die reusachtige tragikomische mijn
Vandaar dat ik al jaren wacht op het moment waarop iemand die reusachtige tragikomische mijn gaat ontginnen en, met kennis van zaken, passend proza, doorlichting van personages, omstandigheden en intriges, eindelijk dé grote roman schrijft die de letteren van dit land verdienen.
Maar het zal wel wachten tot sint-juttemis worden, en de hoop verflauwt naarmate de jaren verstrijken en de werken van de Nederlandse schrijvers zich op mijn bureau opstapelen. Halverwege gestaakte leesavonturen, bladzijden verscheurd in ogenblikken van razernij, giftige commentaren geschreven in de marge, de woede afreagerend die ze bij me oproepen maar die ze in feite niet verdienen dat ik ze voor de voeten werp, want al tonen ze niet genoeg talent om door mij gewaardeerd te worden, waar is ook dat niets ze verplicht om het te tonen, waarmee de eis dat ze mijn geest moeten verrijken overdreven en onredelijk is.
Dank zij de in Nederland heersende mode van het ontboezemen zijn er wel schrijvers die, ofschoon niets bijdragend tot de verrijking van mijn geest, me zo nu en dan een uur van kostelijk vermaak bezorgen. Niet bij machte om hun problemen helder te formuleren, of een plot te weven dat lekker leest, wreken ze zich door een overdaad aan details over de werkelijke of ingebeelde complexen van hun eigen ik, intimiteiten debiterend die, zoals uitwerpselen, slechts in privé zouden moeten worden gestort daar het van wansmaak en weinig hygiene getuigt ze op de openbare weg achter te laten.
J. Rentes de Carvalho, Waar die andere God woont, 178-179
[x]#1205 fan donderdag 28 april 2005 @ 12:45:49