusie dat ik het liefst van al nog eens een Clubman zou bezitten. Een relatief lichte fiets derhalve, van hoogstens een kilo of twaalf. Met een interne versnellingsnaaf achter, vanwege de mooie rechte kettinglijn, en om zo het noodzakelijke onderhoud flink te beperken. Want, het zou geen verschil mogen maken of het nu zomer of winter was wanneer ik het ding gebruikte. En een racestuur of in elk geval een laag stuur was zeker een vereiste — voor de passages door de polders met hun eeuwige tegenwind. Maar de geometrie moest wel aanzienlijk relaxter zijn dan die van de standaardracefiets; om al te nerveus stuurgedrag te vermijden.

De Clubman kwam direct na de Tweede Wereldoorlog in Groot-Brittannië op als model. Elk merk had daar fietsen die zomers te gebruiken waren om clubraces mee te rijden, of lange tochten mee te maken. ’s Winters schroefden de eigenaars er dan spatborden op, hingen ze een grote tas aan het zadel, en werd er ook wel verlichting gemonteerd. En zo had zo’n rijwiel het hele jaar nut.

Maar de Clubman leek niet meer te worden gemaakt. Of alleen als een soort replica door kleine fabrikanten. Tot ik het model T200 Reims ontdekte, van de autofabrikant Cooper, die ook wat aan fietsen er bij doet. En begeerte mij toch even aanraakte.

Bleef staan dat ik de prijs aan de hoge kant vond, en geen winkel in de buurt het ding had, zodat er niet even ergens was proef te rijden.

Al is erger nog dat niet zo maar spatborden te monteren zijn.
 

 


[x]#9670 fan donderdag 5 januari 2012 @ 08:00:00