Kapellekensbaan | t/m 101
Louis Paul Boon

Al na een paar pagina’s begon ik te twijfelen of ik De Kapellekensbaan ooit wel eerder gelezen heb. De kwaliteit van het boek klopte namelijk eens met de reputatie, en niet met mijn vaag afkeurende herinnering. Al was meteen ook duidelijk te zien dat de uitgever moeite zal hebben gehad met het manuscript. Zo schreef Boon nogal wat eigennamen fonetisch op, negeerde hij de regels voor het hoofdlettergebruik, en vertelt de roman zeker drie romanverhalen door elkaar.
Het zou jaren duren voor De Kapellekensbaan werd uitgegeven. De tekst lag domweg tijden bij De Arbeiderspers op de plank.
Hoofdverhaal in het boek is de levengeschiedenis van Ondineke, gespeld als ondineke door Boon.
Maar ondertussen is de schrijver van die geschiedenis met anderen in discussie of het schrijven van romans nog wel nut heeft in deze tijd.
Eén van deze commentatoren voegt eigen stukjes tekst toe die hij voor de krant heeft geschreven, en dan over reinaert de vos lijken te gaan.
Deze drie aparte lijnen komen telkens in korte fragmenten langs. Waarbij Boon me in de geschiedenis van Ondineke soms te haastig is — wat tegelijk ook betekent dat dit verhaal me interesseert.
Wel vergt het lezen aanzienlijk meer concentratie dan een gemiddelde roman eist.
En ook is er een vrees dat me dingen ontgaan, door een gebrek aan kennis over het idioom van Boon. Zo heet éen van de commentaargevende personages ‘de kantieke schoolmeester’. En dat ik niet wat weet ‘kantiek’ is, plaagt me. Komt het van kantig en dus hoekig? Van het kortaf uitgesproken woord katholiek? Gewoon van antiek? Verwijst Boon ermee naar Kant, en diens categorische imperatief?
Raadsels zijn het.
[ volg al mijn gedachten over De Kapellekensbaan | Zomer te Ter-Muren hier ]
[x]#9818 fan zaterdag 18 februari 2012 @ 10:54:07
Achille van den Branden op 18 februari 2012 @ 13:50:22
‘Kantieke schoolmeester’ wordt nog af en toe gebruikt in de betekenis van ouderwetsige betweter. Grappig: het is ook de naam van een ter ziele gegaan tijdschrift voor de Boonstudie. Als ik me goed herinner, betitelde Tom Lanoye er ooit de Vlaamse dichteres Christine D’haen mee, toen die zijn vertalingen van Wereldoorlog I-gedichten onder de maat vond.
‘Kantiek’ heeft niets met Kant te maken. Een kantiek is een lied. Het woord komt uit het Latijn, canticulum, liedje (vgl. canto, cantilene…). Stikt genomen wordt er een liturgische zang of liedpassage in de Bijbel mee bedoeld, een psalm ontleend aan andere boeken dan het psalterium. Wat meester Oedenmaeckers, die sceptisch staat tegenover de romankunst, met katholieke liederen te maken heeft, daarvoor zou ik Boon moeten lezen.