functies van de media iii
Wat zijn de belangrijkste eisen waaraan de media zouden moeten voldoen? Laat ik die vraag eens stellen. Al was het maar om me even van de vervelende taak te verlossen het werkelijke medialandschap in Nederland zo goed mogelijk te beschrijven en interpreteren.
Nee, is er een ideaal te formuleren? Of strandt zelfs dat op de wetten in de weg en de praktische bezwaren?
Een ideaal zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat iedereen de standpunten van zijn politieke beschouwing of religieuze overtuiging terug moet kunnen vinden in media. Zolang die wettelijk oirbaar zijn, natuurlijk.
Maar dan nog.
In het rapport Focus op functies van de WRR is er veel aandacht voor het begrip pluriformiteit. Maar wat bedoelt de Raad daarmee? Nogal zelfverzekerd staat er:
Pluriformiteit is zowel een zeer centrale waarde in het mediabeleid, alsmede een van de meer veranderlijke waarden in termen van de (politieke) invulling ervan. Afhankelijk van politieke omstandigheden en marktontwikkelingen varieert de interpretatie van deze waarde sterk.
blz 31
In het rapport wordt vervolgens deze indeling gehanteerd:
- pluriformiteit van aanbieders (vaak aangeduid als pluraliteit);
- pluriformiteit ‘binnen’ aanbieders (inhoudelijke variatie van het aanbod van een en dezelfde producent);
- pluriformiteit (of diversiteit, variatie, onderscheidendheid) van het aanbod zelf in termen van inhoud en genres;
- pluriformiteit van de vraag.
blz 93
Maar vervolgens krijgt dat geen concrete invulling. Nee sterker nog, met de pluriformiteit in de media gaat het eigenlijk steeds beter:
In algemene zin kan worden geconcludeerd dat pluriformiteit als waarde van groot belang blijft, maar dat pluriformiteit als publiek belang geen versterking vraagt, omdat veel nieuwe ontwikkelingen de realisatie van deze waarde uitdrukkelijk begunstigen. Een tocht op internet of een bezoek aan een tijdschriftenkiosk leert dat er sprake is van een veelkleurig aanbod. Blijvende monitoring is natuurlijk ook hier nodig, daar de ontwikkelingen zich vooral bij nieuwe media zoals het internet nog onvoldoende hebben uitgekristalliseerd.
blz 95
Internet brengt de zegen dus, zonder dat ook maar geformuleerd wordt welke problemen dat dan zou oplossen.
Laat ik een concreet voorbeeld noemen. Er zijn nog 467 gemeenten in Nederland, met 467 ambitieuze colleges van burgemeester en wethouders. Maar hoe krijgen de inwoners van die gemeenten over al die plannen te horen? Als er geen lokaal huis-aan-huisblad is, en alleen een lokale radiozender die financieel afhankelijk is van een gemeentelijke subsidie? Tellen de websites van de lokale politiek partijen dan ineens mee?
Kortom, de grote vraag is of te meten is of de media voldoende pluriformiteit bieden. Want, daarvoor zullen dan waarschijnlijk toch inhoudelijke gronden opgesteld moeten worden. Terwijl overheden inhoudelijk niets kunnen sturen, vanwege die vrijheid van meningsuiting of die van drukpers.
Het Centraal Planbureau schrijft in het rapport Onderweg naar morgen [mediabeleid is een soap, hoe treffend], dat op dezelfde dag verscheen als de WRR-studie:
Het is niet goed te bepalen of de markt het ‘juiste’ niveau van pluriformiteit, verscheidenheid en onafhankelijkheid tot stand brengt. Het ‘juiste’ niveau is immers niet gepreciseerd. Wel kunnen we aangeven wanneer het risico dat de markt faalt groter is. Wat pluriformiteit en onafhankelijkheid betreft, is dit risico groter als het media-aanbod advertentiegefinancierd is.
blz 45
Ik begrijp dus niet goed wat de WRR nu allemaal beweert. Het klinkt allemaal wel aardig, maar op de keper is het zo weinig, nu ja, ‘wetenschappelijk doordacht’.
[x]#1063 fan vrijdag 11 februari 2005 @ 20:00:00