Wetten van de dag | 0203

In de eerste plaats vind ik dat een gedicht welluidend moet zijn, al zijn er natuurlijk ook prachtige gedichten geschreven die niet ‘bekken’. Maar ik eis van mijn gedichten dat ze een zekere welluidendheid hebben, dat het ritme – de tweede wet – zo dwingend is dat je de lezer in een noodvaart door je gedicht heenjaagt. Daarbij vind ik de inhoud van zeer, zeer veel belang en wil ik, elk gedicht weer, bevattelijke mededelingen doen. Of die je nu aanspreken of niet. Ik vind het ergens ook moediger om begrijpelijke poëzie te schrijven, omdat die veel scherper te beoordelen valt.

Ten vierde vind ik dat een gedicht zo min mogelijk, of liefst helemaal niet over de natuur zou moeten gaan: van dat soort poëzie hebben we nu wel genoeg gehad. Ik ben daar geen liefhebber van, nee. Geef mij maar het animale in de mens.

Ten vijfde vind ik dat een gedicht iets subversiefs, iets weerbarstigs moet hebben. Mijn gedichten mogen dan wel klassiek klinken, ze staan soms stijf van de agressie.

In de poëzie heeft niemand gelijk. Interview met Menno Wigman


[x]#13726 fan zaterdag 3 februari 2018 @ 12:15:41