Filodeeg
“Ik geloof”, zegt verpleeghuisarts en filosoof Bert Keizer, “dat je met zo min mogelijk illusies bij het graf moet komen.”
in Trouw
username=universele passw=login
Probeer niet steeds uw leven aan mij te geven, mij ermee op te zadelen, mij alle beslissingen erover in de maag te splitsen. U bent 78 jaar, en zo niet wijs, dan toch in ieder geval oud genoeg om zelf te besluiten hoe u uw dag wilt doorbrengen. […] U kunt uw leven nu eenmaal niet als een lastig pakket aan een ander geven. Het is inderdaad gek geregeld op aarde: iedereen zit met zijn eigen leven opgescheept en dat ervaren we des te sterker omdat we allemaal naar een ander leven snakken. In elk leven zit een verlangen naar een ander leven. Dat wist u nog niet? Wel, bij deze dan.
Bert Keizer, Het refrein is Hein, 137.
Omdat niemand afgerekend mag worden op éen losse quote, opgetekend door een journalist die scoren wil, Bert Keizer in de herkansing.
Wat vind ik nu de beste Nederlandse schrijver? Dat is een rijkelijk onnozele vraag, al was het maar omdat ik geen auteur ken van wie ik alles, zonder voorbehoud, waardeer. Maar bij de bespreking van een boek van Bert Keizer viel me op dat hij wel erg hoog scoort op mijn persoonlijke ranglijst.
Waarom is dat dan? En waar mankeert het anderen dan aan?
Laat ik eerst wat tegenvoorbeelden geven. De meest besproken auteurs op mijn boeklog zijn Gerrit Komrij, Rudy Kousbroek en Ethel Portnoy. Bijvoorbeeld van Komrij waardeer ik zijn zakelijke teksten en columns enorm, terwijl het me niet eens lukt om zijn romans zelfs maar uit te lezen. En nog geldt bij het werk dat ik wel hogelijk waardeer dat het vooral de stijl is waar ik voor val. Zelden de inhoud. Omdat die meestal inhoud mist.
Kousbroek is wat hors concours, moest ik hem beoordelen. Bijna alles van hem waardeer ik hoog, maar zijn boeken hebben hun werk twintig jaar geleden al gedaan. De opwinding die er toen was bij het lezen, zal me nu niet meer overkomen.
In de categorie Kousbroek kan ik overigens meer schrijvers noemen, die me ooit veel brachten, maar nu eerder bevestiging bieden bij het lezen dan heel nieuwe inzichten tonen. Karel van het Reve onder meer, W.F. Hermans, Bob den Uyl.
Ethel Portnoy, waarvan ik dit jaar veel heb gelezen, is dan weer geen Nederlandse schrijver, op de keper beschouwd. Ook al verschenen haar boeken alleen in het Nederlands, altijd waren ze vertaald uit haar moedertaal Engels. Maar met dit voorbehoud geldt wel dat ik haar enorm bewonder; al was het maar omdat ze enige intelligentie veronderstelt in mij als lezer. Veel ongezegd laat, en dan toch aanbiedt door erover te zwijgen.
De afgelopen anderhalf jaar las ik twee romans van Bert Keizer, een boekenweekessaytje, en een bundel columns. Die boden mij veel. Heel veel.
Maar een vraag moet toch zijn of dat zo is omdat hij éen vast onderwerp heeft waar ik misschien wel te weinig vanaf weet.
Een Vincent Icke, of bijvoorbeeld een Karel Knip, waardeer ik mede zo hoog omdat ze met een getrainder wetenschappelijk oog naar de werkelijkheid kijken dan ik kan.
Maar behalve over leven en dood, schrijft Bert Keizer ook erg goed over geneeskunst. Heeft hij humor, en weet hij uit de filosofie ook net die vragen te pikken die mij interesseren. En zijn romans zijn ook als boek heel erg rijk.
Toch maar de beste schrijver dan?
Ik heb alleen niet zo’n zin die opera over Alzheimer te gaan bezoeken, waarvan hij het libretto schreef.
En een Jaap van Heerden scoort ook erg hoog, bij mij.
boeklog 500: Alles wordt niets
boeklog 134: Het refrein is Hein
boeklog 071: Koud liggen
boeklog 070: Tijdelijk feest
Vandaag is blijkbaar de verkiezing van ‘het beste boek‘ gestart; georganiseerd door de NPS en NRC-Handelsblad. Die titel is nogal slordig geformuleerd. Zo dingen alleen boeken van Nederlandstalige schrijvers mee. En dat ‘boek’ klopt al evenmin. Ik ken de titels niet waarmee Simon Carmiggelt of Marten Toonder zijn vertegenwoordigd. Op de longlist ontbreken verder nogal wat schrijvers die voornamelijk bekend zijn door hun dichtwerk, essays of monografieën.
Ik noem een Gerrit Komrij, een Rudy Kousbroek, een Karel van het Reve. Of van wat langer terug een Johan Huizinga, of een E.J Dijksterhuis; om me tot de 20e eeuw te beperken.
Het gaat dus om een wedstrijdje wat de beste Nederlandstalige fictie voor volwassenen is. Kinderboeken worden uitgesloten, terwijl die waarschijnlijk bijzonderder zijn dan de romans.
Nu heb ik hier vaker mijn verbazing uitgesproken dat het promoten voor cultuur tegenwoordig altijd in de vorm van een wat onnozel wedstrijdje appels tegen peren moet gaan. Juist omdat bij dit soort strijd het breed gekende altijd van het werkelijk bijzondere zal winnen. [Tenzij er een actiegroep opstaat, en een boek van mijnheer Fortuyn alsnog de prijs wint. Elk mag een eigen titel opgeven, in tegenstelling tot wat soms al wordt gedacht.]
Enfin, ik lees ook weleens wat. Toch wel 93 titels van de 250 voorgeselecteerde meesterwerken, zo leerde mij een snelle telling. Maar heel veel zijn daar de laatste tien jaar niet bijgekomen, ik ben een beetje uitgekeken op de Nederlandse prozabreiers. Het is me allemaal wat te mager; te vaak draaiend om het ergerlijke eigen ikje.
Zadie Smith schreef dan misschien wel dezer dagen dat alle romans in een canon mislukkingen zijn. Maar ik heb meer gelezen dan alleen Nederlandstalig werk; sommige mislukkingen zijn toch echt erger mis dan anderen.
Als ik dan toch éen Nederlandstalig boek moest nomineren, dan Bert Keizer’s debuut Het Refrein is Hein. Dit is zo’n goede roman, dat ik ooit vergeten was dat het boek geen fictie is.
Vanzelfsprekend ontbreekt zo’n boek dan op de longlist.
Noam Chomsky, die ik altijd voor de grootste criticus hield van de media in de VS, verraste me laatst toch nog met een observatie. Niet hij was kritisch. Hij kende journalisten die veel negatiever zijn, en het systeem nog veel rotter, oppervlakkiger, en partijdiger noemen. En toch bleven zij hun beroep uitoefenen, maar wel door hun systeemkennis cynisch en berekenend te gebruiken.
Jammer genoeg zal ik hun namen waarschijnlijk nooit te weten komen.
Maar, hun positie vind ik wel interessant. En dat is ook éen van de redenen dat ik de roman Het refrein is Hein van Bert Keizer zo goed vind, of de boeken van John McPhee. Deze auteurs hebben het over professionals die goed de gebreken in hun vak zien, daar grapjes over kunnen maken; en tegelijk de systeemfouten ook berekenend voor hun eigen voordeel kunnen aanwenden.
Wat daarmee op papier komt, is meer dan alleen een leuk verhaal.
Het lijkt misschien overdreven om Chomsky, Keizer, of McPhee aan te halen om de verdiensten van een krantenstrip te bejubelen, en toch moet het maar even zo. Want, de strips van Hanco Kolk en Peter de Wit hadden ooit, in potentie, die geïnformeerd cynische kant. Dat nuttig gemaakte wantrouwen. Via Sigmund werden vrolijk de uitwassen in de geestelijke gezondheidszorg tot in het belachelijke uitvergroot. En in S1ngle werden zelfs twee wereldjes op de korrel genomen; die van de gezondheidszorg, en van de man-vrouw relaties.
Helaas zijn beide strips, door hun lange looptijd wellicht, ondertussen alle scherpte kwijt.
De harde grappen over mannen in S1ngle lijken te zijn verdwenen. Al eerder betreurde ik het dat er nooit meer echt met iets wordt afgerekend, zoals ooit gebeurde in een reeks strips over de clichés in contactadvertenties. En thans is S1ngle een TV-serie geworden, op een vrouwenzender. Met wat leuke mokkels d’rin, bordkartonnen situaties, en alleen maar voorspelbare grappen. Is werkelijk alles volkomen onschadelijk vermaak geworden, na een ooit zo veelbelovende start.
Humor mag hier niet bijten. Dat is een wet.
Taal is gereedschap waarmee we werk verrichten: roepen, ontkennen, groeten, vragen, bevelen, beschrijven, bidden, verzinnen, smeken, allemaal talige activiteiten die elk hun eigen sfeer hebben. Zo’n activiteit is als een spel waarbinnen bepaalde regels gelden, die je niet probleemloos mee kunt nemen naar een ander spel. Veel taalspelen lopen in elkaar over en de verwarring die dat oplevert is dikwijls beheksend voor ons begrip.
Bert Keizer, vandaag in Trouw
Criticus Jeroen Vullings hield een bliksemenquête onder de Twitteraars die hem volgen. Wat waren volgens hen de beste vijf Nederlandse romans?
Enfin, ik ben nieuw op dat schoolplein. En stuur braaf mijn lijstje op. Onder het voorbehoud dat een roman een boek is waar iets niet aan deugt.
En natuurlijk is mijn lijstje vreemd. Alleen al omdat ik morgen weer wat anders vind. En het boek van Esther Jansma heette later ineens een dichtbundel in een verzameld werk. De Den Uyl is een verzameling verhalen die alleen hijzelf een autobiografische roman heeft genoemd. De Tepper is een novelle.
Maar, deze boeken kunnen goed nogmaals gelezen worden. En dat mankeert er bij de boeken uit de gebruikelijke canon nogal eens aan. Als daarop niet al volkomen overschatte boeken prijken; die in hun tijd misschien iets te zeggen hebben, maar inmiddels verouderd zijn.
Dus schreef ik Vullings ook nog dat een top3 van de meest overschatte romans geen verkeerd idee zou zijn. Maar, dit bleek dom van mij te zijn. Natuurlijk is een publieksenquête naar de beste roman, direct al een goede weergave van wat ik sterk overschatte boeken vond. Toegegeven, die Grunberg las ik nog niet; maar gezien mijn oordeel over een andere roman van hem komt dat er evenmin nog van.
Vullings eindlijst is:
Wat ook nog eens aantoont dat jongeren Twitter inderdaad met reden een medium voor oude zakken vinden.
[…] Tegelijk had ik bij dit boek steeds het gevoel een ongeluk mee te maken. Maar, wat was dat ongeluk dan? […]
[…] In het voorwoord van dit boek noemt Bert Keizer het denken een activiteit die moeilijker is dan gedacht. En uiteindelijk lijkt hij Wittgenstein vooral te waarderen als iemand die een hoop denken obscuur heeft gemaakt, door te wijzen op de onvolmaaktheden van taal. Wat als gedachte geformuleerd kan worden, is lang niet altijd wat. […]
Niets zou me mogen verbazen over het cynisme van de media. En toch gebeurt er altijd weer wat dat nog merkwaardiger is dan ik het had kunnen bedenken.
Zo dacht de firma Eyeworks dat het een goed idee was om permanente camera’s op te hangen op de afdeling spoedeisende hulp van het VU medisch centrum [VUMC]. Enkele medewerkers hielden vervolgens bij wat er aan interessante plaatjes binnen kwam, en hup een nieuwe televisieserie was geboren. Dat hiervoor de privacy van duizenden mensen was geschonden, of de vertrouwelijkheid van de arts-patiënt relatie, ach.
Dit gegeven haalde pas het nieuws toen bleek dat niet iedereen die in zijn ellende gefilmd werd om toestemming was gevraagd.
Alsof mensen die geen ervaring met de media hebben beseffen welke impact kan volgen op een krabbel onder een vrijwaringsbrief.
Nu ja, van mediaproducenten verwachten dat ze mensen tegen zichzelf in bescherming nemen, is al jaren te veel gevraagd. Heel veel televisie is inmiddels afzeik-TV; een freakshow waarvoor het publiek gewoon thuis kan blijven; de kermis trekt vanzelf langs.
Alleen is er dan nog dat ziekenhuis, en de leiding daarvan die toestemming gaf om patiënten ongemerkt te filmen in hun misère. Alles onder het mom: dat is goede PR.
Nu lopen er telkens ook schrijvers rond op afdelingen van het VUMC, en deze schrijven daarop een boek over wat ze daar zagen. Bert Keizer deed dit ooit, en die was vervolgens zo kies om zijn beschrijvingen in de vorm van een roman uit te brengen. Alles met als doel om de echte patiënten niet herkenbaar te maken.
Dus kan het wel dat iemand van buiten iets doet of maakt dat vervolgens heel goed verduidelijkt over hoe medici functioneren, en op welke problemen zij stuiten in hun dagelijkse praktijk.
Maar dat paar schrijvers volstond de VU blijkbaar niet. Wie leest er nog boeken tenslotte.
En daarop bleken de VU-bestuurders donderdag nog verbaasd ook dat hun beslissing kritiek opriep. Om een dag later ineens hun medewerking aan het programma in te trekken. Ironisch genoeg mede omdat zij aan den lijve voelden hoe het was om door een stomme fout ineens uitgebreid op televisie te komen; en daar de gevolgen van te moeten dragen.
Ze gaan nu in veertig woningen één kopje afwassen in plaats van veertig kopjes in één instelling. Iedereen kan uitrekenen wat per saldo duurder is. Dus gaan gemeenten flink beknibbelen op kosten en krijgen mensen thuis ook slechte zorg.
Bert Keizer in: ‘Verpleeghuis is de schuur van de losers’
[…] Het begon allemaal met het regelen van hulp aan terminale patiënten. Daarop drongen chronisch zieken aan recht te hebben op euthanasie. Vervolgens de psychiatrische patiënten. Toen kwamen de ouderen die aan een opeenstapeling lijden van ouderdomsklachten. En dan is er ook nog de groep dementen, die weliswaar ooit beslist kunnen hebben om dood te willen als de aftakeling te ver zou hebben toegeslagen, maar die inmiddels toch al te ver heen kunnen zijn om daar nu nog zelfstandig over te oordelen. […]