Scoubidou
Wat nou Scoubidou een nieuwe rage?. Deze aflevering van Guust Flater werd voor het eerst gepubliceerd in Robbedoes 1485, op 29 september 1966. Het was toen al oud nieuws.
Wat nou Scoubidou een nieuwe rage?. Deze aflevering van Guust Flater werd voor het eerst gepubliceerd in Robbedoes 1485, op 29 september 1966. Het was toen al oud nieuws.
Op Gastonlagaffe.com vandaag een gag die ik niet ken.
Terwijl ik toch dacht alles te kennen van Guust…
Misschien uit die later verschenen verzamelbundels met restjes.
Lang geleden, toen ik nog striptekenaar wilde worden, boden de Guust Flater-strips me meer dan alleen vermaak. Geen beter leermeester dan André Franquin om iets te leren begrijpen over dynamiek en expressie in tekeningen.
Hoe maak ik bijvoorbeeld in twee plaatjes iemands irritatie duidelijk?
De officiële website die aan ‘Gaston Lagaffe’ gewijd is, plaatst al sinds jaar en dag één gag uit het rijke oeuvre online. Tot voor kort was dat niet heel interessant, want alleen de oude grappen van een halve pagina werden daarvoor gebruikt.
Tegenwoordig kunnen afleveringen uit alle albums langskomen; enige logica lijkt er niet achter te zitten. Dus kijk ik iedere dag weer naar een stripverhaaltje dat ik al minstens 25 jaar ken, om zonder naar het Frans te kijken me meestal ook de tekst in het Nederlands te herinneren.
Boog ik me eerder deze week nog over de dynamiek en expressie in de tekeningen van Franquin, is op het wereldwijde web nog veel meer aan nuttige informatie te vinden. Zoals de handreikingen van Disney-tekenaar Carson Van Osten.
Waarom veroudert iets, en waarom juist niet? Nu goed, dat zijn onmogelijke vragen. Net als dit voor schoonheid geldt, bestaat veroudering en verval waarschijnlijk alleen in het oog van de waarnemer. Een objectieve beschrijving van het verschijnsel wordt moeilijk; hoogstens zullen er cultureel bepaalde gemiddelden bestaan.
Maar mij valt bijvoorbeeld op dat de strip Guust Flater me ook na dertig jaar nog telkens kijkplezier weet te bieden, terwijl de veel recentere reeks gewijd aan Sjef van Oekel dit niet wist te doen.
En toch is de wereld van Guust Flater aanmerkelijk minder tijdloos dan die van Sjef van Oekel. De kantoren zijn anders ingericht nu, en de ‘office Leonardo’s’ van het moment wijden zich aan elektronica of misbruik van de computer.
Daar zijn aanmerkelijk minder visuele grappen over te maken.
Sjef van Oekel is veel minder cartoonesk — op de grappen na die duidelijk van Franquin geplagieerd zijn — en juist door dat realisme goed in staat om vervreemdingseffecten op te roepen. Ooit was dit wel leuk. Nu wilde het maar niet meer aardig worden; heel merkwaardig. Alsof ik alle trucs inmiddels al bij voorbaat herkende.
In boeklogje 1138 moet ik bovendien constateren dat de makers van Sjef van Oekel misschien wel nooit de mogelijkheden hebben gezien die de strip had kunnen bieden.
De officiële Guust Flater-website, die alleen in het Frans beschikbaar is, en daarom over Gaston Lagaffe gaat, werd herzien.
Een nieuw onderdeel is de ‘originele plaat’ van de dag. En daar kijk ik nu toch even met een meer dan gemiddelde belangstelling naar. Enerzijds omdat het onthullend is om een aflevering van een strip in zijn blootje te zien; voor de inkleurder en de drukker hun stempel op het tekenwerk zetten. En ook omdat zelfs zo’n simpele tekening al het talent van Franquin toont. Het staat er allemaal strak, in de inkt. Er lijkt bijna nooit dekwit gebruikt te zijn — dat wondermiddel van elke matige tekenaar om vergissingen achteraf te verbeteren.
Toegegeven. 25 jaar geleden was ik nog geïnteresseerder in de lijnvoering van Franquin. Wat hij met een penseel kon, was leven aanbrengen in een lijn. En op dat criterium alleen al halen vele tekenaars het gewoon nog steeds niet, bij mij.
De ‘originele plaat van de week’ blijft me fascineren. Helemaal omdat tegenwoordig alles met computers gebeurt, en strips zoals Guust Flater nu anders geproduceerd worden.
Ik begrijp ook niet helemaal wat het proces indertijd in hield. Ik neem aan dat Franquin een inkttekening maakte, en ook zelf zijn teksten inkte. Maar het kan al goed zijn dat iemand anders de lettertjes deed.
In elk geval zijn de hulplijntjes voor de tekst in potlood nog zichtbaar.
Op die inkttekening is een calque gelegd, die met plakband werd bevestigd. Bij andere ‘originele platen’ is te zijn dat ook weleens nietjes werden gebruikt.
En ik neem dan maar aan dat Franquin zelf in kleurpotlood de kleursuggesties heeft gedaan. Maar ook dat kan iemand anders hebben gedaan.
Wel is zeker dat de strip later ingekleurd werd met ecoline. Alleen meen ik te weten dat dit gebeurde op papier waar de originele inkttekening in blauw was afgebeeld. Over dit ingekleurde vel werd dan een transparant gelegd van de originele inktplaat, zodat het zwart goed uitkwam.
Van dat geheel werd dan weer een foto gemaakt, om op papier te reproduceren. Want, uiteindelijk deed alleen dat er toe; dat er iets op papier kon worden gedrukt.
Vandaar dat zo veel originele platen weggegooid zijn. Daarvan werd de waarde niet gezien.
Nu ja, tegenwoordig zijn er niet eens originelen meer.
Maar al dat werk ook…
[…] inmiddels weet ik best: natuurlijk, de uitgever heeft altijd leuk aan die oude albums verdiend. Maar niemand koopt ze nog, als er niet zo nu en aandacht op het bestaan van zo’n reeks wordt gevestigd.
Ik ben misschien wel te veel romanticus om op het woorddeel ‘handel’ te letten, als het om ‘boekhandel’ gaat. Dus kan de werkelijkheid me soms nog pijnlijk treffen. […]
Dat ik lees, en blijf lezen, komt ergens weg. Al gaat het mij te ver om de uitgaven die iets in mij aanraakten beslissende boeken te noemen, of boeken die mijn leven veranderden.1
De komende tijd op eamelje.net: een dozijn dat wat deed.
1] Hans Andreus, Meester Pompelmoes en de mompelmoes
Jeugdtrauma. De precieze titel van het boek weet ik niet meer. Hans Andreus schreef dan ook een hele reeks over de dikke schoolmeester, en zijn sprekende huisdieren. Maar ik weet vrij zeker dat ik het kaft van het betreffende boek nog herkennen zou. Online staat het niet. Mijn moeder las me ooit verhalen voor uit een dik boek over meester Pompelmoes. En terwijl dit boek nog lang niet uit was, verdween het toch ineens uit huis. Ik begreep niet waarom — het zal niet zijn geweest omdat mijn ouders ontdekt hadden dat Andreus onder zijn eigen naam had gediend bij de Waffen-SS. Maar sindsdien is het moeilijk van een boek te houden als ik het niet bezit. Mijn moeder ontkent overigens dat er ook maar iets gebeurd is.
2] R. Feenstra, de ‘Echo der eeuwen’-reeks
Voor elk boek dat je uitkiest om te lezen, worden nog veel meer genegeerd. En waarom iets aantrekkelijk lijkt, kan vaak nog wel worden uitgelegd. Waarom iets bij voorbaat al niets is, zonder er iets van te weten, blijft vaak onverklaarbaar. Boeken die werden uitgegeven in reeksen hebben me over vele angsten en vooroordelen heen geholpen. Had een schrijver iets gemaakt dat beviel, dan waren ook zijn of haar andere titels te proberen. Bracht een uitgever boeken in een serie uit, dan was de kwaliteit van de ene titel een garantie voor de andere. De oerserie in mijn lezende leven was de ‘Echo der eeuwen’, van Ruurd Feenstra. Dat waren gewoon wat verhalen over kinderen, maar dan geplaatst in een historische setting. Oer aan deze reeks was dat ik zelf op de lagere school besloot al de boeken te willen lezen. Niemand had op me het bestaan gewezen. Niemand had de boeken voor mij mee naar huis gebracht.
3] Franquin, De Flater-bende [1976]
De oudste stripalbums in mijn bezit zijn van Asterix. Die kosten indertijd ƒ 2,50, volgens een plakkertje achterop — dat is zoiets als € 1,15 in nieuw geld. Maar het was toch alleen Franquin waardoor ik striptekenaar wilde worden, als ik groot zou zijn. Een wens die nog altijd leeft. Franquin tekende, of beter penseelde, een lijn die leefde. Ik heb vaker over mijn bewondering geschreven.Vergeleken met hem zetten vrijwel alle andere tekenaars stijve poppetjes op papier. Stripalbums zijn bovendien boeken die herlezen moeten worden. En ik ken de albums van Guust Flater zo goed, door het eeuwige herbekijken, dat ik bij de Franstalige gag du jour, op de officiële site, doorgaans nog altijd weet hoe de Nederlandse tekst luidde.
Het Beeldverhaal liet gisteravond iets zien dat TV zelden brengt. In plaats dat enkel over een onderwerp gezwamd werd, kreeg de kijker een tekenaar aan het werk te zien.
Mark Retera toonde hoe hij een DirkJan tekent. En goed, dat was misschien nog steeds niet om het echie. En dan gaat het er zelfs bij strips niet om hoe de tekeningen tot stand komen, maar wat daar uiteindelijk op te zien is.
Toch. Een filmpje waarop zichtbaar was hoe Franquin een Guust Flater inktte — wat zou ik daar vaak naar kijken.